Charlotte Van den Broeck, De Arbeidspers
Een Vlam Tasmaanse Tijgers
270 blz, 24,00 euro
Charlotte Van den Broeck raakte een paar jaar geleden in de ban van de Tasmaanse tijger. Ze reisde helemaal naar Tasmanië, het eiland waar het laatste exemplaar in 1936 de geest gaf.
Hoe kun je een diersoort missen die bijna een eeuw geleden verdween, vraagt Charlotte Van den Broeck zich in haar nieuwe boek af. De diersoort in kwestie is de Tasmaanse tijger, waarvan het laatste exemplaar in 1936 in de zoo van het Australische Hobart overleed. De tijger, zo werd in de negentiende eeuw door schapenkwekers verteld, was een roofdier dat zo snel mogelijk uitgeroeid diende te worden, een oproep waar de koloniale overheid graag gehoor aan gaf door een mooi bedragje te voorzien voor iedere huid die werd binnengebracht. Alleen was de tijger geen tijger, maar wel een hond met een kangoeroestaart die wat weg had van een kat en over een buidel beschikte om pups in te laten opgroeien. Een typisch Australisch wezen dus dat nadat men het in drie verschillende taxonomische categorieën had proberen onder te brengen in 1824 zijn eigen geslachtsnaam kreeg: Thylacinus cynocephalus.
In Tasmanië zijn nogal wat mensen ervan overtuigd dat de Tasmaanse tijger nog steeds in het wild leeft.
Toen Van den Broeck vernam dat er in de Antwerpse zoo, op een steenworp van haar huis, tussen 1911 en 1914 een Tasmaanse tijger had gezeten, werd haar interesse gewekt. Hoe was het dier daar geraakt? En in welke omstandigheden had het moeten leven? Maar ook de diersoort zelf interesseerde haar, en dus begon ze onderzoek te doen, wat haar niet alleen naar tal van Europese steden bracht, maar ook naar Tasmanië, waar nogal wat mensen ervan overtuigd zijn dat die tijger nog steeds in het wild leeft.
Maar net zoals in haar vorige non-fictiewerk Waagstukken is Van den Broeck op zoek naar een groter thema: hoe verhalen onze wereld vormgeven. Dat die tijger die in feite een hond was uitgeroeid werd, is immers volledig te wijten aan de verhalen die erover werden verteld, want hoogstwaarschijnlijk had het dier de kracht niet om een schaap van negentig kilo te overmeesteren. En dat gaat ook vandaag nog door, stelt de schrijfster vast, in musea waar er opgezette exemplaren te zien zijn. Zo is de tijger in Parijs een bloeddorstig roofdier met een wijd opengesperde bek, in Grenoble een lieve hond, in München is hij dan weer rood, in Nantes lijkt hij op een kangoeroe en in Wales heeft hij te korte pootjes, waardoor hij iets van een teckel heeft. In feite, zo merkt Van den Broeck tijdens de vele gesprekken die ze met experts over het beest heeft en die jammer genoeg niet altijd even sterk zijn, is die Thylacinus een wit doek waar ieder zijn fantasie op loslaat. De een wil hem weer tot leven wekken en laten groeien in de buidel van een muis, de ander vindt er het bewijs in van zijn eigen complottheorie en een derde, waarmee we bij de treurende schrijfster zelf zijn aanbeland, een symbool voor het grote, door de mens veroorzaakte uitsterven van vandaag.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier