3 vragen aan Aline Sax: ‘Selfies nemen in Auschwitz vind ik erover’

4,5 / 5
Aline Sax, auteur van ‘Negentien Negentien’ © Belga

Aline Sax, Ambo Anthos

Negentien Negentien

416 blz, 24,00 euro

4,5 / 5

Aline Sax schreef een bloedmooie roman die zich afspeelt tijdens een van de gruwelijkste episodes uit de twintigste-eeuwse geschiedenis.

Wanneer Henry Bennett na WO I terugkeert naar zijn Engelse geboortedorp, wil zijn vroegere geliefde Sarah nog steeds met hem trouwen, maar voor hem is er te veel veranderd. Hij hoort er niet meer thuis, en dus reist hij in de zomer van 1919 naar het in puin geschoten Ieper, op zoek naar een manier om zijn demonen te bezweren. In het om een verfilming schreeuwende Negentien negentien geeft Aline Sax, wier Wat ons nog rest dit jaar bekroond werd met de Boon, een scherp beeld van het frontbestaan, volgens Henry een nefaste combinatie van eindeloze verveling, doffe ellende en pure angst. En van de geestelijke kwelling erna, want hoe sluit je zoiets af? Hoe ga je nadien om met liefde, verdriet en schuld? Hoe kun je, kortom, het doden overleven?

De belangrijkste vraag die je roman opwerpt, is wellicht hoe we ons een gruwelijke oorlog als die van ’14-’18 moeten herinneren?

Aline Sax: Hoe je de oorlog een plaats geeft en herinnert maar tegelijkertijd verdergaat met het leven is een vraag die al mijn personages bezighoudt. Iedereen zoekt daar zijn eigen antwoord op. In 1919 werden er al reizen georganiseerd voor Britten die de West-Vlaamse slagvelden wilden bezoeken. Sommigen kwamen om de graven van hun gesneuvelde familieleden op te sporen, anderen waren gewoon toeristen.  De verhouding tussen beide groepen was gespannen. Op toeristen werd neergekeken, maar vaak waren mensen zowel pelgrim als toerist.

‘Eens er vrede was, wilden de West-Vlamingen beginnen met de heropbouw. Dat botste met de  Britten.’

Gaan we vandaag op een juiste manier om met dat oorlogsverleden?

Sax: Ik vind van wel. De slagvelden moeten bezocht kunnen worden, musea moeten het verhaal vertellen. Het ervaren van dergelijke plekken brengt begrip bij. Ik ben dus helemaal niet tegen dark tourism, zoals dat tegenwoordig heet, maar je moet wel om de juiste redenen gaan. Selfies nemen in Auschwitz vind ik erover. In de Westhoek kun je de slagvelden bezoeken, maar het zijn vooral de honderden Britse begraafplaatsen die een grote sereniteit uitstralen en eerbied en respect voor de gesneuvelden afdwingen. In 1919, toen dat allemaal ontworpen werd, speelde heroïek een grote rol, dat merk je ook aan de Menenpoort, maar in mijn boek wil ik die toch wat ontkrachten.

Is het door die heroïek dat de lokale West-Vlaamse bevolking veelal ontbreekt in het verhaal van WO I?

Sax: Het verhaal van WO I is vooral een militair verhaal, van loopgraven in niemandsland, maar vóór de oorlog was dat natuurlijk geen niemandsland. Daar woonden mensen die geëvacueerd werden en jaren later terugkwamen naar een plek waar geen twee stenen meer op elkaar stonden. Zonnebeke was gewoon weg, net als Poelkapelle, waar men voor het gemak een bordje geplaatst had met ‘ici Poelcapelle’. Eens er vrede was, wilden die mensen, die nooit om die oorlog hadden gevraagd, beginnen met de heropbouw. Dat botste met de  Britten, die er zelfs aan dachten om Ieper te kopen om er een reusachtige herdenkingsruïne van te maken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise