‘WE ZIJN BIJNA EVEN GROOT ALS KANYE WEST’

© © TINNE BLOMMAERT

Met Cycle houdt de Antwerpse psychpopgroep Bed Rugs een derde sterke plaat in vier jaar tijd boven de doopvont. Dat gaat ook in Engeland en de States niet onopgemerkt voorbij. Nu alleen nog die Vlaamse klei van de schoenzolen schrapen. ‘Zijn we te braaf en te bescheiden? Misschien, maar ik kan niet wachten om die palmbomen te zien.’

Waarom zou het hard moeten gaan als het ook gezapig kan? Sinds Bed Rugs de vroegere naam The Porn Bloopers wijselijk heeft geloosd, heeft de band de melodieuze sixtiespop van het debuut 8th Cloud (2011) en de geslaagde oefeningen in flou artistique van de uit de kluiten gewassen ep Rapids (2012) ontwikkeld tot een neopsychedelisch totaalpakket: gedenkwaardige songs, heerlijke zangharmonieën en een tegenwoordig weer in zwang zijnde stofzuigerproductie, allemaal voor dezelfde prijs. Bed Rugs liep bovendien in de kijker op festivals in Nederland en Engeland, en versierde voor Rapids kortetermijncontracten met het Londense Ample Play Records en het Californische cassettelabel Burger Records. Cycle is kwalitatief alweer een bank vooruit, en dat weten deze jongens zelf ook: voor beide overzeese gebieden voeren ze momenteel gesprekken met ietwat grotere spelers op de indiemarkt. Samengevat: Bed Rugs ison a roll.

Ik tref Noah Melis (drums, zang, songs – uiterst rechts op de eerste foto) en Yorgos Tsakiridis (toetsen, ook in The Hickey Underworld – uiterst links op de foto) in Me & My Monkey, het koffiehuis en platenwinkeltje in hartje Antwerpen gerund door vader en zoon Melis. Het wekt geen verbazing dat Noah de vinylbakken met de betere neopsychedelica vult: van Ty Segall (‘dat moet je godverdikke toch kunnen: elk half jaar een plaat maken die góéd is’) tot The Olivia Tremor Control (‘onze grote helden’).

NOAH MELIS: Die platen bestel ik gewoon bij de distributeurs, maar ik heb intussen ook vrij veel goeie contacten met de labels zelf. Dat is het voordeel als je zelf een plaat hebt gemaakt waarmee je vervolgens gaat leuren. Die lui zijn heel communicatief, wat je misschien niet zou verwachten van Amerikaanse stoners die een cassettelabel runnen. (lacht) Het leuke is dat ze hun verantwoordelijkheden ernstig nemen, maar voor de rest hun nukkige zelf blijven – soms is het net alsof je met een kleine aan het mailen bent. Ze zijn vooral heel enthousiast. Ik denk dat wij, ruw geschat, de zevenhonderdste release op Burger Records waren. En toen waren ze nog niet eens zo lang bezig.

Het kan geen toeval meer zijn: Cycle verschijnt net als de twee voorgangers in de eerste week van januari.

MELIS: Het is een tactiek, ja. Maar die heeft voor- en nadelen. Er is altijd aandacht voor de plaat, want het is een kalme periode qua releases. Anderzijds maak je minder kans in de eindejaarslijstjes omdat iedereen je alweer is vergeten. We werken gewoon graag onder tijdsdruk. In mei hadden we nog niet de helft van de nummers geschreven. In augustus hebben we tien dagen studiotijd vastgelegd, omdat iedereen zich toen kon vrijmaken, en zijn we er keihard in gevlogen. De productie, mixing, mastering en artwork is snel gegaan. En dat is maar goed ook, want zonder deadline zouden we veel te perfectionistisch worden. We hebben ook best veel opgetreden, maar godzijdank vinden we niet dat we moeten schrijven terwijl we onderweg zijn, want daar zouden we helemaal niet goed in zijn. We gedragen ons als een nest puppy’s als we on the road zijn: constant rondkijkend naar wat er om ons heen gebeurt. (lacht)

Rapids is opgenomen in een kerk, Cycle in een boerderij. Met als bindende factor producer Niels Hendrix van Fence.

MELIS: Dat huis is een gerenoveerde hoeve in Limburg die te koop staat, eigendom van de vader van de bassist van Fence. Niels had er al meerdere dingen opgenomen: Polaroid Fiction, Tim Vanhamel, Mauro Pawlowski. Heel comfortabel. Het is alleen een beetje vreemd als er dan potentiële kopers over de vloer komen – voor geen van de partijen een normale situatie. Maar de preproductie hebben we in ons repetitiekot Trix gedaan, waar we nog tot eind januari artist in residence zijn. Yorgos had een enorme mengtafel gekocht, en daarmee zijn we aan de slag gegaan. We moeten nu trouwens op zoek naar een loods of een huis om al het extra materiaal kwijt te kunnen dat we daar het voorbije jaar binnen hebben gezeuld. Ik denk dat we van een verdubbeling kunnen spreken.

YORGOS TSAKIRIDIS: Die nieuwe stek zou groot genoeg moeten zijn om er zowel een repetitiekot, een preproductiestudio als een opslagplaats van te maken. Iets dat het repetitiekotgevoel kan overstijgen, liefst. Kijk, als je professioneel met muziek bezig bent, heb je een hoofdkwartier nodig. Een plek waar je al je materiaal kunt laten staan en dag en nacht binnen kunt. Waar je een koffie kunt drinken zonder je opgejaagd te voelen. Waar je op je eigen tempo muziek kunt creëren. Nu, we zijn bijna even groot als Kanye West, dus we zullen snel iets hebben. (lacht)

MELIS: Maar dan toch niet in het centrum van Antwerpen, waar wij allemaal wonen. Binnen de ring vind je zoiets gewoon niet. Nu ja, niet zonder dat je moet delen met andere mensen. En daar zijn we nogal slecht in. Er zijn trouwens véél Antwerpse bands op zoek naar een permanente plek. Blackie & The Oohoos zaten vóór ons in de Trix, en die zoeken een jaar later nog altijd.

TSAKIRIDIS: In de muziek is het heel anders dan in theater of film: daar is veel meer organisatie om bijvoorbeeld een werkplaats op te zetten.

MELIS: Het zal wel met het lawaai te maken hebben.

TSAKIRIDIS: Ik zou wel heel graag de rock-‘n-roll institutionaliseren. Misschien moeten we zeggen dat we een tv-productiebedrijf zijn?

MELIS: Of een muzikale commune starten met bands die we respecteren.

TSAKIRIDIS: Er zijn niet genoeg bands die ik respecteer.

MELIS:(droog) Dat is inderdaad een probleem.

TSAKIRIDIS: Vroeger had je nog de Scheld’apen. Daar konden sommige van de bands die je nog echt wilde zien hun ding doen. Dat was keigoed. Een prachtige omgeving. Maar dan wordt alles platgegooid om plaats te maken voor een stadion met voetbalmatchen en concerten van Bruce Springsteen. Als dat er ooit komt, tenminste, want dat is niet eens zeker.

Voor de mix van de plaat gaven jullie het jawoord aan de Amerikaan Erik Wofford.

MELIS: Vanwege zijn werk met White Denim, Bill Callahan en Holy Wave. Wofford mixt redelijk wollig, zoals ze in de sixties en seventies deden. Niet te modern, niet te clean. Hij laat partijen in elkaar overgaan in plaats van melodietjes te fel naast elkaar te willen plaatsen. Heel eclectisch, en dat maakt het wat meer psychedelisch, rommeliger bijna.

TSAKIRIDIS: We hebben het ook gedaan omdat het kán. Je mailt naar een dude en dan maakt het niet uit of die in Amerika woont of aan de Schelde. Het internet heeft alles superklein gemaakt.

Veel jongelui verkeren tegenwoordig weer in de ban van de oerpsychedelica, met Syd Barrett als officieuze stamvader. Maar van de beste psychedelische bands van vandaag hoor je wel degelijk dat ze van vandaag zijn.

MELIS: Veel mensen denken dat wij alleen maar naar sixtiesmuziek luisteren. Nu ja, The Beatles blijven inderdaad de basis. Maar we kijken voor onze sound toch meer naar hedendaagse psychedelische groepen zoals The Flaming Lips.

TSAKIRIDIS: We zitten gewoon in de post-Little Richardpoprock. (lacht)

MELIS: Het enige waar we niet graag naar luisteren, is eightiesnew-wave: dat kille, dat depressieve… Maar voor de rest: als het goed is, is het goed. Ik ben bijvoorbeeld keihard fan van D’Angelo, die toch ver staat van wat wij doen. Over invloeden denken we niet na. We jammen wat, puren dat uit, en op een of andere manier blijkt dat allemaal mooi bij elkaar te passen. Maar pas op, we weten waar we naartoe willen. Namelijk: de volgende grote Belgische groep worden. Met Cycle beseffen we dat we iets goeds in handen hebben. Qua motivatie kan dat tellen. De volgende stap is ervan te kunnen leven. Twee bandleden hebben jonge kinderen, dan zeg je je job niet zomaar vaarwel.

Zijn er signalen dat dat binnenkort zal lukken? Uit het buitenland, waar het toch van zal moeten komen?

MELIS: Ik was het meest verbaasd van de interesse in Noord-Frankrijk. De ontvangst was er ongelooflijk. En Frankrijk is toch een grotere afzetmarkt dan België. Nu ja, als ik België zeg, bedoel ik Vlaanderen, want van een wisselwerking tussen de Vlaamse en de Waalse muziek is geen sprake.

TSAKIRIDIS: Je kunt je wel suf toeren en zo naam maken, maar het belangrijkste blijft toch dat je je amuseert.

MELIS: Zolang onze boeker ons lang genoeg op voorhand laat weten wanneer we op tournee kunnen, kunnen we ons meestal vrijmaken. Vorig jaar hebben we net iets te veel last-minute- en one-off-concerten gedaan in Frankrijk. Keileuk en superfijn, maar jammer dat je daarna vier uur terug moet rijden om de volgende dag te gaan werken. Terwijl je vooral zin hebt om nóg shows te spelen.

TSAKIRIDIS: Vooral jammer van al die meisjesharten die we zo breken.

Een behoefte creëren is de eerste les in economie.

TSAKIRIDIS:(lacht) Als je niet zorgt dat je er snel opnieuw staat, zijn ze je alweer vergeten.

MELIS: De merchandising draait anders wel goed. Al blijven we daar te weinig oog voor hebben. Uit bescheidenheid misschien, of uit praktische overwegingen. Met een lange rit voor de boeg en een camionette die al vol genoeg zit, denken we vaak dat tien platen meenemen wel genoeg zal zijn. Dan zijn die altijd meteen uitverkocht en moeten we mensen teleurstellen. Terwijl we door te spelen in Frankrijk en Engeland toch hebben vastgesteld dat we meer succes hebben dan we soms denken.

Welk Amerikaans label staat bovenaan op de lijst om Cycle uit te brengen?

MELIS: Geen enkel. We praten met verschillende mensen en we zien wel wat er uit de bus komt. We hebben geen concreet meerjarenplan. Als we merken dat we een stap vooruit hebben gezet, bedenken we een nieuwe. Op Pukkelpop spelen was er ooit een van. We staan min of meer waar we willen staan, al zou een beetje meer aandacht in België wel leuk zijn. Airplay? Ik denk niet dat wij de band zijn die het daarvan moet hebben. We horen thuis in een scene, en die is hier voorlopig nog te klein. Studio Brussel draait onze single Specks wel, maar ik kan zelf moeilijk inschatten of de gemiddelde luisteraar dat nummer eruit vist. Geen kwaad woord over StuBru, maar eerlijk gezegd: persoonlijk kan ik er geen half uur naar luisteren.

Wat is de volgende kaap die jullie willen ronden?

TSAKIRIDIS: Sowieso de festivalzomer. Hopelijk een tournee in het voorjaar, en anders losse data. En verder streven we ernaar om elkaar niet vermoorden tijdens repetities.

MELIS: Een huis vinden waar we loos kunnen gaan. En spelen waar we nog niet hebben gespeeld. We bijvoorbeeld al in de Botanique, en ik zou heel graag eens Dour doen. Op Rock Werchter mag je niet hopen, maar Nederland misschien, of een andere stek op Pukkelpop. Of Primavera, of het Pitchforkfestival in Parijs… En als ik mag doordromen: Spanje en Portugal. En Amerika natuurlijk. Daar eens het kot gaan afbreken.

TSAKIRIDIS: Maar Noah, jij bent veel te braaf, jij breekt geen koten af.

MELIS:(onverstoorbaar) We werken eraan. Via de gasten van Burger Records. Een tournee langs de westkust, heel do it yourself, dat is wel te doen. Ik kan niet wachten om die palmbomen te zien. Alleen moet je opletten dat je er financieel niet je broek aan scheurt. Ik denk dat je als Belgische band al heel blij mag zijn met een break-even.

TSAKIRIDIS: Het goedkoopste zou zijn: een coverband van onszelf op pad sturen.

MELIS: Dat is nog eens een idee: andere Burgerbands onze songs laten spelen. En andersom. Een uitwisselingsproject zonder uitgewisseld te worden.

CYCLE

Uit op 8/1 bij WasteMyRecords.

DOOR KURT BLONDEEL

Noah Melis ‘WE JAMMEN WAT, PUREN DAT UIT, MAAR PAS OP, WE WETEN WAAR WE NAARTOE WILLEN. NAMELIJK: DE VOLGENDE GROTE BELGISCHE GROEP WORDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content