Zonen en vaders, het is een eeuwige worsteling. Gewapend met taal gaat de Italiaanse auteur Andrea Bajani het laatste gevecht aan.
Op zijn 41e neemt Andrea Bajani een radicaal besluit. Na een laatste lunch bij zijn ouders trekt hij de voordeur achter zich dicht, vastberaden nooit nog contact met hen op te nemen. De Italiaanse auteur herinnert zich het moment met pijnlijke precisie: zijn schuchtere moeder die een laatste smeekbede tot hem richt, de deur die met een klap in het slot valt, de echo in de traphal. De wonde, maar ook de bevrijding: ‘Ik ben sindsdien van telefoonnummer veranderd, van huis, van continent, ik heb een oceaan tussen ons in geplaatst. Het waren de tien beste jaren van mijn leven.’
Een decennium later kijkt hij terug op zijn problematische relatie met zijn ouders. Zijn tyrannieke vader die met zijn wrok een heel gezin onder de duim hield. Zijn slaafse moeder die naamloos in de schaduw leeft. Zijn zus, die ook een vluchtpoging onderneemt maar er niet in slaagt om aan de demonen te ontsnappen. Bajani legt ook zijn eigen gekneusde ziel onder de loep: waarom heeft hij nooit ingegrepen, waarom heeft hij zijn moeder nooit beschermd tegen de psychische en fysieke terreur, waarom speelde hij al die jaren de rol van brave zoon?
Een slechte jeugd kan een goudmijn zijn voor een schrijver, en het vergt moed om die bruidsschat van Pandora te openen. Soms levert dat wereldliteratuur op – denk maar aan Bezonken rood van Jeroen Brouwers, of recent nog Autobiografie van mijn lichaam van Lize Spit – maar vaak bezwijken auteurs onder de trauma’s. Uitgetikte therapiesessies zijn niet noodzakelijk interessant voor buitenstaanders.
Centrale zin: Niemand wist hoe mijn moeder van haar achternaam heette, niet omdat die was vervangen door die van mijn vader, maar omdat niemand het nodig vond om die naam te kennen.
Bajani is zich bewust van het gevaar, hij weet hoe onbetrouwbaar het geheugen is en hij kent de valkuilen. Zijn nieuwe roman Het jubileum – dit jaar bekroond met de Premio Strega – is een fictioneel werk en hij doet zijn best om elke meligheid of wraakzucht uit de tekst te weren. Zijn klinische aanpak loont: waar mogelijk, houdt hij zich aan de feiten, waar nodig vult hij de zwarte gaten met fictie.
Hij hoeft het verleden ook niet aan te dikken. Sommige passages zijn schrijnend genoeg. Zijn moeder die vlak voor een vakantie haar tanden poetst met toiletwater omdat haar bullebak van een man de waterkraan al heeft afgesloten. De dreigberichten van zijn vader, waarin hij beschrijft hoe hij de woonkamer kort en klein slaat. Bajani die bij elk telefonisch contact een fles grappa achterover slaat om zijn trillende vingers te temmen.
Vreemd genoeg is Het jubileum ook een stilistisch elegante roman. Alsof Bajani met taal een klein kooitje heeft gebouwd waarin hij zijn pijn kan opsluiten. En ook al is de thematiek eeuwenoud, je voelt je als lezer geprivilegieerd wanneer je door de spijlen mag loeren.