Auteur Akira Mizubayashi: Voor het Westen lijkt Japan een toonbeeld van democratie, maar niets is minder waar’

© National
Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

Hier nog even onbekend, in Frankrijk een bestseller: Versplinterde ziel, van een Japanner die het Frans omarmd en zijn moedertaal na Fukushima afgezworen heeft.

Tokio, 1938. Violist Yu is de leider van een strijkkwartet met naast hemzelf drie Chinese muzikanten, die ondanks de oorlog met hun vaderland in het imperialistische Japan gebleven zijn. Samen zijn ze Schuberts Rosamunde aan het inoefenen. En dan vallen militairen binnen. De jonge Rei moet, verborgen in een kast, toekijken hoe ze zijn vader en zijn collega’s arresteren, op beschuldiging van verraad. Net voor Yu wordt afgevoerd, wordt zijn viool onder een legerlaars verpletterd. Rei blijft verweesd achter. Hij zal zijn vader nooit meer zien. Decennia later duikt de verbrijzelde viool op bij Jacques, een bejaarde Franse luthier die zich ontfermt over het gehavende instrument. Met engelengeduld herstelt hij de viool. Maar hoe is het snaarinstrument in Frankrijk verzeild? En wat is er van Rei geworden?

Voor het Westen lijkt Japan een toonbeeld van democratie, maar niets is minder waar. Je mag de leidende partij LDP gerust fascistisch noemen.

Met Versplinterde ziel scoorde de Japanse auteur Akira Mizubayashi, die in het Frans schrijft, drie jaar geleden bij onze zuiderburen een bestseller. Er werden 240.000 exemplaren van verkocht en je kunt je makkelijk voorstellen dat ook de rest van de wereld overstag zal gaan. De fijnbesnaarde roman is een ode aan de kracht van muziek tegen de achtergrond van de turbulente Japanse geschiedenis, van de atoombom op Hiroshima tot de kernramp in Fukushima. De ziel uit de titel verwijst overigens niet alleen naar het gekwetste hart van Japan, ‘ziel’ kan ook de binnenkant van een viool betekenen.

We ontmoeten Mizubayashi in het prestigieuze pand van zijn uitgever Gallimard, pal in het artistieke centrum van Parijs. Vlakbij vind je Café de Flore, waar Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir hof hielden. Een straat verder kijk je vanaf de oevers van de Seine uit op Musée d’Orsay en het Louvre. De bedaarde Mizubayashi prijst zich gelukkig: ‘Ik verdeel mijn tijd tussen mijn pied-à-terre in Parijs en Tokio, waar ik aan de universiteit Frans doceer. Ik pendel tussen twee culturen, tussen twee talen, tussen het Oosten en het Westen, wat van mij de eeuwige vreemdeling maakt: altijd ontheemd, altijd te gast.’

Je hebt Frans geleerd door in Japan naar de radio te luisteren. Vanwaar de fascinatie voor die taal? Lag het Engels niet meer voor de hand?

Akira Mizubayashi: Ik ben geboren tijdens de Amerikaanse bezetting, Engels was de taal van de overheerser. Niet dat ik enige rancune heb tegenover de VS – het Japanse keizerrijk verdiende ten onder te gaan – maar om nu de taal van de GI’s over te nemen? Mijn voorliefde voor het Frans stamt uit mijn adolescentie, toen ik de filosofische werken van Mori Arimasa ontdekte. Arimasa doceerde Frans aan de Keizerlijke Universiteit van Tokio maar was nog nooit in Frankrijk geweest. Begin jaren vijftig emigreerde hij naar Parijs. Hij is nooit meer teruggekeerd. Zijn boeken over Descartes en Pascal maakten een diepe indruk op mij en ik raakte geobsedeerd door zijn avontuurlijke levensloop. De arrogante tiener in mij wilde in zijn voetsporen treden, dus begon ik verwoed naar een Franse radiozender te luisteren, vastberaden om de nieuwe Arimasa te worden.

Met succes: je schrijft zowaar in het Frans en publiceert bij het toonaangevende Gallimard. Waarom niet in het Japans?

Mizubayashi: Dat is het gevolg van een intellectuele weddenschap. Tijdens een diner raakte ik aan de praat met Jean-Bertrand Pontalis, een oud-student van Sartre en redacteur bij Gallimard. Hij daagde me uit om te schrijven over mijn leven tussen twee talen. Zo’n uitdaging kon ik niet weigeren en hoewel ik natuurlijk het geschreven Frans onder de knie heb, is het nog iets anders om literatuur in een andere taal te bedrijven. Het was ploeteren, maar uiteindelijk is het gelukt, dankzij de steun van Pontalis.

Maar er is nog een reden. Op 11 maart 2011 vloog ik vanuit Tokio naar Parijs, precies op de dag van de kernramp van Fukushima. Eenmaal geland volgde ik dwangmatig het nieuws uit Japan, ook omdat ik bezorgd was over kennissen die in de buurt van de kerncentrale woonden. Wekenlang zat ik aan het scherm gekluisterd, en met de dag groeide mijn woede. De Japanse overheid minimaliseerde de ramp, net zoals de Russen dat met Tsjernobyl gedaan hadden. Uit schrik voor gezichtsverlies verdoezelden ze de dodelijke impact. Nu nog zijn hele gebieden onbewoonbaar door de radioactieve neerslag, tienduizenden mensen zijn hun woning kwijtgeraakt, maar de regering weigert haar verantwoordelijkheid te nemen. Dat verraad aan de bevolking maakte me razend. Toen heb ik de Japanse taal afgezworen.

De kernramp speelt zijdelings een rol in Versplinterde ziel: je laakt de onderdanigheid van de Japanse burgers. Had je meer protest verwacht?

Mizubayashi: Japanners zijn zeer plichtsgetrouw, op het dociele af. Opstandigheid staat niet in hun woordenboek. Als halve buitenstaander begreep ik niet waarom de Japanners niet massaal op straat kwamen, zeker omdat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki nog vers in het geheugen lagen. Wij weten hoe destructief nucleaire technologie kan zijn. De Japanse gehoorzaamheid staat in schril contrast met de Franse stakingsdrift zoals Macron die nu mag ondervinden. Zoiets zou in Japan nooit gebeuren, temeer omdat de leidende politieke partij, de Liberaal-Democratische Partij, dergelijk protest sluw onderdrukt. Ze hebben de touwtjes stevig in handen. Elke vorm van kritiek wordt vakkundig de kop in gedrukt.

Misschien ben ik misvormd door de Japanse geschiedenis. Laat ons hopen dat ze zich niet herhaalt.

Japan is toch een democratie?

Mizubayashi: Dat zou je denken. Ik heb de indruk dat het Westen zich miskijkt op Japan, ook omdat we het Japanse sprookje koesteren. Dat exotische eilandje met zijn kleurrijke geschiedenis van samoerai en geisha’s, van anime, manga’s en sushi, van economische welvaart: vanuit Europa zetten we graag een roze oriëntalistische bril op maar we blijven blind voor het groeiende nationalisme.

Voor het Westen lijkt het land van de rijzende zon een toonbeeld van democratie, als een feniks opgestaan uit de keizerlijke as, maar niets is minder waar. De LDP is al decennia bijna ononderbroken aan de macht. De facto beschikt ze over een politiek monopolie waartegen nauwelijks oppositie wordt gevoerd. Je mag ze gerust fascistisch noemen. Kijk maar naar haar programma: ze streeft al jaren naar een aanpassing van de grondwet in de hoop de keizer terug op de troon te krijgen. Dat zou ons zeer moeten verontrusten, maar omdat we zo’n trouwe handelspartner zijn en militair naar de pijpen van Amerika dansen, wordt dat neo-imperialisme met de mantel der liefde bedekt. Vorig jaar heeft premier Fumio Kishida het defensiebudget verdubbeld, zogezegd om ons te verdedigen tegen de Chinese dreiging. Daarvoor moest de grondwet aangepast worden – we hebben beloofd nooit nog oorlog te voeren – maar dat bleek geen probleem.

In Versplinterde ziel waarschuwt Yu voor het groeiende nationalisme. Dat verontrust je duidelijk.

Mizubayashi: Zeer zeker. Ik lig er soms wakker van. Het is een wereldwijd fenomeen: overal grijpen nationalisten opnieuw de macht, vaak met zeer conservatieve agenda’s. In Frankrijk scoort extreemrechts al jaren goed, in Italië zijn de erfgenamen van het fascisme weer aan de macht en als ik de pers mag geloven, doet radicaal-rechts het in België onrustwekkend goed in de peilingen. Om over de polarisatie in de Verenigde Staten nog maar te zwijgen.

De rechterzijde doet haar best om gematigd over te komen, maar eens aan de macht vallen de maskers. Dan zijn mensenrechten plots niet meer zo belangrijk. Dan ondermijnen ze de rechtspraak en muilkorven ze de pers. Dat laatste hoeven ze zelfs niet expliciet te doen. In Japan zijn de media in handen van enkele regeringsgezinde moguls en elke journalist die zich kritisch over het beleid uitlaat, wordt als bij toverslag overgeplaatst naar de regionale dienst waar je over de oogstfestivals en de lokale folklore mag rapporteren. Zo installeer je zelfcensuur terwijl je naar de buitenwereld toe kunt betogen dat de persvrijheid heilig is.

Bestaat er volgens jou een remedie?

Mizubayashi: In mijn roman gelooft Yu in de helende kracht van muziek. Letterlijk: de wonde tussen twee oorlogszuchtige naties dichten met kunst. Omdat kunst grenzen overstijgt, zowel van ruimte als tijd. Ergens begrijp ik hem. Tweehonderd jaar na zijn dood dient Beethovens Ode an die Freude als Europees volkslied, als een hymne voor een continent dat eeuwenlang verscheurd werd door oorlogen en zich nu vreedzaam wil verenigen. Dat is mooi, maar is het voldoende? Ik vrees dat Yu naïef is, dat ík misschien naïef ben door te denken dat ik via mijn boeken voor het oprukkende nationalisme kan waarschuwen. Op het gevaar af fatalistisch te klinken: nationalisme eindigt in oorlog. Het is inherent aan die politieke stroming. Zodra je grenzen verheerlijkt, creëer je een vijandsbeeld. Wie aan de andere kant van de streep woont, vormt automatisch een bedreiging. Tot mijn ergernis zijn we de horror van de wereldoorlogen vergeten. Maar misschien ben ik misvormd door de Japanse geschiedenis. Laat ons hopen dat ze zich niet herhaalt.

Rei verzinnebeeldt alvast de hoop. Tijdens de fameuze inval van je boek is hij aan het lezen in Wat voor leven ga jij leiden?, een jeugdroman waar ik helaas nog nooit van gehoord heb.

Mizubayashi: Dat euvel wordt dra verholpen. Dat boek is een in Japan zeer populaire jeugdroman, van Genzaburo Yoshino uit 1937. Ik heb die in mijn kinderjaren ook verslonden. Niemand minder dan Hayao Miyazaki werkt aan een verfilming. Je kent hem ongetwijfeld van Studio Ghibli-animatiefilms als Princess Mononoke en My Neighbor Totoro (en Gouden Beer-winnaar Spirited Away, nvdr.). Miyazaki was eigenlijk op pensioen, maar blijkbaar kon hij niet weerstaan aan die roman. Wanneer die film in de zalen komt, zal het boek ook wereldwijd populair worden. Misschien heeft Yu dan toch gelijk: kunst overstijgt de tijd.

Versplinterde ziel

Op 18.05 uit bij Tzara.

Akira Mizubayashi

Geboren op 5 augustus 1951 in Sakata.

Studeert Frans in Tokio en Montpellier en doceert sinds 1989 aan de Sophia-universiteit in Tokio.

Publiceert eerst essays in het Japans en begint later te schrijven in het Frans.

Breekt in 2017 door met Un amour de Mille-Ans.

Wint met het nu vertaalde Âme brisée (2020), dat uitgroeit tot een bestseller, de Franse prijs van de boekhandels.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content