Drie vragen aan Robbert Welagen: ‘Kanker krijgen is een les in nederigheid’

Kanker is geen doodvonnis, maar wel een tijdelijk sterven, schrijft Robbert Welagen in zijn autobiografische roman Averij.

Op een ochtend ziet het hoofdpersonage van Averij in de spiegel een gezwel naast zijn strottenhoofd. Na een paar dokter- en ziekenhuisbezoeken valt het verdict: hij heeft lymfeklierkanker. ‘Jij hebt lymfeklierkanker’ staat er, aangezien Welagen in de tweede persoon enkelvoud schrijft – wat trouwens net zo goed de eerste zou kunnen zijn, want hij kreeg op zijn veertigste echt die diagnose. In Averij – naar de schade die een schip of een lading oploopt midden op de oceaan – geeft de schrijver een secuur beeld van wat ziekte met een mens doet, zowel fysiek als psychisch. Het is een aardser boek dan het etherische Antoinette dat hij eerder schreef, al hebben beide romans een fascinatie voor de kwetsbare en naar houvast zoekende mens.

Waarom heb je Averij in de jij-vorm geschreven, en niet in de ik-vorm?

Robbert Welagen: Omdat dat meer afstand creëerde voor mij als schrijver, waardoor ik een beetje kon geloven dat het mezelf niet overkwam. Het boek gaat tenslotte over vervreemding, en de perspectiefwisseling versterkt dat nog. Bovendien wilde ik de lezer rechtstreeks aanspreken en hem het gevoel geven dat het over hem ging. Iedereen kan kanker krijgen. Onlangs zei iemand die lang chronisch ziek was geweest me dat wanneer ze over haar lijdensweg vertelt, ze daarbij vaak de je-vorm gebruikt omdat ze hoopt daarmee de afstand te kunnen overbruggen en sympathie op te wekken. ‘Stel je voor’, zou je in de spreektaal zeggen. Daardoor voel je je best wel dichtbij.

‘Er gebeurde plots niets meer in mijn hoofd. Anderhalf jaar lang kon ik niet meer schrijven.’

Je haalt de anekdote aan over een boeddhist die van iemand de vraag kreeg wat hij moest doen. ‘Je kopje afwassen’, antwoordde hij. Is dit boek jouw manier om je kopje af te wassen?

Welagen: Kanker krijgen is inderdaad een les in nederigheid. Je hebt gestudeerd en iets opgebouwd, en dan word je gereduceerd tot een zieke, tot een lichaam. Ook al dacht je voorheen als schrijver dat alle belangrijke zaken in de geest gebeurden. Kanker fluit je op zo’n moment terug. Er gebeurde plots niets meer in mijn hoofd. Anderhalf jaar lang kon ik niet meer schrijven. Ik nam mijn gitaar die ik een paar decennia genegeerd had wel weer op, wat me troost bood. Misschien wilde mijn lichaam via die gitaar toen een tegenwicht bieden voor de ellende waarin het zat, tonen dat er ook iets goeds uit kon voortkomen.

Maar tijd heelt niet alle wonden, schrijf je ook. In hoeverre zal deze averij een andere schrijver van jou hebben gemaakt?

Welagen: Dat weet ik natuurlijk nog niet. Ik hoop alleszins dat ik nu aan een volgend boek kan beginnen dat losstaat van mijn ziekte. Ik heb vandaag in het ziekenhuis mijn allerlaatste controle gehad: de kanker is weg. Ik hoop dat ik voortaan het patiënt-zijn achter me kan laten, al besef ik dat de angst en de dreiging nooit helemaal zullen verdwijnen.

Averij ****

Robbert Welagen, Nijgh & Van Ditmar, 243 blz., €22,99

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content