Drie vragen aan Paul Verrept: ‘Ik ben nu zestig en begin stilaan de stilte te waarderen’

Een stad is een goede plek om onrustig te zijn, vindt Paul Verrept, daarom zoekt hij haar ook zo graag op. In zijn nieuwe roman Het Jaagpad, bijvoorbeeld.

Lucas is een zestiger, is net gepensioneerd en wordt af en toe ­geplaagd door donkere doods­gedachten. Hij woont in de stad en reist met de trein naar zijn geboortedorp, waar hij uit zijn ouderlijke huis een jongeman ziet ­komen, Claus leren we, niet toevallig een anagram van Lucas. Want naarmate Paul Verrepts fijnzinnige Het jaagpad vordert, ga je je als lezer steeds meer afvragen in hoeverre de oude en de jonge man verschillende versies van eenzelfde personage zijn. Lucas volgt Claus terug de stad in, waar die zijn eerste studenten­kot betrekt. Hij gaat zelfs naast hem zitten in een filmzaal, op zoek naar een teken van her­kenning. Verrept vertelt geen rechttoe rechtaan verhaal, maar tast in korte zinnen en ­gevatte scènes de contouren af van het bij voorbaat mislukte leven.

Is naast Lucas en Claus de stad het derde personage in uw boek?

Paul Verrept: Een stad is een goede plek om onrustig te zijn. Ik ben op mijn achttiende naar het centrum van Antwerpen verhuisd. Dat er veel gebeurde waar ik me kon bij aansluiten, speelde daarbij een grote rol. De opgewonden rondlopende en in stukken uiteenvallende mensen, geplaagd door een versnipperde aandacht, zijn typisch voor de stad. Ze kunnen er zichzelf uit de weg gaan, door zich over te geven aan de afleiding. In een stad kun je anoniem en toch niet alleen zijn. Dat heb ik altijd graag gedaan, naar een plek gaan waar niemand je kent en je toch tussen de mensen bent.

‘Ik ben nu zestig en stilaan begin ik de stilte te waarderen.’

Hebben Lucas en Claus daarom nooit contact met andere mensen?

Verrept: Mijn boek gaat inderdaad over twee eenzame mannen. Het leven van ­Lucas is een echte kaalslag. Ieder ­contact is verloren gegaan en je ziet hoe dit noodlot zich al manifesteert in de jonge Claus. Zijn eerste avond in de grote stad is er een van zoeken maar niet kunnen ­vinden. Dat determinisme moest er voor mij zeker in, de noodwendigheid in het ­leven van mensen en hoe onvermijdelijk de ­dingen zijn. Ik vergelijk mijn boek graag met twee films die over elkaar worden geprojecteerd, een hedendaagse en een van veertig jaar geleden, waaruit blijkt hoeveel de personages met ­elkaar gemeen hebben. De tijd is geen rechtlijnig ­fenomeen.

Alleen wie stilstaat ziet de dode tijd, zoals u schrijft?

Verrept: De enige ­mensen die stilstaan in een stad zijn de verliezers, de bedelaars. Succesvolle stedelingen staan nooit stil en zijn zich ook niet bewust van de ­gevolgen daarvan. Ze zitten in de groef van een plaat die rondjes draait. Ik ben nu zestig en stilaan begin ik de stilte te ­waarderen. Zijn er geen rustiger plekken om te leven dan de stad, vraag ik me wel eens af, plekken waar ik me beter kan concentreren. Het stadsleven sluit dus beter aan bij wie ik was dan bij wie ik ben, maar ik blijf een onrustig type. Schrijven helpt me bij het zoeken naar rust. Het sluit me buiten uit het leven.

Het jaagpad *****

Paul Verrept, Koppernik, 
117 blz., € 19,50.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content