Een rommelboek over spotgoedkope rommel op het internet. Ik Bezorg Pakketjes in Beijing van Hu Anyan is net wat we niet nodig hebben.
Het is vaste prik bij veel jonge gezinnen. Op vrijdagavond mompelt het kind tussen neus en lippen door dat het tegen maandag een Halloween-kostuum nodig heeft, want het is griezeldag op school. Je onderdrukt een vloek en de gedachte aan de kostschool, en overweegt je opties.
Veel keuzes heb je niet. Je kunt zaterdag de stad in, maar je weet nu al dat je je stuur zult stukbijten wegens de files en het gebrek aan parkeerplaats. Trouwens, de laatste keer dat je door de winkelstraat liep, viel vooral de leegstand op – bestaat dat überhaupt nog, een verkleedwinkel? Voor de tweede mogelijkheid, zelf een kostuum in elkaar flansen met een schoendoos en een oud gordijn, mankeer je tijd, vaardigheid en plakkaatverf. Zuchtend kies je voor de makkelijkste weg: webwinkels in overvloed, zo’n masker kost slechts een paar schamele euro’s, en voor een schijntje leveren ze zondagochtend nog aan de deur. Dankzij die paar klikken hoef je je kind niet te wurgen, en maandag zal je een schattige foto posten van je lieftallige monster van Frankenstein.
Maar we weten het. We weten dat iemand het gelag betaalt. De anonieme sorteerders, de koeriers, de werkmieren die in bloedhete fabriekshallen uren aan de band en de naaimachines staan om onze spotgoedkope bestelling in elkaar te steken. Hun slavenarbeid is ons gemak.
Centrale zin: Meestal luisterde ik er niet eens naar, met gebakken lucht begin je immers geen revolutie.
Onder hen ook Hu Anyan, de Chinese auteur die jarenlang meedraaide op de bodem van de economie. Nadat zijn blog over zijn flexi-jobs viraal ging, goot een uitgeverij zijn posts in een essaybundel, wat een ruimhartig woord is voor een langdradige tekst die vooral uitblinkt in herhaling. Hoeveel pagina’s kun je vullen met dezelfde monotone werkdag?
Natuurlijk zijn de werkomstandigheden die hij beschrijft wraakroepend en mensonterend, en natuurlijk perst China zijn bevolking uit, maar wie een scherpzinnige, kritische aanklacht verwacht, is eraan voor de moeite. Hu houdt de verteltoon zeer luchthartig, alsof werkdagen van elf uur nu ook niet zó lastig zijn, en oh wat kom je capriolen tegen als je met je driewieler tegen de klok pakjes moet bezorgen in Beijing (duimpje voor de originele titel trouwens). En natuurlijk heeft Hu nooit met andermans werkvergunning voor een bedrijf gewerkt; hij komt nog liever om van de honger dan dat hij illegaal aan de slag gaat. Zijn brave toon wekt argwaan op. Het ruikt verdacht veel naar zelfcensuur.
Helemaal lachwekkend wordt het wanneer Hu de wereldliteratuur ontdekt, en zich dankzij Franz Kafka en Ernest Hemingway weet te ontworstelen aan het proletariaat. De knullige slothoofdstukken vol plechtstatige zinnen over zelfrealisatie lezen als een propagandafolder en zijn hele bundel is een belediging voor de uitgeperste koeriers die zondagochtend op onze drempel staan met een plastic pompoen en een zak vals spinrag.