Het verdriet van de engelen – Jón Kalman Stefánsson

Proza vermengd met poëzie raakt meestal kant noch wal. Nochtans klotst ‘Het verdriet van de engelen’ van IJslander Jón Kalman Stefánsson je zowat omver.

HET VERDRIET VAN DE ENGELEN ****

Jón Kalman Stefánsson

Anthos (originale titel: Harmur Englanna), 325 blz., € 21, 95.

‘Woorden maken de wereld groter.’ Jón Kalman Stefánsson doorspekt Het verdriet van de engelen meermaals met die zin, alsof de flagrante waarheid ervan te allen prijze dient te worden rondgebazuind of zelfs ingeramd. Een schrijver die brandt van passie voor zijn kostwinning, how about that. Maar nog veel mooier is wat Stefánsson aanvangt met het middenluik van wat tot een historische trilogie moet aanzwellen.

In het winterse IJsland van twee eeuwwisselingen geleden is het vissersbestaan bepaald geen lachertje. Nietig is de mens er: geprangd tussen dof dreunende bergen en peilloos diepe zee, onmeedogend afgeranseld door de elementen, in Gods vergeethoek gesukkeld. Eén zo’n mens is de jongen. Geen naam, geen leeftijd. Familie: kwijt. Beste vriend: het zoute graf gevonden. Het relaas daarvan vormde de rafelige rode draad van Hemel en hel, het eerste deel van Stefánssons rurale IJslandse triptiek. In Het verdriet van de engelen knoopt de schrijver daar een nieuw lotgeval aan: de nog natreurende jongen moet briefdrager Jens vergezellen op een barre tocht naar het Winterstrand.

In zekere zin lijkt ook Stefánsson vastbesloten zijn eigen weg door het literaire landschap te plaveien. Verwacht bijvoorbeeld geen nauwkeurig voorbereide folkloristische schets van de bonkige negentiende-eeuwse zeevaarder. Of van zijn gezin, dat in door sneeuw overvallen barakken en aan tafels op aangestampte aarde de scheurbuik weer met een weekje probeert uit te stellen. Het is Stefánsson in de eerste plaats te doen om ‘dit bewustzijn dat de mens verheven en duivels maakt’ – de goede oude ziel dus. En om die naar boven te spitten spreekt hij doorlopend de dichter in zichzelf aan.

Als het wit je tijdens het lezen herhaaldelijk voor de ogen slaat, komt dat dus niet alleen door de alomtegenwoordige, tot in de kleinste kieren neerdwarrelende sneeuw (ziedaar, overigens, ‘het verdriet van de engelen’). Neen, Stefánsson ontwringt ook het allerpuurste aan zijn woorden, en zoveel licht en drama ben je niet gewend. Geen gedachte, geen tafereel of hij plaatst er een filosofische kanttekening bij, zijn inlevingsvermogen onttrekt deze novelle aan de naturalistische ellende, en in metafysische pennentrekken bezorgt hij gierende stormwind of asgrijze hemel evengoed een bonzend hart.

Je moet het Stefansson maar vergeven dat hij bijwijlen – zeker als that thing called love in het vizier komt – met het theatrale flirt. Zelfs dan zou je het nog het liefst volmondig met hem eens zijn. ‘Alle getuigenissen, alle verslagen en alle berichten van de wereld zouden over het volgende moeten gaan: Ik kom vandaag vanwege mijn verdriet niet op het werk. Ik zag gisteren die ogen en kom daarom niet op het werk. Ik kan onmogelijk vandaag komen want mijn man is naakt en zo mooi.’

Voor Hemel en hel ontving Stefánsson vorig jaar de Per Olov Enquistprijs. Met Het verdriet van de engelen – ‘over liefde, de kracht van taal, volwassen worden en het verlangen naar wezenlijk contact met een ander’ – hoort zijn ster ook in zuidelijkere windstreken te gaan fonkelen.

Kurt Blondeel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content