In ‘Echo van de tijd’ onderzoekt Jeremy Eichler welke herinneringen muziek kan overbrengen
Jeremy Eichler
Echo van de tijd
Oorspronkelijke titel: Time’s Echo, The Second World War, the Holocaust, and the Music of Remembrance, 400 blz, 34,00 euro
Getuigen van WO II zijn er bijna niet meer, aldus muziekcriticus Jeremy Eichler, maar kan de toenmalige muziek ons vandaag nog iets over de Holocaust vertellen?
Arnold Schönberg had zich de première van A Survivor from Warsaw wellicht anders voorgesteld, maar soms moet ook een wereldvermaard componist roeien met de riemen die hij heeft. Op 4 november 1948 stroomden ongeveer 1600 mensen het naar jongenszweet ruikende Carlyle Gymnasium van de University of New Mexico in Albuquerque binnen. Even later zette de dirigent zijn Civic Symphony Orchestra aan het werk en viel het uit cowboys en boeren bestaande amateurkoor netjes in. Het eerste requiem voor de Holocaust was een feit, en wat voor een. Het publiek eiste meteen een tweede opvoering van het stuk, dat filosoof Theodor Adorno een muzikaal Guernica heeft genoemd. Dat de première in een achterlijk gat plaatsvond, zoals de Amerikaanse pers schreef, kwam vooral doordat de befaamde dirigent die er eerst mee aan de slag zou gaan het te deprimerend vond.
Echo van de tijd focust op vier composities over de gruwelen van WO II, stuk voor stuk hoogtepunten uit het oeuvre van de componisten.
In Echo van de tijd gaat de Amerikaanse kunst- en muziekhistoricus Jeremy Eichler op zoek naar de wijze waarop muziek het verhaal van de gruwelen van WO II kan vertellen. Hij focust daarbij op vier composities, naast A Survivor from Warsaw ook Richard Strauss’ Metamorphosen, Benjamin Brittens War Requiem en Dmitri Sjostakovitsj’ dertiende symfonie, Babi Jar. Het zijn hoogtepunten uit het oeuvre van de componisten die, in het geval van Britten, zo in hun tijd ook al werden gezien, of net werden verguisd, wat Sjostakovitsj te beurt viel. Een gedicht van Jevgeni Jevtoesjenko over het doodzwijgen van de nazimoord op 33.000 Joden nabij Kiev op muziek zetten, vonden de Sovjets immers niet zo tof. Dat die nazi’s heel goed geholpen waren door de Oekraïners, had daar natuurlijk veel mee te maken, net zoals het aloude Russische antisemitisme.
Eichler neemt in zijn boek zijn hoed af voor W.G. Sebald en hanteert eenzelfde stijl. In plaats van recht op zijn onderwerp af te gaan cirkelt hij er elegant omheen, waarbij hij steeds nieuwe facetten ontdekt van wat het inhoudt zich iets te herinneren en het te herdenken. Hoe kan iets abstracts als muziek betekenis overbrengen, vraagt hij zich af, en waaruit bestaat die betekenis dan? Alvast uit veel meer dan de componist bedoelde. Ook de luisteraar doet zijn duit in het zakje. Zo eindigde Strauss begin 1945 zijn Metamorphosen met een Beethoven-citaat waar hij ‘In Memoriam’ bij schreef. Had hij het over Hitler, zoals sommigen meenden, of over de Duitse cultuur en haar grote huizen? Eichler gaat eerder voor het tweede en meent dat we verder moeten durven te gaan dan Strauss zelf. Vandaag is zijn muziek misschien ook wel een in memoriam voor de twee Joodse wetenschappers die voor zelfmoord kozen en een briefje achterlieten met: ‘Wij vinden het beter om in het vaderland te sterven dan in den vreemde te verkommeren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier