In hoeverre is ons verhaal origineel, vraagt Marc Reugebrink zich af in zijn nieuwe roman, en bepalen we zelf wel hoe het klinkt?
Zinnetjes van zes woorden kunnen we allemaal schrijven. Aan de ribben klevende en zowel van klank als betekenis zinderende paragrafen uit de pen trekken is echter maar weinigen gegeven. Marc Reugebrink is een van die weinigen. In zijn nieuwe boek volgen we Martin van zijn negende tot zijn vierenzestigste, een jongen met een probleem aan de urineblaas die als laatste man – zoals de titel luidt – zowel op het voetbalveld als in het leven iedere aanval op zijn authenticiteit probeert af te slaan, maar faalt. Zijn voetbalmaatje in het ziekenhuis, zijn eerste meisje en zelfs de geboorte van zijn dochter, alles wordt overschaduwd door het grote zwijgen dat altijd rond zijn kwaal heeft gehangen.
Hoe ouder je hoofdpersonage Martin wordt, hoe meer hij merkt dat zijn zogezegde authentieke gedrag in feite een herhaling is van wat zijn ouders al deden, het lot dat ons allemaal beschoren is?
Marc Reugebrink: Iedereen met kinderen heeft al ervaren dat je op een gegeven moment tegen hen kunt zeggen dat ze iets beter niet doen omdat jij uit ervaring weet dat het niet goed afloopt, maar dat het geen zak uitmaakt. Ze doen het toch. We maken allemaal de fouten die anderen voor ons ook al hebben gemaakt. We moeten onze eigen geboorte en dood uitvinden, wat het grote onderwerp is van alle literatuur, van Homerus tot vandaag. Die gaat telkens weer over liefde, geboorte en dood. En belastingen natuurlijk, laat ons die niet vergeten. (lacht)
‘We teren op ideeën waarvan we denken dat ze origineel zijn, maar die heel erg gekleurd zijn door onze tijd.’
Er is niet aan te ontsnappen?
Reugebrink: Nee, je kunt nooit uit je verhaal stappen, hoezeer je dat ook zou willen, ook niet uit de tijd waarin je leeft trouwens. We teren op ideeën waarvan we denken dat ze origineel zijn, maar die heel erg gekleurd zijn door onze tijd, zoals het concept vrijheid bijvoorbeeld, dat in ons geval getekend is door de tachtig jaar vrede waarin we geleefd hebben. Daar lijkt nu een einde aan te komen, waardoor vrijheid een andere invulling krijgt, een beperktere ook. Eigenlijk willen we dat niet, maar we moeten het aanvaarden.
Kun je iemand dan nog wel verantwoordelijk houden voor zijn daden?
Reugebrink: Martin gaat geleidelijk aan inzien dat hij zijn ouders de schuld niet kan geven voor zijn situatie omdat ze ook maar gedaan hebben wat ze dachten dat ze moesten doen. Ook op maatschappelijk vlak is dat een waardevol inzicht. Ik ben vaak in Berlijn, waardoor ik geïnteresseerd ben geraakt in wat er na de val van de Muur is gebeurd in de voormalige DDR. Mensen die indertijd de wetten van dat land volgden, worden nu weggezet als fout en worden daar ook voor gestraft. Als je ooit lid was van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands wordt een deel van je pensioen ingehouden, als was je een misdadiger, terwijl dat voor voormalige leden van de nazipartij nooit het geval is geweest. Als de enen verantwoordelijk zijn voor hun daden, geldt dat dan niet voor de anderen ook?