Robert Mitchum excelleerde als filmacteur in ‘cowboy-noirs’; in het dagelijks leven was hij slaapwandelaar. Lee Server schreef Mitchums biografie over een rebel van wie niet duidelijk is waartegen hij rebelleerde.

Door Rinus Ferdinandusse

Lee Server. Robert Micthum. ‘Baby, I Don’t Care’, faber and faber, 590 blz. , E 39

Robert Mitchum wist heel goed dat hij een groot filmacteur was, maar ja, wat schiet je daarmee op? Je wordt betaald om je kunsten te vertonen, dus wat is dan het verschil met een hoer? Robert Mitchum wist heel goed dat hij vaak werd vergeleken met Laurence Olivier, Richard Burton en Marlon Brando, maar ja, Lassie en Rin Tin Tin waren ook beroemde filmacteurs en dié zeikten gewoon tegen een boom. Dus waar zal je je druk om maken? Als Mitchum een film werd aangeboden, las hij het script en lette daarbij vooral op het aantal vrije dagen. Maar ja, omdat je tenslotte toch wat om handen moet hebben, speelde hij in om en nabij 120 films. Misschien ook wel 125 – zelf telde hij ze niet – maar hij wist wél dat hij minstens 40 rollen in dezelfde regenjas had gedaan.

Over Mitchum en zijn films zijn al bij zijn leven heel wat boeken en studies geschreven. Maar nu, zes jaar na zijn dood, is er een uitvoerige biografie die recht doet aan dat cynisme dat hij toen met zoveel verve beleed. De titel: Robert Mitchum ‘Baby, I Don ’t Care’. De biograaf, Lee Server, bevestigt alle bange vermoedens: inderdaad, het kon Robert Mitchum allemaal geen reet, geen ruk, geen scheet, geen fuck schelen. Begon als straatvechtertje ( ‘bloody noses, broken windows’); werd van de middelbare school gestuurd omdat hij in de hoed van een leraar gekakt had, en ging – veertien jaar oud -, naar de mode in die tijd, zwerven, in goederenwagons Amerika door. Schreef gedichten, ontdekte marihuana ( ’the poor man’s whiskey’). Op het platteland stikte het toen (net als nu) van de kwekerijtjes. Mitchum werd kenner: hij kon geblinddoekt, na één trek, Georgia hemp of Louisiana shitweed onderscheiden van California red. Mitchum werd, voor de rest van zijn leven, grootgebruiker: in elk huis dat hij bewoonde, kweekte hij zijn eigen stuff. (Merkwaardig genoeg werd hij maar één keer gearresteerd vanwege cannabisbezit. Hij moest, in 1948, zestig dagen de bak in. Het proces kreeg een immense publiciteit en wonder boven wonder verdubbelde het schandaal zijn beginnende populariteit, opgebouwd met oorlogs- en misdaadfilms. Unieke specialiteit: cowboy-noir. ( Pursued, 1947; Blood on the Moon, 1948)

In het boek vertellen Mitchums toen jonge tegenspelers hoe hij (Hawaï, 1946) elke dag naar de opnamen van Till the End of Time kwam met een liter wodka en acht pakalolos (hasjsigaretten). Elke middag tuurden ze daarom met argusogen naar zijn spel: die drank en drugs zouden toch merkbaar moeten zijn. Ze keken tevergeefs – en dát was (het hele boek getuigt ervan) het ‘geheim’ van Mitchum: er was aan zijn altijd wat slaperige gezicht nooit iets te zien. Niet of hij blij of high of zat was, maar ook niet dat hij acteerde. Bij heel wat filmers die voor het eerst met hem werkten, brak paniek uit als Mitchum voor de camera stond: ‘Hij doet helemaal niks.’ Pas later bleek dan dat de camera wél had waargenomen wat er in Mitchums ogen te lezen stond, en welke gevoelens toch van dat onbeweeglijke gelaat waren uitgegaan.

In alle interviews zei Mitchum dat acteren niks bijzonders was – of je nu God, een admiraal of een arm Chinees wasvrouwtje speelde, het was allemaal ongeveer hetzelfde. Hij was in leven eigenlijk een slaapwandelaar: ‘Als je op mijn oogleden ogen geschilderd zou hebben, zou nooit iemand geweten hebben wanneer ik echt sliep.’ Toen in de eerste jaren van Marlon Brando iedereen jubelde over de acteur, die zich helemaal in zijn rol inleefde volgens de Stanislawski Methode, bleef Mitchum zeggen dat voor hem een liter wodka per dag genoeg was – hij acteerde volgens de Smirnoff Methode.

Sinatra, een vriend, heeft vaak verteld dat Mitchum een groot muziekkenner was; verschillende regisseurs hebben getuigd dat Mitchum vaak scripts voortreffelijk herschreef en dat hij ook prachtige gedichten maakte – die overigens nooit gepubliceerd mochten worden. Bij een bezoek aan Parijs maakte hij grote indruk toen bleek dat hij het werk van Simone de Beauvoir niet alleen gelezen had, maar het intellectueel ook kon waarderen – de avond erop werd hij gearresteerd omdat hij de eeuwige vlam stond uit te pissen. Dat Mitchum die kinderlijke hang naar onaangepast gedrag had, werd vroeger afgedaan als de kleine prijs die voor dat grote talent betaald moest worden.

Lee Server heeft het – in het kader van het ‘Baby, I Don’t Care’ – allemaal uitgezocht; hij interviewde 130 mensen die Mitchum bij opnamen en feesten hadden meegemaakt; hij verzamelde de talloze persberichten over arrestaties, (bar)ruzies en schandaaltjes. Mitchum hield ervan om ruzies via zijn gulp te beslechten. Als regisseurs hem lang hadden laten wachten, liet hij hen, op het moment dat de camera begon te lopen, ook wachten: dan draaide hij zich naar de lens en ontknoopte de broek om de blaas eens behaaglijk te ledigen. Vrouwen die hem begeerden en die hij daarom ongeïnviteerd in zijn hotelbed aantrof, piste hij eruit. Opgenomen wegens alcoholisme in de Betty Ford-kliniek (tegen zijn zin), begon hij elke dag het verplichte zwemuurtje met vanaf de badrand te zeiken. Een guerrilla met regisseur Von Sternberg beëindigde hij door al diens bezittingen in te smeren met stinkende schimmelkaas. (Want hij was ook kaaskenner. Hij reisde eens door Europa met een gigantische vracht aan 36 soorten Franse kaas, die hij ’s avonds laat op zijn hotelkamer op de bank of in bed lag te proeven.)

Een bijeenkomst met zijn Colorado-fanclub begon hem zó tegen te staan dat hij op tafel klom, zijn broek liet zakken en de jongelui met zware knalscheten de kamer uitblies. Want dat kon hij ook goed, zoals de mevrouw ontdekte die – in de business class van een jet naar de westkust – tegen de achter haar zittende Mitchum zei dat ze last van zijn sigaret had. Of hij misschien naar de smoking section wou gaan? De filmster mompelde dat hij liever op zoek ging naar de no-farting section. Korte tijd later dook hij schuin voor haar stoel op, boog zich voorover, draaide zijn kont naar haar toe en liet een scheet. Volgens de acteurs die Mitchum vergezelden, was het niet zómaar een scheet, maar een ongekend lange, diep ronkende windontlasting met zoveel heftigheid dat het leek alsof het vliegtuig uit koers werd geblazen. (Het incident speelde aan het eind van een periode waarin Mitchum, waar hij ook kwam, altijd het boek over de Franse petomaan onder de arm bij zich droeg. Waarschijnlijk had hij het ook met vrucht bestudeerd.)

Uiteraard was Mitchum ook kampioen practical joker: vóór de camera collega Jane Greer innig kussen met een bek vol goed voorgekauwde pruimtabak. Altijd een kwinkslag: toen John Waynes nieuwste vrouw Pilar, een Spaanse, aan hem werd voorgesteld, gluurde hij lang in haar laag uitgesneden jurk en zei: ‘Boy, do you need a new bra.’ Een avonturier: hij pikte, zomaar rondcruisend in zijn Porsche, drie schoolmeisjes op die best mee wilden naar een hotelkamer om een joint te roken, maar van de twee die niet met hem naar bed wilden, sloeg hij de één de ogen dicht en de ander de schouder kapot. Geen aanklachten, omdat hij een beroemd filmacteur was.

Hij weigerde een film omdat de opnamen plaats moesten vinden in Griekenland en hij er niet tegen kon als alle vrouwen om hem heen een snor hadden. Film was trouwens toch al niet leuk omdat het grote geld alleen maar bij die dikgelipte vetzakken van studiobonzen terechtkwam. Toen hij in de jaren ’80, door zijn rol van admiraal Pug Henry in de prachtige televisieserie The Winds of War, een volksheld was geworden, verscheen een interview in Esquire waarin Mitchum achteraf Eichmann toch gelijk moest geven: joden waren onbetrouwbaar. Hij had met vrienden dan ook wel eens het plan gemaakt naar Israël te gaan met grote buttons op: ‘I like Eich’.

Tegen zijn tachtigste kreeg hij kanker in zijn toch al geheel tot slierten kapotgehoeste longen. Toen hij begreep dat het bijna het einde was, stak hij nog zijn laatste Pall MalI op. One for the road, noteert Lee Server. Oog in oog met Magere Hein toch nog rebels. Zoals veel van die Mitchum-gedragingen het stempel rebels min of meer toegeschreven krijgen, zonder dat duidelijk wordt gemaakt waartégen. Vaak lijkt het ordinaire woede over de immer aanwezige Klaas Vaak achter zijn zware oogleden. Onvrede en wrevel over die dooie kop waar hij alleen wat aan had als die verdomde camera aanwezig was. Veel van de hierboven beschreven gebbetjes waren uiteraard geestig bedoeld. De Zweedse filmster Ingrid Thulin met veel geduld leren dat the fog moet worden uitgesproken als to fuck is om heel hard dwaas en dronken te schateren. Maar Server vertelt het allemaal ernstig, vanuit Mitchums I Don ’t Gjve a Damn – en dán wordt heel veel ook naargeestig. Maar het gevolg is wel dat het portret van Mitchum als cocon van de acteur vlijmscherp wordt geëtst: het kost na het lezen van het boek moeite om die vele, prachtige rollen in de herinnering terug te halen. En het wekt verlangen om die films snel weer te zien, in de hoop waar te nemen en te begrijpen wat er dan wél in zijn kop omging.

Mitchum hield ervan om ruzies via zijn gulp te beslechten.

Vrouwen die hem begeerden en die hij daarom ongeïnviteerd in zijn hotelbed aantrof, piste hij eruit.

Hij had met vrienden wel eens het plan gemaakt naar Israël te gaan met grote buttons op: ‘I like Eich’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content