WORLD SOUNDTRACK Awards 2010 Awards 2010

De World Soundtrack Awards – de Oscars voor filmcomponisten – zijn toe aan editie tien. Om dat te vieren komen evenveel wereldvermaarde laureaten naar Gent voor een muzikaal slotgala in het Kuipke. Knack Focus legde zijn oor alvast te luisteren bij vijf van hen: Angelo Badalamenti, Howard Shore, Gabriel Yared, Craig Armstrong en Bruno Coulais.

Wat betekenen de World Soundtrack Awards voor jullie?

Angelo Badalamenti: Elke filmcomponist kent ze, en wie beweert dat het geen egoboost is om in Gent uitgenodigd te worden, die liegt. Met zijn focus op filmmuziek is het festival uniek, zeker omdat de muziek ook live wordt uitgevoerd door de beste muzikanten. Dat ik er in 2008 de Lifetime Achievement Award kreeg, is dan ook een hoogtepunt uit mijn carrière. Dat zo’n prijs betekent dat je carrière er bijna opzit, neem ik er graag bij. (Lacht)

Craig Armstrong: Filmcomponisten worden vaak over het hoofd gezien, hoewel iedereen hun muziek kent. Dat een festival hen eens in de schijnwerpers zet, doet daarom veel deugd. Wees gerust: elke professional uit Hollywood kent het festival. Het heeft een enorme uitstraling. Bovendien is Gent een prachtige stad en is het Belgische bier het beste ter wereld . (Lacht)

Gabriel Yared: Gent is familie voor mij, ook om persoonlijke redenen. Toen ik er in 2004 die prijs kreeg voor Cold Mountain, was mijn score voor Troynet geweigerd, het dieptepunt uit mijn carrière. Aangezien ik van nature niet erg zelfverzekerd ben, was die erkenning van Gent en mijn collega’s toen een enorme opsteker. Ik schat het even hoog in als mijn Oscar, omdat de prijzen in Gent van mensen binnenhet vak komen.

Bruno Coulais: Het is ook een unieke kans om collega’s te ontmoeten: dan kunnen we eens van gedachten wisselen over ons beroep en over cinema.

Was er voor de WSA dan een gebrek aan erkenning voor filmmuziek?

Coulais: Dat niet. Film is een collectieve kunstvorm en je kunt moeilijk beweren dat Ennio Morricone of John Williams voor het grote publiek obscure namen zijn . Alleen biedt Gent onze muziek een nieuw podium.

Armstrong: Gent is het enige festival dat onze muziek uit zijn beeldende context haalt. Nochtans is filmmuziek voor het grote publiek vaak de enige orkestmuziek die het kent. In die zin zijn we de Mozarts en Bachs van onze tijd. Maar dan op ons niveau. (Lacht)

Yared: Tegenwoordig zijn er meer festivals voor filmmuziek, maar Gent was het eerste en blijft het belangrijkste. Vooral in Europa wordt de componist vaak als coauteur beschouwd, dan is het toch vreemd dat het zo lang heeft geduurd voor iemand op het idee kwam.

Howard Shore: De World Soundtrack Awards zijn een prima initiatief. De muziek van John Williams of John Barry is zeker zo bekend als die van Lady Gaga, maar ik zie hen daarom nog niet de klok rond op tv. Een beetje glamour mag ons ook wel eens te beurt vallen, al vind ik het persoonlijk niet erg om op straat niet herkend te worden. Daar ben ik veel te verlegen en paranoïde voor. (Lacht)

Het cliché wil: ‘Goede filmmuziekmag je niet horen.’ Mee eens?

Coulais: Je moet de film dienen, maar toch moet je muziek rijk genoeg zijn om zonder beeld te functioneren. Het is een schizofrene situatie. Enerzijds word je als componist beperkt doorde beelden, maar anderzijds krijgt je muziek er wel betekenis door.

Badalamenti: Geen mens kan zich Jaws inbeelden zonder die ‘dum-dum-dum-dum’. Neem die weg en je ziet een plastic vin dobberen. Muziek en beeld moeten één worden, maar tegelijk moeten de beelden de muziek toelaten om op eigen benen te staan. Althans daarvan ga ik uit als ik aan een score begin. Filmmuziek moet gidsen en ondersteunen, maar het grootse compliment dat ik kan krijgen, is wanneer iemand zegt dat hij zich Twin Peaks niet kan inbeelden zonder mijn score. Het is een evenwicht vinden tussen bescheidenheid en grootsheid, tussen het anekdotische en het epische.

Armstrong: Goede filmmuziek schrijven is begrijpen wat drama is. Vroeger werkte ik voor The Royal Shakespeare Company en daar heb ik geleerd om narratief te schrijven. Vijftig procent vloeit uit het drama voort. De rest is vrije ruimte, waarbij de muziek de leiding neemt – denk aan de balkonscène uit Baz Luhrmanns Romeo + Juliet.Goede filmmuziek kan ook voor van alles worden gebruikt. Neem nu die van Morricone: onder hoeveeltv-reportages wordt die niet geplakt? Dat bewijst de autonome schoonheid ervan.

Yared: Ik ben een componist. Punt. Ik zie geen verschil tussen mijn muziek voor film, tv of soloprojecten. Ik ga ook niet zo vaak naar de cinema, wat soms een voordeel is. Als je muziek schrijft die autonoom is, maar tegelijk de beelden dient, ben je goed bezig.

Shore: Voor mij is filmmuziek de kunst van het samenwerken. In de eerste plaats met de regisseur. Maar ook met de acteur, monteur en noem maar op. Ik denk dat een componist zeker zo belangrijk is omdat hij er pas bijkomt op het einde en hij de film met zijn muziek nog een heel andere richting kan insturen. Je kunt een goede film verknallen, maar ook een slechte film alsnog diepgang geven. Je hebt dus een grote verantwoordelijkheid.

Is er een verschil tussen Hollywooden Europa inzake filmmuziek?

Armstrong: In Amerika heeft men de neiging te overscoren, zeker bij blockbusters. In Europa is filmmuziek discreter, waardoor ze meteen meer betekenis krijgt.

Yared: Amerikaanse filmmuziek is vaak druk, luid en alomtegenwoordig. Muziek moet kunnen ademen. Die ‘verdrukking’ zit echter overal. Mensen lopen met iPods rond, bekijken films op hun gsm… Je wordt voortdurend audiovisueel geprikkeld.

Is het beroep de jongste jaren veel veranderd?

Badalamenti: Tegenwoordig plakken regisseurs ’temp music’, of voorlopige muziek, onder een scène om je een idee te geven van wat ze willen. Dat kan ruzies voorkomen, of er net uitlokken. Ik herinner me dat Paul Schrader graag een thema van Pietro Mascagni wilde bezigen voor The Comfort of Strangers. Ik zei hem: ‘Dat kan niet. Het zat al in Raging Bull en ze zullen je een proces aansmeren.’ ‘Hoe bedoel je?’, vroeg hij. ‘De rechten op die muziek zijn toch publiek?’ Ik zei hem: ‘Die muziek is te mooi om publiek te zijn en God kun je niet betalen.’ Zijn antwoord was: ‘Gelukkig ben jij goedkoper dan God. Laat maar horen wat je kunt.’ En zo mocht ik uiteindelijk mijn zin doen. (Lacht)

Armstrong: Door de digitale technologie kun je tegenwoordig van thuis werken. Je hoeft niet meer de studio in, wat tijd en geld bespaart. Aangezien je meestal nog geen vier maanden hebt om een score te bedenken, is dat een grote verbetering.

Yared: Goede regisseurs als Anthony Minghella gebruiken géén voorlopige muziek. Omdat ze weten dat ze je zo beperken. Wat melodie en harmonie betreft, is filmmuziek er de jongste twintig jaar niet op vooruitgegaan en dat heeft met die ’temp music’, maar ook met de snellere cuts en digitalisering te maken. De prachtige melodieën van Bernard Herrmann zouden vandaag verknipt worden. Je hoort zelden nog mooie thema’s en melodieën, alleen nog intro’s en outro’s. Alles is geatomiseerd, maar de totaalvisie is verdwenen.

Shore: Ik ben altijd gefascineerd geweest door nieuwe technologieën en zie in de digitale montage en synthesizers alleen maar voordelen. Tenslotte zijn het extra middelen, en blijven de oude technieken bestaan. Experimenten met een symfonisch orkest kosten handenvol geld, maar met een synthesizer kun je een orkest simuleren en levende en digitale instrumenten combineren. Mocht Bach nu leven, zou hij ook niet alles met de hand noteren, maar wel met synthsen sequelprogramma’s werken.

Hoe verloopt de samenwerking met een regisseur?

Badalamenti: Er zijn altijd conflicten, maar wat wil je? De regisseur blijft de baas, maar als filmcomponist heb je zelf natuurlijk ook een concreet idee over de muziek. Het is geven en nemen zoals in elk huwelijk, al is de regisseur in de regel wel moeder de vrouw. (Lacht)

Armstrong: De meeste filmcomponisten maken ook soloplaten of schrijven klassieke muziek, zoals ik. Daarin kun je volledig vrij je eigen ding doen. Als je filmmuziek schrijft, horen daar compromissen bij. Het cliché wil echter dat de meester zich net toont in die beperkingen.

Yared: Ik doe nog één of twee films per jaar. Vroeger waren er dat drie of vier. Als je niet het talent van Mozart hebt, dreig je jezelf te herhalen. Als je creatief wilt blijven, ben je maar beter veeleisend. Aan mijn score voor The English Patient heb ik acht maanden gewerkt. Ondertussen ben ik al bijna twee jaar bezig met The Tourist van Florian Henckel Von Donnersmarck. We hebben uitvoerig over de muziek gepraat nog voor de casting rond was. Zo krijg je de kans om te leren uit je fouten, wat zeldzaam is binnen dit vak. In de regel word je er pas een half jaar voor de release bijgehaald. Ik zie niet in hoe je dan nog geïnspireerde en inspirerende muziek kunt schrijven. Op een moment moet je kiezen tussen geld en ethiek, al wil ik niemand de les spellen.

Shore: Een goede regisseur geeft vaak de meest precieze richtlijnen, maar biedt je tegelijk de meeste vrijheid. Dat geldt zeker voor David Cronenberg. Zijn mentaliteit is heel erg jaren 60. ‘We zijn een team. Ik doe mijn deel. Jij het jouwe. En daarover gaat het.’ Eigenlijk heb ik bij David altijd vrijuit kunnen experimenteren. Het was een godsgeschenk om mijn carrière bij hem te beginnen en mijn stiel dus al doende te leren. Het spreekt voor zich dat het er zakelijkeren strikter toegaat als je gevraagd wordt voor een blockbuster als Twilight: Eclipse, maar daar staat tegenover dat je ook meer middelen krijgt. Daarom houd ik ervan om de persoonlijke en zakelijke projecten af te wisselen, al moet het verhaal me sowieso aanspreken.

Wat doet je voor een project kiezen?

Badalamenti: Ik ben intussen zo oud dat ik alleen nog projecten kies waain ik zin heb. Tot woede van mijn impresario. Probeer maar eens geïnspireerd te zijn door A Nightmare on Elm Street 3. Dan is muziek schrijven voor een film van David Lynch een stuk makkelijker. Toen ik in de jaren 70 nog bij een platenlabel werkte, vroeg ik mijn toenmalige mentor Sammy Cahn ooit wat hem inspireerde. Zijn antwoord: ‘De cheque in mijn brievenbus.’ Dat advies heb ik altijd onthouden. (Lacht)

Yared: Als de beelden erbij zijn, is het al te laat. Toen ik met Godard in 1979 aan Sauve qui peut (la vie) werkte, weigerde hij me beelden te tonen. Voor mij telt het script en vooral: de passie van de regisseur. Eigenlijk zouden componisten voor de opnames moeten worden ingehuurd in plaats van nadien. Meestal zit de muziek vooraf in mijn hoofd en pas ik die aan wanneer ik de beelden zie. Vergelijk het met koken: je verzamelt eerst de ingrediënten en pas dan maak je er een lekkere maaltijd mee.

Coulais: Muziek schrijven voor een film die je rotslecht vindt, is een martelgang, maar een goed script levert niet noodzakelijk een goede film op.Ik heb geluk dat de projecten die ik de jongste jaren aangeboden krijg me ook liggen. Ik laat me vooral leiden door de sfeer die een script bij me oproept. Films die te realistisch of conformistisch zijn, spreken me niet aan. Ik laat me ook niet meer opjagen. De tijd die ik krijg, is een van mijn voornaamste parameters. Voor Coraline van Henry Selick had ik bijna anderhalf jaar. Vandaar dat ik graag animatiefilms doe: hun productieproces laat je toe om dingen uit te proberen. In dat geval heb je wel geen excuses meer. Vroeger heb ik nog scores geschreven op één week tijd. Als het dan tegenvalt, kun je het altijd op de werkdruk steken. Valt het mee, dan kun je zeggen: kijk eens hoe geniaal ik ben. (Lacht)

Blake Edwards zei ooit: ‘Al mijn films zijn mijn kinderen. Alleen gaat de ene naar de universiteit, de andere naar het verbeteringsgesticht.’ Hoe zit dat met jullie kroost?

Coulais: Microcosmos en Coraline halen misschien de beste punten, maar ouders houden soms nog het meest van hun probleemkinderen. (Lacht) Mijn score voor Le fils du requin is me nog altijd erg dierbaar. De film was weinig succesvol en snel vergeten, maar hij had wel aparte muziek, die ik op twee weken geschreven heben toch nog altijd fris klinkt.

Armstrong: Ik luister nooit naar mijn eigen scores, dus heb ik geen idee welke het best de tand des tijds heeft doorstaan. Stel me die vraag nog eens als ik met pensioen ben. (Lacht)

Badalamenti: Ik heb een speciale band met David Lynch. Onze samenwerking begon in ’85 toen hij mij vroeg om Isabella Rossellini te coachen toen die voor Blue Velvet een song moest inzingen. Tegen mijn zin zei ik ‘ja’. Ik gaf Isabella wat tips en zette en passant ook wat muziek onder bepaalde scènes. Per toeval zette David zijn koptelefoon op, waarop hij riep: ‘This is peachy keen.’ Ik had geen idee wat hij bedoelde, maar zijn medewerker verzekerde me: ‘Hij vindt het fantastisch.’ (Lacht) Sindsdien zijn we artistiek met elkaar getrouwd. Of we ooit nog een film zullen maken, weet ik niet. David is zo druk bezig met transcendente meditatie dat filmen op het achterplan is beland. Hij heeft er een fonds voor opgericht, reist de wereld rond om lezingen te geven en gelooft echt dat het de wereldvrede kan bewerkstelligen. Hij is er zelfs zo van overtuigd dat ik nu óók aan transcendente meditatie doe, hoewel ik het vroeger altijd bullshit vond. Aangezien zijn levensdoel mij overtuigen was, kan hij vredig sterven. (Lacht)

Shore: Ik kan niet zeggen dat ik harder werk aan mijn scores voor David Cronenberg, maar dat we al dertig jaar samenwerken, blijft wel speciaal. Ik ken David al van mijn twaalfde toen ik geïnteresseerd raakte in sciencefiction en ontdekte dat er bij mij in de buurt een jonge kerel woonde die met een super-8-camera zulke films draaide. Ook doordat hij wat ouder was en met een motor reed, keek ik naar hem op. En eigenlijk is dat vandaag nog steeds zo: hij blijft ouder, wijzer en heel wat cooler dan ik. (Lacht)

World Soundtrack Awards

23/10, het Kuipke, Gent.

www.filmfestival.be

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content