Drie vragen aan Angelo Tijssens: ‘De jaren dertig zijn niet terug, maar we moeten waakzaam blijven’
We hebben de kleinburgerlijke dromen van onze ouders waargemaakt, aldus Angelo Tijssens. Maar wat nu?
De verteller uit Angelo Tijssens’ tweede roman lijkt een luizenleventje te leiden. Hij is een kunstschilder en is getrouwd met de succesrijke jurist Nicolas. Samen wonen ze in een rustig gelegen huis op het einde van een straat, wat meteen de titel van het boek verklaart. Maar schijn bedriegt, want de man lijkt zijn draai niet te vinden in het huis, net zomin als in zijn huwelijk, dat door eenzaamheid en routineuze seks wordt geteisterd. En dan is er ook nog de aanhoudende regen. Alles lijkt te verpulveren in deze roman die de lezer geen netjes afgebakend verhaal inlepelt, maar hem daarentegen zachtjes de juiste richting in duwt.
Wilde je afrekenen met de verraderlijke droom van het burgerleven in een alleenstaand huisje met tuin?
Angelo Tijssens: Een villa met tuin en een dubbele garage waar ze elk hun auto kunnen parkeren: het was de droom van veel ouders. Vanaf de geboorte van hun kind voorspelden ze hoe zijn leven er zou uitzien. Maar vaak liep het anders. Toen ik opgroeide, waren er op tv twee soorten homo’s te zien: Chris Van den Durpels typetje Jimmy B en Tom Hanks die in de film Philadelphia aan aids overleed. Op het moment dat de queer personen van mijn generatie uit de kast kwamen, dachten hun ouders: zij zijn de volgende. Dat is voor de jongere generaties gelukkig minder het geval. Aids lijkt iets uit een ver verleden en we hebben gelijke rechten. In theorie is alles er, maar wanneer je van dichterbij kijkt, zie je dat er binnen die veilige kaders nog veel geweld huist.
‘Anderhalf jaar geleden ben ik op het einde van mijn straat aangevallen. Tot dan had ik het idee dat het allemaal goed ging.’
Als queer persoon heb je het nog lastiger omdat je constant moet verantwoorden waarom je niet aan de norm voldoet, schrijf je.
Tijssens: Mijn man en ik zijn gelukkig getrouwd, hebben een huis en dus krijgen we vaak de vraag of we kinderen willen. Anderen zien ons dus ook als een ‘normaal onderdeel van de samenleving’. Maar anderhalf jaar geleden ben ik op het einde van mijn straat aangevallen. Tot dan had ik het idee dat het allemaal goed ging en dat zulke zaken alleen anderen overkwamen. Maar veel vrienden hebben gelijkaardige verhalen.
Het wordt dus niet beter?
Tijssens: Dat weet niemand. Veel slachtoffers doen geen aangifte. En als ze het toch doen, dreigt hun aangifte in de verkeerde categorie terecht te komen. Objectieve cijfers zijn er dus niet. Maar als je hoort welke vuiligheid er tijdens de recente verkiezingsdebatten werd gespuid en hoe vlot dat overgenomen werd door veel mensen, moet je toch op je hoede zijn. Ik was zeventien toen de eerste paarsgroene regering besliste dat we mochten trouwen en kinderen adopteren. Het leek, om Francis Fukuyama te parafraseren, het einde van de geschiedenis, maar het verleden is in een andere vorm gewoon teruggekeerd. Ik ben geen cultuurpessimist die beweert dat de jaren dertig helemaal terug zijn, want dat is niet zo, maar we moeten waakzaam blijven.
Het einde van de straat ****
Angelo Tijssens, Borgerhoff & Lamberigts, 250 blz., €24,99.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier