In ‘De Zoutwegen’ beschrijft visserszoon John Goodlad hoe er de voorbije eeuw een noordelijke cultuur verloren ging
John Goodlad, Noordboek
De zoutwegen – Hoe vis de Europese cultuur veranderde
Oorspronkelijke titel: The Salt Roads – How Fish Made a Culture, 292 blz, 26,00 euro
Tijdens haar bloeiperiode voorzag de Shetlandse visserij half Europa van gedroogde of gezouten vis, toont John Goodlad, tot WO I er een einde aan maakte.
Als je van de Shetlands naar de (autonome Deense) Faeröereilanden wilt reizen, moet je via Aberdeen en Londen naar Stockholm om daar een vlucht naar Tórshavn op de Faeröer te nemen, waarbij je – als het weer wat meezit – op een gegeven moment diezelfde Shetlands onder je ziet liggen. De meest noordelijke van alle Britse eilanden zijn vandaag volstrekt op het zuiden gericht, schrijft John Goodlad in De zoutwegen, terwijl de Faeröer dichterbij liggen dan Edinburgh, en IJsland dichterbij dan Londen. Heel lang was het anders: vóór 1469 natuurlijk, toen de Shetlands nog deel uitmaakten van de oude Vikingwereld en er overal Norm werd gesproken, maar ook nog in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, toen de Shetlanders op grote schaal kabeljauw en haring in de noordelijke wateren vingen en daarmee grote delen van Spanje en Oost-Europa van de nodige eiwitten voorzagen.
Zoals Nobelprijswinnaar Haldor Laxness zei: ‘Als het erop aankomt, draait het leven toch vooral om gezouten vis.
John Goodlad, de zoon van een kabeljauwvisser en jarenlang CEO van de Shetland Fisherman’s Association, vertelt een verhaal waarin het weer en de internationale politiek een doorslaggevende rol spelen. Zo zorgde het einde van de napoleontische oorlogen ervoor dat de export van gezouten en gedroogde kabeljauw, die tientallen jaren eetbaar blijft, mogelijk werd, en gaf de storm van juli 1832, waarbij 17 boten zonken en 105 vissers omkwamen die export, een nekslag. Nog erger was dan weer de storm van september 1840, toen de helft van de peperdure netten waarmee haring gevangen werd verloren ging en de grootste scheepseigenaar samen met de Bank of Shetland het faillissement diende aan te vragen. Tot in 1876 zou de haringvangst stilliggen, tot de gouden decennia van de Shetlands aanbraken en er voor de kusten van de Faeröer jaarlijks tot wel 113.000 ton haring werd gevangen en er een miljoen vaatjes gezouten vis naar Oost-Europa werd verscheept. Het uitbreken van WO I maakte daar een einde aan, voorgoed, want na de oorlog was zure haring passé.
Goodlad is een boeiende verteller die het net zo goed over de geschiedenis van de Shetlanders en hun taal heeft als over het leven aan boord van de smakken, zoals de kabeljauwboten heetten. Goed vijftien meter lang waren ze, met twaalf man aan boord die per uitvaart tot 25.000 vissen vingen en schoonmaakten, met een handlijn trouwens, want drijfnetten kwamen pas later. De voorbije eeuw is een gemeenschappelijke noordelijke cultuur waarin vissers de verbindende factor waren verloren gegaan, toont hij, want er werd niet alleen vis gegeten, er werd ook poëzie over geschreven, of zoals de IJslandse schrijver Haldor Laxness, in 1955 goed voor de Nobelprijs Literatuur, het zei: ‘Als het erop aankomt, draait het leven toch vooral om gezouten vis.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier