‘WOESTIJNVIS MOET EEN BOD DOEN OP DE VRT’
Michael Moore was nog cool, George W. Bush moest nog opnieuw verkozen worden en Jonas Geirnaert was nog een volstrekt onbekende animatiefilmer: de tijd is inderdaad gevlogen sinds zijn kortfilm Flatlife in 2004 de juryprijs won op het filmfestival van Cannes. Nu, bij de tiende verjaardag, is er een stripversie en een bijbehorende Flatlife-matinee. Reden genoeg om het tv-gezicht op te zoeken dat we dit najaar het meest gemist hebben. ‘Gert-je! De Bont! Gert-je! De Bont!’
Nog niet in de brievenbus gepist?’
‘Euh, nee’, zegt Jonas Geirnaert.
‘Of in de tuin met gebalde vuist ten hemel gericht “Verrader!” staan roepen?’ ‘Ook niet.’
‘Kijk eens aan.
Pax media.’
WE STAAN VOOR HET HUIS VAN Geirnaert, een beluik ergens langs een Gentsesteenweg. Aanpalend: de voordeur van zijn buurman, Lieven Scheire, neef, Neveneffect en sinds kort voor het eerst lid van een andere mediagroep dan Geirnaert. Iets wat de burenvrede en familieband niet aangetast heeft. ‘Wat wel gebeurt: als hij met zijn redactie over zijn nieuwe programma aan het vergaderen is, durf ik al eens ostentatief met mijn gsm boven hun notities te hangen, terwijl ik heel luid roep: “Wacht tot ik deze foto’s aan Wouter Vandenhaute mail.” Het is uiteindelijk met belastinggeld dat hij nu programma’s maakt, dan is het ook in mijn belang dat hij dat zo efficiënt mogelijk kan doen.’
Hij wil het interview liever niet bij hem thuis doen, dus stappen we naar het cafetaria van een subtropisch sportcomplex, iets verder langs de steenweg. ‘Rest-eau-café’, staat er op een groot plakkaat boven de voordeur. ‘Heel leuke woordspeling, toch?’ Als hij de glazen deur opent, zie ik de blikken van de klanten één voor één zijn kant opgaan. Hier en daar stoten mensen elkaar aan. Er blijkt een gelaatsuitdrukking te bestaan die perfect de gedachte ‘Is dat nu dinges, allez, van de teevee?’ visualiseert. Geirnaert lijkt het niet op te merken en wandelt naar een tafeltje in de hoek, net uit het zicht van de deelnemers aan een zumba-les. Door de boxen klinkt The Power of Love van Céline Dion.
‘Ik voel me bekeken. Ik wist niet dat De ideale wereld zoveel bekendheid genoot bij het zumbapubliek.’
‘Sorry. Ik let daar niet zo op’, zegt Geirnaert haast verontschuldigend. ‘Nu, Vlamingen vallen wel mee op dat vlak: het ergste wat er kan gebeuren is dat er iemand “Ken ik u niet van de televisie?” komt vragen.’
Zal ook wel iets met de blikken te maken hebben: dat Geirnaert een dag eerder jurylid was in De slimste mens. Een ietwat memorabele aflevering, doordat kandidate Julie Mahieu, Geirnaerts vriendin en voormalige weervrouw, op de nationale televisie vertelde over die keer dat ze dacht door een wesp in haar foef gestoken te zijn – na inspectie door Geirnaert bleek het een muggenbeet te zijn. Dat was ook een van de weinige keren dat Geirnaert dit najaar op tv te zien was: samen met Mahieu is hij al maanden aan een fictiereeks voor VIER aan het schrijven. En het moet gezegd: we missen hem al een beetje. De ideale wereld blijft een sterk programma, maar niemand lijkt de niche ‘volstrekt irrelevante PowerPointpresentaties, volgepraat op de infantiele toon van een Samson-personage’ afdoende te kunnen vullen.
Al is dat niet de reden waarom we in een cafetaria naar Céline Dion aan het luisteren zijn. Daarvoor moeten we iets verder terug in de tijd: tien jaar om precies te zijn, toen Geirnaert Flatlife presenteerde, zijn animatiekortfilm over vier appartementen, een vliegende panda en een wasmachine die naast een trampoline valt. Goed voor een juryprijs in Cannes, waar hij tijdens de uitreiking zijn eerste nationale bekendheid scoorde met de woorden ‘Don’t vote Bush’.Die verjaardag wordt nu gefêteerd met een strip van de film, een begeleidende dvd en een Flatlife-voorstelling op het animatiefestival Blik.
Het is de eerste keer dat ik iemand interview naar aanleiding van de tiende verjaardag van een kortfilm.
JONAS GEIRNAERT: Dat dacht ik zelf ook toen ze me vroegen om die Flatlife-voorstelling te houden. Ik ben trots op de kortfilm en content van het boek, maar het mag van mij kleinschalig blijven. Mensen verwachten het niet van mij, maar ik voel me niet zo goed in mijn vel als ik alleen in de spotlights sta. Ik zie dit vooral als een goede gelegenheid om stil te staan bij het feit dat de ‘de tijd toch vliegt’ en ’tien jaar, wat worden we oud’. Dát, en een kans om een aantal andere kortfilms te tonen.
Wat is je het meest van je Flatlife-periode bijgebleven?
GEIRNAERT: Kamp Gertje, denk ik.
Wie?
GEIRNAERT: Gert De Bont. Een klasgenoot van mij in de afdeling animatiefilm aan het Kask. We zaten in een kleine klas. Een man of vijf, meer niet – Jelle De Beule zat ook in mijn jaar. Op een dag ergens in 2002 is Gert De Bont de klas binnengestapt terwijl hij ‘Gert-je! De Bont! Gert-je! De Bont!’ scandeerde onder zijn eigen ritmische handklapbegeleiding. Wij vonden dat heel tof en zijn spontaan een soort godsverering van Gert De Bont begonnen. We hebben staatsieportretten gemaakt van één meter bij twee; het Nieuwe Gertstament geschreven, met parabels over zijn wonderdaden; Kamp Gertje geïnstalleerd, een constructie van kartonnen dozen in ons klaslokaal, inclusief een soort slagboomsysteem waarbij docenten en medestudenten zich moesten aanmelden voor ze binnen mochten. Er waren drie boobytraps voor het geval ze dat niet deden – eentje was een zware zak met kranten, gericht op kruishoogte. We hadden ook een tribunaal gebouwd, met een openbare aanklager en een rechter, om celstraffen te kunnen uitspreken bij herhaalde overtredingen, en een kampgevangenis.
Oké.
GEIRNAERT: En dan is het wat uit de hand gelopen. We hadden een ultrageheim kampcafé gebouwd door een muur van het klaslokaal uit te breken, de bergruimte erachter in te richten en alles te camoufleren door er rollen keukenpapier voor te hangen. Het heeft een tijdje geduurd voor dat ontdekt werd. De blik van de docent die zijn hoofd door een gat in de muur en ons daar koffiedrinkend zag zitten, omgeven door kerstlichtjes: dat was wel iets. Uiteindelijk hebben de docenten aan de alarmbel getrokken omdat we meer tijd staken in de verering van Gert De Bont dan in onze eindwerken.
Je hebt negenduizend tekeningen gemaakt voor Flatlife, in Cannes een juryprijs ontvangen voor een zaal van tweeduizend mensen, de wereldpers gehaald met je dankwoord. En dit is het eerste waar jij dan aan denkt…
GEIRNAERT: Gert De Bont. (lacht) Als ik aan Flatlife denk, denk ik vooral aan de jaren die er in het Kask aan voorafgegaan zijn. Een fantastische periode in mijn leven.
De herinneringen aan Flatlife zelf zijn van een andere orde, misschien daarom ook. Het is zoals je zegt: ik heb met de hand negenduizend tekeningen gemaakt om de film te animeren. Een stapel van een meter hoog – de originelen liggen nog bij mijn ouders. Ik wil dat niet romantischer maken dan het was. Flatlife: dat was ik op mijn kot, mijn hoofd boven de lichtbak, dag en nacht, maanden en maanden aan een stuk. Heel erg eenzaam. In die mate zelfs dat ik op zondag vrijwillig naar de sport op Radio 1 begon te luisteren met de stem van Peter Vandenbempt, gewoon om toch enige menselijke aanwezigheid in de kamer te voelen.
Wat was de aanleiding voor de kortfilm?
GEIRNAERT: Ik heb nooit in een flat gewoond en me aan mijn buren gestoord. Het idee is er heel theoretisch gekomen. De kortfilms waar ik van hield, hadden altijd een visuele insteek. Zo wil ik op de Flatlife-voorstelling Au bout du monde (2000) laten zien, een animatiefilm van Konstantin Bronzit over een huis dat op een bergtop balanceert terwijl er aan de voor- en achterkant voortdurend dingen gebeuren. Ik hou van dat soort beperkingen. Ik geloof dat als je jezelf van in het begin dwingt binnen grenzen te werken je wel creatiever móét zijn.
Dat je de film naar Cannes hebt gestuurd, verraadt een soort ambitie dat ik niet in jou zou vermoeden.
GEIRNAERT: Ik ben niet ambitieus in de zin dat ik in de belangstelling wil staan. Ik ben ambitieus in wat ik maak. Ik begin nooit aan een project zonder dat ik het idee heb dat het iets heel goeds kan worden. En ik was trots op mijn eindwerk, dus leek het me wel een goed idee om dat naar wat filmfestivals te sturen – en dan ineens veel te hoog te mikken door het naar Cannes te sturen. Zo moeilijk was dat ook niet: ik heb het gewoon op videocassette opgestuurd – mochten de jonge lezertjes dat nog kennen. De audiomontage was nog niet eens af. Dat ik een telefoontje kreeg dat ik bij de selectie zat, was al fenomenaal.
Van Cannes zelf herinner ik me vooral de matige organisatie. Ik was al op van de stress toen ik aankwam. De Neveneffecten waren mee, mijn ouders, mijn broer was met zijn vriendin vanuit China naar ginder gevlogen, maar tegen alle verwachtingen in mocht niemand in de grote zaal mee voor de uitreiking. Terwijl ik daar voor tweeduizend man stond, staarden zij in avondkledij onder een trap naar een tv-scherm. Ik heb er dus niet echt van kunnen genieten.
En dan flapt een mens er al eens iets uit als hij een prijs wint.
GEIRNAERT: Je doelt op ‘Don’t vote Bush’? Daar heb ik nog altijd geen spijt van. Ik zou het misschien anders verwoorden nu, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Het had ook een context, natuurlijk: Fahrenheit 9/11 van Michael Moore had de sfeer op het hele festival beheerst, maar het was lang niet zeker dat hij zou winnen.
Heb je Moore ooit gesproken?
GEIRNAERT: Op de receptie achteraf heeft hij me – heel kort – bedankt. Sympathieke mens. Maar het is niet dat ik sindsdien tot zijn intimi behoor.
Minder geweten is dat je vóór Flatlife nog een animatiekortfilm hebt gemaakt: The All-American Alphabet. ‘A is for army, b is for business, c is for company‘, enzovoorts. ‘R’ stond voor reality: een foto van een dood Irakees kind.
GEIRNAERT: Uit verontwaardiging gemaakt. Een politieke boodschap, met de voeten vooruit. Ik werd heel misselijk van de berichtgeving in de aanloop naar de tweede Golfoorlog. Ik herinner me dat Canvas een BBC-documentaire toonde over de mobiele laboratoria voor chemische wapens die in Irak rondreden: achteraf bleek dat pure propaganda te zijn geweest. Terwijl er volgens studies 700.000 Iraakse kinderen gestorven waren ten gevolge van de embargo’s die het Westen had opgelegd. Ik vind het een heel gevaarlijke situatie als de berichtgeving over een wereldprobleem één richting uitgaat. Vandaar die kortfilm.
Dat mis ik ook nu nog, die nuance. Hier in het Westen moeten we er ons bewust van worden dat Irak een pluralistische regio is met heel veel verschillende groepen – extremisten, seculieren, gematigde moslims, splintergroeperingen. IS ís geen reclame voor de islam, maar niet elke moslim moet zich ervan distantiëren. Net zoals niet iedere persoon die zich van de vrije markt bedient zich moet distantiëren van Adolf Hitler.
Ik zou toch graag hebben dat je je even distantieert van Adolf Hitler.
GEIRNAERT: (lacht) Bij deze. Niks mee te maken.
Ben jij trouwens nog lid van PVDA+?
GEIRNAERT: Ik ben nog altijd sympathisant. In september was het weer Manifiesta: ik probeer daar elke keer naartoe te gaan. Mijn politieke ideologie is in tien jaar niet veran…
‘EXCUSEER.’
Een geblondeerde vrouw, van een jaar of vijftig, in paars en roze outfit, een fuchsia sweater over de schouders gedrapeerd, staat aan onze tafel en spreekt Geirnaert aan.
‘Ken ik jullie niet van de teevee? Dat is toch juist, hé?’
‘Inderdaad, De ideale wereld‘, zegt Geirnaert.
Hij wijst naar zichzelf. ‘Jonas.’
Hij wijst naar mij. ‘En Jelle.’
Ik heb een gemillimeterd kapsel en een volle baard: dat moet u zich er misschien bij voorstellen. Geirnaerts brede grijns kunt u zich wellicht makkelijker voor de geest halen.
De vrouw keert zich naar mij en zegt: ‘Jullie doen dat zeer goed. Proficiat. Dat wilde ik gewoon even zeggen’, terwijl ik mijn gezicht in de plooi probeer te houden.
‘Klootzak’, zeg ik tussen mijn tanden door terwijl de vrouw wegwandelt.
‘Dat was niet mooi van mij. Maar ik kon het toch ook niet laten liggen?’
Waar waren we?
GEIRNAERT: Ik was me aan het distantiëren van Adolf Hitler.
Precies, ja. Het dreigde even serieus te worden.
GEIRNAERT: Daar had ik ook al schrik voor. Snel, iets anders.
Nog even terug naar Flatlife: dat was, Kabouter Wesley buiten beschouwing gelaten, meteen je einde als animatiefilmer. Een maand na Cannes ben je met de andere Neveneffecten bij Woestijnvis gaan solliciteren. Nooit afgevraagd hoe het anders had kunnen lopen?
GEIRNAERT: Niet echt. Ik vind het nog altijd een heel fijn medium, maar ik ben blij dat ik geen tien jaar met animatie ben bezig geweest. Ik heb altijd op de projecten waar ik het meest goesting in had kunnen springen: zo heb ik het liever.
Het valt wel op dat je nooit lang hetzelfde doet. Kabouter Wesley, Willy’s en Marjetten, de Wouter Beke-strip, Basta, De ideale wereld: langer dan één jaar blijf je niet op één ding zitten.
GEIRNAERT: Klopt. Nu, er waren altijd wel verschillende redenen om ergens mee te stoppen. Bij Kabouter Wesley werd het steeds moeilijker verhaaltjes te verzinnen – aan het laatste verhaal heb ik veertien uur gewerkt. Bij Basta was het gewoon onmogelijk: we konden geen bank meer binnenstappen zonder dat iedereen ons herkende. En bij De ideale wereld was het nooit de bedoeling dat ik lang zou blijven.
Wat wel zo is: het is beter om te stoppen terwijl er nog goede ideeën zijn. Dat is iets wat ik van de groten bij Woestijnvis heb geleerd, mensen als Jan Eelen en Bart De Pauw. Op tijd stoppen en een andere weg inslaan, dat zit er wel ingebakken.
Misschien is dat ook wel het straffe aan je carrière: niemand lijkt zich de afgelopen tien jaar zo hard en zo openlijk te hebben geamuseerd.
GEIRNAERT: Dat kan ik niet ontkennen.
Het blijft wel vreemd dat een stuntelige, verlegen animatiefilmer met een voorliefde voor grofgebekte kabouters en PowerPointpresentaties tot het soort bekende Vlaming kan uitgroeien dat een zumbapubliek doet opkijken.
GEIRNAERT: Dat denk ik ook soms. Ik weet nog dat we vorig jaar met De ideale wereld een videoclip aan het opnemen waren bij Ketchup Fricandon, een aangepaste versie van Get Ur Freak On van Missy Elliott ter promotie van Heinz. Dat was een idee dat al jaren in een schriftje van mij stond – ik was aan het wachten op het juiste moment om het boven te halen. Terwijl iedereen in de clip zich met ketchup aan het overgieten was in een heel erg vreemde r&b-parodie – de zieke geest van Jan Eelen – dacht ik: het is toch vreemd dat ik met dit soort van de pot gerukte onzin wegkom. (lacht)
Tot slot: wij bij Knack Focus eindigen onze interviews graag met een primeur…
GEIRNAERT: Is dit het moment waarop je subtiel over de fictiereeks gaat beginnen?
Dat was de bedoeling, ja.
GEIRNAERT: (lacht) Ik kan daar nog niet veel concreets over zeggen. We zijn nog maar enkele maanden aan het schrijven.
Dat hij voorlopig De dag heet en over een mislukte bankoverval gaat, waarbij elke aflevering het verhaal vanuit een ander personage belicht, wil je bijvoorbeeld niet kwijt?
GEIRNAERT: Dat bijvoorbeeld niet, nee. (lacht) Ik was ook verbaasd toen dat in de gazetten stond. Dat is een beetje buiten onze wil gebeurd. Maar verder is dat zowat alles wat er te melden valt. Het is het grootste project waar ik me al aan gewaagd heb en voorlopig is het heel plezant. Tot de volgende zomer ben ik aan het schrijven met Julie – het was oorspronkelijk haar idee. En het wordt een dramareeks. Tijdens het schrijven aan Quiz Me Quick merkte ik dat ik het wel fijn vond om met personages te werken waar meer vlees en bloed aan zit dan de doorsnee comedyfiguren.
Ik hoorde dat Bart De Pauw zich al eens over de scenario’s buigt.
GEIRNAERT: Hij is een van de mensen die mee naleest – Michiel Devlieger doet dat ook. En af en toe komt Bart een halve dag mee nadenken: daar hebben we ongelooflijk veel aan. Volgens mij is hij de strafste scenarist die hier rondloopt.
Fictie, Woestijnvis en VIER is een moeilijk verhaal. Met Tom Van Dyck en Tom Lenaerts zijn al twee grote fictiemakers vertrokken om elders hun ding te kunnen doen.
GEIRNAERT: Ik heb het onlangs nog aan Wouter Vandenhaute voorgesteld: volgens mij moet hij, nu hij VIER heeft, ook een bod doen op de VRT. Met die kijkcijfers erbij is er veel mogelijk. Nu, volgens hem is dat niet realistisch. (lacht)
Nee, serieus: het is een moeilijkere periode om fictie te maken bij Woestijnvis dan een paar jaar geleden. Maar bij mij speelt ook loyaliteit. Woestijnvis is nog altijd een goede omgeving. Als je naar reeksen als Derechtbank of Topdokters kijkt, dan weet je dat de essentie van programma’s maken niet is aangetast. Ik geloof dat Woestijnvis ons genoeg tijd en middelen kan geven om de best mogelijke reeks neer te zetten. Ik heb me ook laten vertellen dat Telenet in dit soort fictie wil investeren, dus ik denk dat er genoeg mogelijk is.
En die kijkcijfers: dat is ook niet het belangrijkste. Tuurlijk was het hard toen bleek dat De ideale wereld niet naar 200.000 kijkers ging, maar dat heeft uiteindelijk ook in ons voordeel gespeeld. Ik weet niet of we al die anarchistische onzin hadden kunnen concipiëren voor één of Canvas.
Zonder VIER geen Ketchup Fricandon?
GEIRNAERT: Dat zou wel eens kunnen.
WAT IS ER EIGENLIJK OOIT VAN GERT DE Bont geworden? vraag ik terwijl we afrekenen.
‘In het derde jaar is hij gestopt met animatiefilm, wat zijn godsstatus uiteraard alleen maar vergrootte – hij had de mensheid verlaten.’
‘Uiteraard.’
‘En dan is hij een tijdje aan de slag gegaan als lifteninstallateur. Wat voor ons een metafoor was voor zijn verhevenheid boven de gewone mensheid, natuurlijk.’
‘Natuurlijk.’
‘Maar sindsdien weet ik het niet meer. Het is al even geleden dat hij zich onder ons, stervelingen, heeft laten opmerken.’
‘Helemaal normaal ben jij nooit geweest, hé?’
‘Valt wel mee.’
10 JAAR FLATLIFE
Op zaterdag 15/11 op het Blikfestival, in de Sphinx, Gent. Alle info: blikcreative.be
De graphic novel (+dvd) is uit bij Borgerhoff & Lamberigts.
DOOR GEERT ZAGERS – FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER
JONAS Geirnaert: ‘FLATLIFE MAKEN WAS MAANDEN EENZAAMHEID. IN DIE MATE DAT IK OP ZONDAG VRIJWILLIG NAAR DE SPORT OP RADIO 1 BEGON TE LUISTEREN, OM TOCH ENIGE MENSELIJKE AANWEZIGHEID TE VOELEN.’
JONAS Geirnaert: ‘IK WIL NIET IN DE BELANGSTELLING STAAN, MAAR IK BEN WEL AMBITIEUS: IK BEGIN NOOIT AAN EEN PROJECT ZONDER DAT IK HET IDEE HEB DAT HET IETS HEEL GOEDS KAN WORDEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier