In zijn roman ‘Tandenjager’ biedt Auke Hulst (te) veel om in te bijten

3,5 / 5
Auke Hulst, auteur van ‘Tandenjager’ © Belga

Auke Hulst, Ambo / Anthos

Tandenjager

432 blz, 26,00 euro

3,5 / 5

Kan een schrijver te veel zijn best doen? Ja, toont Auke Hulst, wiens Tandenjager bezwijkt onder ambitie en mateloosheid.

‘Het is fruit rapen na een windhoos’, denkt Vos Jacobsz wanneer hij op 16 juni 1815 over het slagveld van Quatre-Bras wandelt, waar de geallieerden net het hoofd hebben geboden aan de Napoleontische troepen. Je struikelt er over de lijken en dus ook over de buit, wat in het geval van Vos tanden zijn. Hij is immers de tandenjager uit de titel van Auke Hulsts nieuwe roman, op zoek naar gave exemplaren die hij uit de kaak van de doden beitelt, en waar in Londen grof geld voor wordt betaald – zeker voor volledige gebitten, daar kun je een fortuin voor krijgen. Maar wanneer hij op het grandioos mooie gebit stoot van ene Amadeo d’Isenbard, zoals de brieven in de zak van de dode verraden, beslist hij dat voor zichzelf te houden. Het zal hem op lange termijn een nog groter fortuin opleveren, denkt hij, want zijn eigen bruine en afgebroken tanden zijn als de rotte sporten van de maatschappelijke ladder. En dus ondergaat hij een lange en pijnlijke operatie die hem een schitterend ongeschonden paar nieuwe bijters bezorgt.

Centrale zinnen: Zo is de mens. Je mag er niet te veel van verwachten.

En zo geschiedt, want eens terug in Amsterdam huurt hij met de opbrengst van de overige tanden een patriciërswoning op de Keizersgracht, beseffend dat grandeur geld aantrekt, zelfs wanneer die grandeur op schulden berust. Het is zo dat hij in contact komt met Margaux, een Franse markiezin wier vader onder de guillotine terecht is gekomen en over wie een aura van mysterie en gevaar hangt. Het is een feeks, krijgt hij te horen, maar verdwaasd door zijn libido en zijn verlangen om voortaan tot de hogere klasse te behoren, slaat hij die waarschuwingen in de wind. Tot hij te laat ontdekt dat de Amadeo wiens gebit hij draagt de geliefde van Margaux was en deze vrouw wel heel tuk is op mensenbloed, waaronder het zijne. ‘Je hebt de tanden van mijn mensensoort’, zet ze hem weer netjes op zijn maatschappelijke plek, ‘maar je hebt niet het bloed en niet het speeksel en niet de kennis en niet de manier van denken’.

Auke Hulst, bekend van zijn in 2022 met de Boekenbon bekroonde De Mitsukoshi Troostbaby Company, staat hier op het toppunt van zijn kunnen. Zijn zinnen zingen het hele boek lang en hij beschikt over een feilloos oog voor couleur locale en historische details, waardoor hij net zo overtuigend het Londen van 1816 als het New York van 1968 weet neer te zetten. Hij gaat dieper in op de intellectuele discussies die begin negentiende eeuw speelden, citeert verschillende schrijvers, haalt er schilderijen bij en laat Vos op een bepaald moment zelfs naar een suikerplantage in Suriname vluchten, waar hij zich ontpopt als een tegenstander van de slavernij. Hulst wil veel zeggen en nog meer suggereren, maar vergeet dat de meester zich toont in de beperking.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content