
In zijn nieuwe roman brengt A.F.Th. van der Heijden zijn twee grote romancycli voor het eerst bij elkaar. Een gewaagd experiment, zo blijkt, al dartelt de bijna-zeventiger nog steeds door de taal als een veulen door de wei.
Wanneer Zwanet Vrauwdeunt, interim-chef van de afdeling Ongediertebestrijding van de Amsterdamse Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst, naar een onderwoning wordt geroepen omdat de bovenburen klagen over een ondraaglijke stank, weet ze niet wat te verwachten. Zeker geen verwilderde vrouw die als een om zich heen klauwende kat het lijk van een man beschermt. Maar dat is dus inderdaad wat ze aantreft. Interessant materiaal voor het boek dat ze over haar werk aan het schrijven is, denkt Zwanet, maar in feite heeft ze andere zorgen aan het hoofd.
Het zijn deze zorgen die ons bij de tweede verhaallijn in A.F.Th. van der Heijdens nieuwe roman Stemvorken brengen. Zwanet is immers getrouwd met toneelschrijver Albert Egberts, een man met een schimmig amoureus verleden, die haar onlangs meedeelde dat net die avond ene Corinne Suwijn op bezoek komt, een fotomodel en de vrouw van een oude vriend. Wat is de relatie tussen Albert en Corinne, vraagt Zwanet zich af, en waarom heeft hij haar nooit eerder voorgesteld aan die ‘goede vriendin’? Hoeft het daarom te verbazen dat het gesprek in de veranda van de Egbertsen stroef begint? Allicht niet. ‘O God voor de Dommen’, vloekt Zwanet in stilte, wat is die Corinne toch een leeghoofdige geparfumeerde paspop.
Centrale zin: Sleutelgaten vormen een hechte schakel tussen voyeurisme en exhibitionisme.
Maar de wijn en de gin-tonic doen wonderen. Albert verdwijnt op de achtergrond terwijl hij lijdzaam moet toezien hoe de twee vrouwen steeds dieper in elkaar opgaan. Wanneer Zwanet Corinne op het einde van de avond buiten laat, volgt er een zoenpartij waar ze allebei versteld van staan. En dat is nog maar het begin van de affaire. Het weekend daarop belanden Zwanet en Corinne in bed, waar ze elkaars lichaam verkennen terwijl Albert door het sleutelgat toekijkt. ‘Oude sleutelgaten doen het glurende oog tranen,’ schrijft Van der Heijden, ‘van de tocht of van wat het te zien krijgt, al naargelang’. Gebeurt dit allemaal wel tegen Alberts zin, begint het Zwanet en Corinne na een tijdje te dagen, of maken ze deel uit van een groter en misschien wel perverser spel dat hij heeft opgezet?
Zoals we van de man gewend zijn, schrijft Van der Heijden alweer grandioos. Niet alleen slaagt hij erin Zwanet en Corinne honderden bladzijden lang te laten vrijen zonder in herhaling te vallen, bepaalde scènes zijn gewoon subliem, zoals die waarin hij Zwanet een slipje laat kiezen en waarbij ze zich voorneemt ooit een fenomenologie van de directoire te zullen schrijven, waarin ze de slip zal bezingen als Verborgen Verberger, naar analogie met de Onbewogen Beweger of de Bedrogen Bedrieger.
A.F.Th. van der Heijden is de auteur van twee gigantische romancycli, De tandeloze tijd en Homo Duplex. Stemvorken maakt deel uit van de eerste, maar slaat de brug naar de tweede. De liefde tussen Zwanet en Corinne staat immers niet los van het verhaal over de kattenvrouw die het lijk van haar buddy beschermt. Twee werelden komen hier samen, en hoe vindingrijk dit ook moge gebeuren, ergens is het ook het zwakke punt van deze roman. Het in de context plaatsen van alle personages en gebeurtenissen haalt jammer genoeg nogal eens de schwung uit het verhaal.
Stemvorken
A.F.Th. van der Heijden, Querido, 888 blz., 29,99 euro.
A.F.Th. van der Heijden
A.F.Th. van der Heijden (°1951), auteur van de romancycli De tandeloze tijd en Homo Duplex, is zonder enige twijfel de grootste oeuvrebouwer uit de Nederlandse letteren. Ieder boek lijkt weer aanleiding te geven tot een paar andere, waardoor Van der Heijden steeds meer de grote spin in het midden van het web van de hedendaagse Nederlandse geschiedenis lijkt te worden. In Stemvorken brengt hij deze twee cycli voor het eerst bij elkaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier