In ‘De Wonderen’ schetst Jeroen Olyslaegers een ongeziene kloof tussen rijk en arm

4 / 5
Jeroen Olyslaegers, auteur van ‘De Wonderen’ © Belga

Jeroen Olyslaegers, De Bezige Bij

De Wonderen

407 blz, 27,00 euro

4 / 5

Net zoals in zijn vorige romans is Antwerpen het echte hoofdpersonage in Jeroen Olyslaegers’ De wonderen, eind negentiende eeuw een stad van wonderen én waan.

‘De wonderen, daar zijn mijn wonderen!’ riep tante Bella toen ze de tweeling Amandine en Ambrose voor de deur van haar landgoed zag staan. Ze verheugde zich erop hen eindelijk iets meer van de wereld te kunnen tonen dan de bekrompen kleinburgerlijkheid van hun ouders, een Antwerpse bankier en zijn brave vrouw. Ze liet hen kennismaken met de pracht en het mysterie van planten en bloemen en toonde hen bij het nuttigen van een glaasje Chartreuse dat de waan van de mannelijke rationaliteit alleen kon bestaan bij gratie van de verdrukking van een vrouwelijke verwondering. Waarom was Bella hun echte moeder niet, vroeg de tweeling zich hoopvol af, nog niet beseffend hoezeer die vrouw hen emotioneel en intellectueel zou beïnvloeden. In De wonderen speelt Jeroen Olyslaegers graag met dergelijke tegenstellingen, die tussen mannelijk en vrouwelijk, rede en irrationaliteit, maar ook die tussen stad en platteland, tussen kapitaal en arbeid, en tussen kolonie en gekoloniseerde.

Het boek begint in 1915, met de 47-jarige Amandine die terugblikt op haar leven en dat van haar broer. In het Edegemse huis dat ze van Bella erfde verzorgt ze de zwaar alcoholische Ambrose, terwijl haar zoon Louis aan het front zit. Geboren onder het sterrenbeeld vissen werd de tweeling getekend door een drang naar vrijheid die hen tegenovergestelde richtingen uit zou drijven. Ambrose omarmde Baudelaire en zijn Fleurs du Mal en zocht verlichting in de roes en het occultisme, terwijl Amandine weliswaar séances organiseerde, maar daarbij nooit de wereld om haar heen verloochende.

Centrale zin: Was deze stad niet helemaal gek geworden?

Zo kwam ze op voor het algemeen stemrecht en keerde ze zich tegen de wreedheden van de Congolese rubberwinning waar haar familie flinke winsten uit puurde. Vrijheid, besefte Amandine gaandeweg, was voor een vrouw een verre wensdroom, ook in zogezegd progressieve kringen. Want geilde Rops in zijn werk niet op onderdrukte vrouwen en deed dokter Charcot niet hetzelfde wanneer hij voor een groot publiek vrouwen hypnotiseerde en hen kunstjes liet uitvoeren? Het zijn ideeën die komen bovendrijven in salonscènes die de schwung soms wat uit de roman halen.

Maar uiteindelijk spelen niet Amandine en Ambrose de hoofdrol in De wonderen, maar – net zoals in Olyslaegers’ vorige romans – de stad Antwerpen. We bezoeken de zoo en de wereldtentoonstelling van 1894, zien hoe de Middenstatie wordt gebouwd en de eerste auto’s over de Avenue De Keyser rijden. Het levert prachtige scènes op met veel oog voor historische details. Eind negentiende eeuw leek alles in een stroomversnelling te belanden, maar waar zou die ongeziene kloof tussen rijk en arm eindigen? Bij Louis in de loopgraaf, lijkt de schrijver te suggereren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise