‘De man met de panamahoed’ duikt in het leven van Harry graaf Kessler, de grootste kosmopoliet ooit
Rudi Meulemans, De Bezige Bij
De man met de panamahoed
381 blz, 24,00 euro
Kun je in het leven van een ander dat van jezelf beter leren kennen? Rudi Meulemans probeert het alvast in De man met de panamahoed.
‘Ik ga op zoek naar iemand uit het verleden met wie ik affiniteit voel, iemand door wie ik mij niet langer alleen voel. Vervolgens ga ik over die persoon schrijven en geef ik hem een plaats in mijn wereld. Zo creëer ik mijn eigen familie, een plek waar ik thuis ben’, aldus Rudi Meulemans in De man met de panamahoed. In Voorbij de grenzen (2017), het non-fictiedebuut van deze theatermaker, was die iemand de Amerikaanse schrijver Glenway Wescott, in Een ander leven (2020) de Engelse National Trust-medewerker James Lees-Milne en in zijn nieuwste Harry graaf Kessler, volgens W.H. Auden de grootste kosmopoliet ooit.
Rudi Meulemans beschrijft het allemaal secuur, maar net iets te afstandelijk om perfect te zijn.
Kessler werd in 1868 in Parijs geboren, de zoon van een Anglo-Ierse aristocrate en een Duitse bankier. Vanaf zijn twaalfde hield hij 57 jaar lang een dagboek bij dat uiteindelijk meer dan 10.000 bladzijden en negen banden zou beslaan. Spek naar de bek van Meulemans, die zowel in het dandyisme van Kessler als in zijn idee dat je door de kunst zowel jezelf als de wereld kunt veranderen overeenkomsten vond.
De wild om zich heen schoppende en Richard Wagners jodenhaat en eng nationalisme hatende Friedrich Nietzsche stond in voor Kesslers intellectuele ontwaken. Zozeer zelfs dat hij na de dood van de filosoof samen met Curt Stoeving diens bekende dodenmasker maakte. Met Henry Van de Velde knoopte Kessler een hechte vriendschap aan. Hij liet Van de Velde zijn huis ontwerpen en inrichten en bezorgde hem zelfs een baan in Weimar. Hij stelde Richard Strauss en Hugo von Hofmannsthal aan elkaar voor, waarna die een bijzonder vruchtbare samenwerking aangingen, die onder meer resulteerde in opera’s als Elektra en Der Rosenkavalier, waar Kessler trouwens zelf een flinke bijdrage aan leverde. Hij ontmoette Vita Sackville-West en Virginia Woolf in Berlijn, Thomas Mann in Zürich, introduceerde Edvard Munch in Duitsland, en ga zo maar door.
Tekenend voor de tijd waarin Kessler leefde, is ongetwijfeld hoe enthousiast deze kosmopoliet WO I in trok. Zesenveertig was hij en er vast van overtuigd dat naties bij de gratie van de doodslag leefden. Maar dat enthousiasme was van korte duur. In Namen zag hij de eerste lijken van burgers die door Duitse soldaten koelbloedig waren afgemaakt en in Verdun maakte hij in 1916 een van de grootste slachtingen van de hele oorlog mee. Waar hij het pacifisme van Rosa Luxemburg aanvankelijk verfoeide, omarmde hij het plots innig.
Meulemans beschrijft het allemaal secuur, maar net iets te afstandelijk om perfect te zijn. In Voorbij de grenzen wilden hij Glenway Wescott worden en ging hij daarom zelfs op zoek naar het parfum dat de schrijver gebruikte. Hier blijft hij toch eerder toeschouwer en chroniqueur, alsof Kessler een ver familielid is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier