Niemand zag wat een groot schrijver hij was, dus verhuurde hij zijn pen maar aan Hollywood. Pas na zijn dood vielen de schellen de wereld van de ogen. Naar aanleiding van de rijkelijk late verfilming van zijn meesterwerk ‘Ask the Dust’: een portret van een uitgespuwde dwerg die postuum uitgroeide tot literaire reus.

Er vallen veel lelijke dingen te zeggen over John Fante. De cultschrijver was onaangenaam, agressief en onbetrouwbaar. Hij had last van een extreme vorm van braggadoccio – zeg maar: snoeveritis – en achtte zich beter en getalenteerder dan zijn medemens. Hij zag er bovendien uit als een naargeestige kabouter. Mensen die hem kenden omschreven hem als ‘bitter’ en ‘kwaad.’ Kreeg je ruzie met hem, dan kon je een klap voor je kop krijgen. Of je lid gedoopt in inkt, zoals een collega overkwam die Fante had verklikt toen deze in de conservenfabriek een sigaretje had opgestoken.

Maar tegelijk was Fante een onderschat schrijver, die op ongekende wijze inzage gaf in zijn frustraties en hoop, zijn tegenslagen en zijn dromen. Voor de opkomst van Charles Bukowski had niemand zo treffend de worsteling in de goot van Los Angeles vastgelegd. Fante werd klein gehouden door het leven en moest als blikjesinpakker, hulpkelner of stratenmaker aan de kost komen. Nadat zijn eerste romans flopten verkocht hij zichzelf als ‘scripthoer’ aan Hollywood. Al die tijd bleef hij de potentie zien van zijn literaire werk – het enige dat hij van belang achtte. Maar het duurde tot na zijn dood in 1983 voor de wereld het óók zag. Zelfs Hollywood, dat hij zo haatte, heeft nu zijn langvergeten meesterwerk Ask the Dust verfilmd. Wat Fante daarvan zou hebben gevonden? ‘Zie je wel, klootzakken! Ik zei het je toch!’

John Fante werd in 1909 geboren en stond meteen op achterstand. Het was in het deprimerende Boulder, Colorado, thuishaven van vader Nick en moeder Mary, twee Italiaanse immigranten die geregeld voor wop werden uitgemaakt, het scheldwoord voor de achterlijke import-Amerikaan. Nick was een oude macho die zijn godsvruchtige vrouw verbaal terroriseerde. Hij maakte weinig van zijn leven – als hij al werk kon krijgen, was het als ongeschoolde metselaar. Hij zou model staan voor Svevo Bandini in Fantes debuutroman Wait Until Spring, Bandini (1938). Svevo is een lamlendige bruut, die zijn vrouw verlaat voor een rijke Amerikaanse weduwe. Fante verafschuwde zijn vader, maar had stiekem ook bewondering voor diens ontrouw. Begonnen bij een Italiaanse vrouw de jaren te tellen, dan ‘werden hun benen dun en hun buiken zakten uit, hun borsten gingen hangen en zij verloren elke glans.’ Groot gelijk, dus, die ouwe!

Fante, die bij de Jezuïeten school liep, ontwikkelde al snel een diepe afkeer van religie. Zijn held was Nietzsche, de antichrist. Net als zijn literaire alter ego Arturo Bandini wilde Fante niets liever dan zich losmaken uit het religieuze milieu van de spaghettivreter. Hij wilde Amerikaan zijn, John Jones heten en pitcher worden bij de Chicago Cubs.

Zich losrukken deed Fante uiteindelijk door westwaarts te trekken, richting Los Angeles. Het was geen stap die direct veel heil bracht. Hij verhuisde om de haverklap, door nooddruft gedwongen. Uiteindelijk belandde hij in de arme wijk Bunker Hill, decor van veel van zijn verhalen. Hij leefde er onder meer tussen Filippijnse immigranten die hij op het racistische af minachtte.

Nietzsche op de werkvloer

En toch bleef hij dromen. De ongemakken, zo geloofde hij, zouden van tijdelijke aard zijn. Want John Fante ging schrijver worden. En een grote bovendien.

In zijn laatste roman Dreams from Bunker Hill (1982) omschrijft Fante zijn eerste ervaringen met literatuur. Arturo Bandini schooit wat rond in zijn geboortestad Boulder. Hij neemt diverse baantjes – onkruidverdelger, glazenwasser – en neemt evenzovele keren ontslag. De straten lopen vol werkloze mannen, en Bandini slijt zijn uren in de pool hall. Op een dag stapt hij, puur uit verveling, de bibliotheek binnen. Hij slaat er Sherwood Andersons Winesburg, Ohio open.

‘Plots stond mijn wereld op z’n kop,’ vertelt Bandini, die in tranen uitbarst. ‘Ik las en las, en ik was vervuld van hartzeer, en ik was eenzaam en verliefd op een boek, veel boeken, en ik zat daar met een potlood en een notitieblok, en probeerde te schrijven, tot ik niet verder kon omdat de woorden niet wilden komen zoals bij Anderson, ze kwamen alleen als druppels bloed uit mijn hart.’

Fante meende het talent en de intellectuele superioriteit te hebben voor het schrijverschap – tot ergernis van zijn collega’s in de fabriek, die gek werden van zijn praatjes over Nietzsche en Schopenhauer. Maar lang bleef het aanmodderen. Gedurende een jaar dat als zelfopgelegde leerschool diende werd Fante ‘gek van de armoede en de zorgen’. Hij schreef honderd vijftig duizend woorden terwijl hij bijna verhongerde.

Het was H.L. Mencken die Fante uiteindelijk een kans gaf. Mencken was een autoriteit, vooral onder studenten; een ‘great man of letters’. De hoofdredacteur van het literaire blad The American Mercury stond bekend als de antichrist van Baltimore. Hij nam graag stelling in essays, waarbij hij zo ver ging dat de senaat van Arkansas ooit een officiële motie aannam om te bidden voor zijn ziel. Mencken walgde van de puriteinse geest. Puritanisme, zei hij, is de knagende angst dat er misschien ergens iemand gelukkig is.

Fante verafgoodde Mencken. Ik heb mijn God afgezworen, zo stelde hij, en Mencken in zijn plaats aangesteld. Mencken begon brieven te ontvangen van de opdringerige jongeling. Vaak zaten er verhalen bij. Mencken beantwoordde Fante beleefd, maar ook met voortdurende afwijzingen. Tot hij het verhaal Altar Boy terugzond. Er zat een kort briefje bij het handgeschreven manuscript. ‘Beste mijnheer Fante. Wat heeft u tegen typemachines? Als u dit verhaal uittikt, ben ik zeker genegen het te kopen.’

Gedwarsboomd door Hitler

Altar Boy liet in embryo zien waarop Fantes werk zou drijven. Het had de oprechtheid van een biecht, maar was ook ruw en aanstootgevend. Het vertelde over de zondige belevenissen van een katholieke knul en deed een recensent uitroepen dat het verhaal van ‘zeer slechte smaak’ getuigde. Later zou Fantes werk als ‘meditatief’ worden omschreven; vooral omdat Fante zo dicht op de gedachtenstroom van zijn vertellers zat. Het maakte hem een nieuwe, frisse stem in de literatuur – maar ook één die heel lang niet op waarde geschat zou worden.

Fante begon meer verhalen te verkopen, maar wilde liever romancier zijn. Zijn eerste roman rond Arturo Bandini, The Road to Los Angeles, werd niet gepubliceerd, vooral vanwege de grimmige toon. De verteller zet zich af tegen het beklemmende thuisfront, ziet zichzelf als Superman, Dictator en Führer Bandini, hoewel de vernederingen van slecht betaalde baantjes die overtuiging niet lijken te staven. De roman werd in 1936 voltooid, maar pas na Fantes dood herontdekt tussen zijn papieren.

De doorbraak kwam met Wait Until Spring, Bandini, al was het een heel bescheiden doorbraak. Vandaag wordt Wait Until Spring gezien als een absolute klassieker. De openingszinnen behoren tot de allermooiste. ‘He came along, kicking the deep snow. Here was a disgusted man.’ Die man was Arturo’s vader Svevo, die al spoedig de benen zal nemen met de lelieblanke Effie Hildegarde, moeder gebroken en biddend achterlatend. Maar de roman had het tij niet mee. Zijn uitgever bestond het een ‘kritische editie’ van Mein Kampf te publiceren. Het leidde tot een rechtszaak die al het geld opsoupeerde dat in de promotie van Fantes debuut gestoken zou worden. Zo verdween Fantes roman in de obscuriteit.

Fante zou in korte tijd drie boeken publiceren, waarvan Ask the Dust het beste was – mede dankzij een memorabele scène waarin Bandini zijn maagdelijkheid verliest op het moment dat Los Angeles wordt opgeschud door een aardbeving. De recensies waren uitstekend, maar de verkoop niet. Hoe moest Fante aan geld komen?

Hoer(a) voor Hollywood

Via literaire vrienden was hij in contact gekomen met mensen in Hollywood. Zonder ogenschijnlijk talent werd daar met vlot uitgespuwde rommel een vorstelijk weekloon binnengehaald. Fante begon het métier te bestuderen en leerde zichzelf de taal en de houding aan die in Tinseltown werd gewaardeerd. Over zijn armoedige bestaantje in Bunker Hill zweeg hij. Zo rolde Fante in een tweede carrière, die hem een redelijke broodwinning zou bezorgen, maar ook een voortdurende zelfhaat.

Fante zag Hollywood als een noodzakelijk kwaad. Goede ideeën werden niet gewaardeerd en je kreeg te maken met de inmenging van de zedenprekers van de censuur. In een brief aan Mencken omschreef hij het scenaristenvak als ‘de meest walgelijke baan in Gods Koninkrijk,’ omdat je voortdurend moest nadenken over ‘de wensen en de grillen van de filmmachine.’ Aan de andere kant leverde de ‘movie hokum’ hem al snel een paar honderd dollar per week op, een kantoor en een secretaresse. ‘Ik lach en ik lach en ik lach,’ schreef hij cynisch. Veel van zijn filmprojecten sneuvelden weliswaar, of eindigden als middelmatig B-voer – de uitzonderingen waren Full of Life (1957) en Walk on the Wild Side (1962), naar de roman van Nelson Algren. Maar het gemak van het geld was niet verkeerd. Fante trouwde met de dichteres Joyce Smart en betrok een ranch nabij Malibu. Ook werd hij getroffen door diabetes, wat kosten met zich meebracht. Aanpassingen in levensstijl liet hij liever achterwege.

Zo nu en dan – als de filmopdrachten opdroogden of de literatuur weer wenkte – probeerde Fante zich van Hollywood los te maken. Zo schreef hij toch nog een paar goede boeken, maar meestal won Hollywood. Het idee dat John Fante zou worden herinnerd als een groot romancier werd allengs potsierlijker. De droom werd begraven.

Broeder Bukowski

Dat was echter buiten Charles Bukowski gerekend. De drinkebroer-dichter-schrijver, die net als Fante uitblonk in het vastleggen van het leven in de goot, noemde Ask the Dust ‘de beste roman ooit geschreven’. Het was Bukowski die de Black Sparrow Press in 1980 bewoog tot een heruitgave. Voorzien van een voorwoord door de dichter, waarin een scène wordt beschreven die sterk doet denken aan Fantes ontdekking van Sherwood Anderson. ‘En hier, eindelijk, was een man die niet bang was voor emotie. De humor en de pijn, vermengd met een superbe eenvoud. Het begin van dat boek ervoer ik als een wild en ongelooflijk wonder.’

De doodzieke Fante had inmiddels zijn zicht en beide benen verloren. Niettemin voelde hij zich bevestigd in zijn oude liefde voor de literatuur. Hij begon aan zijn laatste roman, Dreams from Bunker Hill, die hij dicteerde aan zijn vrouw.

Vlak na de publicatie in 1982 overleed Fante. Daardoor heeft hij niet meer kunnen meemaken hoe zijn werk eindelijk de reputatie vergaarde die het verdiende. Oscarwinnend scenarist Robert Towne verklaarde dat er wat hem betreft geen betere literatuur over Los Angeles bestaat dan Ask the Dust. De Black Sparrow Press publiceerde stukje bij beetje zijn oude werk, én ongepubliceerde boeken en brieven. Fante werd vertaald, in het Nederlands, het Italiaans, het Duits. In Frankrijk verkocht hij na zijn dood meer dan een half miljoen boeken. Jonge schrijvers – zoals Arnon Grunberg -roemen zijn invloed en zijn gave om onbenullige anekdotes te verheffen tot mythische dimensies.

Het is wrang. De man die de literatuur zag als raison d’être en uitweg uit de goot, steeg na zijn dood niet op naar de hemel, maar naar de top van de literaire Olympus. Zonder zelf één seconde het genoegen te hebben gesmaakt, dat zijn droom was uitgekomen.

Door Auke Hulst

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content