Jante Wortel houdt haar lezers een spiegel voor, terwijl ze het verhaal van een toxische relatie vertelt.
Ze praatte voor het eerst met hem op de nieuwjaarsborrel van het bedrijf waar ze allebei werkten. Natuurlijk had ze hem al eerder gezien, maar ze was altijd op afstand gebleven omdat ze voelde dat hij niet helemaal spoorde. Op de borrel bood ze hem een ingang, en die nam hij, ook al bleef het ongemakkelijke gevoel nadien aanhouden. In Ik, de ander beschrijft Jante Wortel hoe een vrouw in een toxische relatie terechtkomt en hoe moeilijk het is om er nadien een einde aan te maken, want zoals de man zegt: ‘Als ik je toelaat, dan laat ik je er ook niet meer uit, snap je dat? Zelfs niet als je dat wilt. Dan heb je daar niets meer over te zeggen.’ Wat volgt, is vernedering, liefdeloze seks en zijn uitspraak dat hij ‘een kind in haar wil stoppen’, ook al houdt hij in feite niet van haar. Nee, zegt hij recht in haar gezicht, hij houdt van die ander, bij wie hij op bezoek gaat als zij niet welkom is bij hem, maar misschien zal hij ooit nog wel van haar gaan houden.
De vrouw aanvaardt dit allemaal, omdat ze eenzaam is, maar ook omdat ze geplaagd wordt door een schuldgevoel. Ze heeft net een relatie van zeven jaar achter de rug die ze eigenhandig de nek omdraaide. Ze was weliswaar nooit ongelukkig bij haar ex, maar hij kon haar ook niet helemaal geven waarvan ze droomde. Ze was content, en dat was niet voldoende. Dus brak ze met hem, en hoe verder de breuk in het verleden komt te liggen, hoe meer ze gaat denken dat ze het niet waard is om goed behandeld te worden en dat de terreur waaraan haar nieuwe vriend haar onderwerpt meer dan verdiend is.
Centrale zin: Als ik je toelaat, dan laat ik je er ook niet meer uit, snap je dat?
Wortel beschrijft het allemaal vanop een afstand, licht fatalistisch ook, in ultrakorte hoofdstukken van maximaal drie pagina’s. Als lezer zit je zo scène na scène met je neus op de barre feiten, ook al gaan die nooit de fysieke kant op. Ik, de ander gaat over psychologische terreur, geen lichamelijke. Daarbij komt ook de psychologie van de man in beeld, want Wortel overstijgt in haar roman gelukkig het zwart-witdenken over dader en slachtoffer. Het is geen aanklacht tegen dé man, maar eerder een psychologisch portret van twee beschadigde mensen die vastzitten in zichzelf. Dat blijkt vooral wanneer de man en de vrouw samen naar Scarface kijken en hij opgewonden raakt van de les die hij in de film meent waar te nemen, dat in de wereld alles om macht draait en dat je altijd voor jezelf moet opkomen. In feite ziet hij zich als een anarchistische Unabomber, terwijl hij niet veel meer is dan een zieligaard die vastzit in zijn eigen hersenspinsels en daar ook nog eens stevig onder lijdt. En het is op dat moment dat je als lezer de blik naar binnen werpt en je je afvraagt hoeveel er van die naamloze man en vrouw in jezelf zit.