Met zijn nieuwe film over de rol van de Navajo-indianen in de Tweede Wereldoorlog kon regisseur John Woo rekenen op de interesse van de US Army. Het Amerikaanse publiek liet het echter afweten.
Door Ben Van Alboom
‘Windtalkers’, in de bioscoop vanaf 4/9
Eind mei was er voor Terence Chang, producent van Windtalkers en al meer dan twintig jaar de vaste zakenpartner van de Hongkongse filmmaker John Woo, nog geen vuiltje aan de lucht. Hoewel de opnames van Woo’s nieuwste prent intussen al twee jaar voorbij waren, de film in totaal een slordige honderd miljoen dollar had gekost en de release door de gevolgen van elf september al minstens drie keer was uitgesteld, had hij er nog altijd goede hoop op. De vorige twee zomerreleases van Woo brachten immers in de Verenigde Staten alleen al meer dan driehonderd miljoen dollar in het laatje en Windtalkers kon rekenen op een promotiemachine van minstens twintig miljoen dollar. ‘John is al van kindsbeen af gefascineerd door oorlogsfilms’, zo vertelde de enthousiaste producent ons. ‘Daarom wou hij Hongkong ook verlaten. Hij moest er zich beperken tot rechttoe rechtaan gangsterfilms, omdat lokale producenten simpelweg niet in andere genres geïnteresseerd zijn. De oorlogsklassieker Bullet in the Head is zonder twijfel zijn beste film, maar in Hongkong ging er nauwelijks een kat naar kijken.’
De belangstelling uit de Verenigde Staten was dan weer bijzonder groot. ‘Al liepen de zaken aanvankelijk niet altijd even gesmeerd. Tijdens een vergadering met de producenten van Rapid Fire wees John een aanlokkelijk aanbod af om de film te regisseren. Achteraf bleek dat John er gewoon geen woord van verstaan had. Zijn Engels was toen nog zo slecht dat hij dacht dat ze hem enkel een rol in de film hadden aangeboden’, aldus een lachende Chang.
Twee weken later is het lachen hem waarschijnlijk vergaan, toen de desastreuze cijfers van het openingsweekend van Windtalkers binnenliepen. Na twee maanden bleef de film uiteindelijk steken op een recette van veertig miljoen dollar. Niet alleen de Amerikaanse pers reageerde veeleer onverschillig op de heldendaden van onder meer Nicolas Cage, ook de doorsnee bioscoopliefhebber had intussen al ruimschoots zijn bekomst van oorlogsfilms. Ridley Scotts uitstekende Black Hawk Down alsook de weinig memorabele prullen Behind Enemy Lines, We Were Soldiers en Hart’s War waren immers voor Windtalkers in de bioscoop gekomen. Door elf september had Woo’s film zijn voorsprong op het peloton van oorlogsfilms verloren en vielen er aan de Amerikaanse boxoffice enkel nog kruimels te rapen.
Toch noemt John Woo de uitgestelde release een geluk bij een ongeluk. ‘Toen duidelijk werd dat we de release een paar maanden zouden opschuiven, ben ik opnieuw achter de montagetafel gekropen om bepaalde scènes te trimmen. De huidige bioscoopversie verschilt daarom ietwat van de originele montage, maar de aanpassingen zijn nauwelijks het vermelden waard. Wel komt er later nog een soort director’s cut van ruim drie uur op de markt, maar dat betekent niet dat de filmmaatschappij mij heeft gedwongen om de film in eerste instantie in te korten. Mijn contract laat ze dat trouwens niet toe. Ik eis en krijg altijd final cut. Ik begreep echter dat drie uur misschien iets te veel van het goede was en daarom kwam ik met de producenten overeen dat de langere versie later nog op dvd zou verschijnen.’
Windtalkers vertelt het verhaal van de Navajo-indianen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de Stille Zuidzee werden die door het Amerikaanse leger ingezet om in hun eigen taal geheime informatie naar elkaar door te sturen. Een heel efficiënt codesysteem, aldus hoofdrolspeler Adam Beach die in de huid kruipt van een van de indianen. ‘De Navajo hebben zonder twijfel de moeilijkste taal ter wereld. Er komen veel klakkende keelgeluiden of zelfs louter nasale klanken in voor en het kleinste verschil in ritme of intonatie verandert de betekenis van de zin volledig. De moeilijkheidsgraad van de eigenlijke marinierscode lag nóg hoger, want voor elke letter van het alfabet hadden ze minstens vier verschillende klankverschuivingen uitgedokterd om het de vijand onmogelijk te maken de boodschappen te ontcijferen.’
Precies daarom hield het Amerikaanse leger het engagement van de Navajo nog tot 1968 geheim. De code – die ook tijdens de Koreaanse oorlog werd gebruikt – was immers te kostbaar. ‘Het was aanvankelijk niet makkelijk aan de studio te verkopen dat de indianen in de film hoegenaamd geen erkenning zouden krijgen voor hun bijdrage aan de oorlog,’ vertelt scenarist Joe Batteer, ‘maar dat is nu eenmaal de waarheid. Pas vorig jaar werden de ongeveer dertig overgebleven indiaanse soldaten op een militaire plechtigheid uitgenodigd in aanwezigheid van George W. Bush. Met de release van de film in het achterhoofd moet je echter toegeven dat zelfs dat veeleer ruikt naar een slimme zet van presidentiële marketingjongens dan naar een oprechte vorm van erkenning.’
De scenaristen Batteer en John Rice sparen dan wel hun kritiek niet op het leger, om gebruik te maken van militaire voertuigen en wapens hebben ze een pak toegevingen moeten doen aan de top van de US Army. Veel wil Rice daar echter niet over kwijt. ‘We moesten goed op onze tellen passen. De scène waarin het voor de indianen duidelijk wordt dat ze nooit levend gevangen zullen worden genomen, hebben we bijvoorbeeld moeten afzwakken om het bevel van de toenmalige officieren te nuanceren. Niemand ontkent dat Amerikaanse soldaten de opdracht kregen gevangen indianen neer te schieten om de code te beschermen, maar ze zagen het liever niet op het scherm gebeuren.’
Ook John Woo zwijgt liever in alle talen over de inmenging van het Amerikaanse leger. Hij geeft evenwel toe dat de vriendschapsbanden van de personages voor hem primeerden op de feitelijke geschiedenis. ‘Vriendschap maakt onvoorwaardelijk deel uit van mijn oeuvre. Zien hoe personages naar elkaar toe groeien is voor mij belangrijker dan de juiste weergave van de feiten. Een film is geen academisch eindwerk. De plot greep me bovendien ontzettend naar de keel. De Navajo-indianen waren zo dapper en patriottistisch dat ik maar niet kon begrijpen dat hun verhaal nog nooit verteld was. Omdat het alweer een tijd geleden was dat ik nog eens iets ernstigs had gemaakt, heb ik meteen een optie op het scenario genomen.’
Woo doet in Windtalkers andermaal een beroep op Nicolas Cage ( Face/Off) en Christian Slater ( Broken Arrow). ‘Ik heb gemerkt dat het makkelijker is om telkens met dezelfde acteurs te werken’, geeft de filmmaker toe. ‘Het zenuwslopende castingproces kunnen we gewoon overslaan en de opnames schieten enorm goed op. Nicolas en Christian weten wat ik wil en ik weet wat zij willen. Wellicht is het op mijn sets daarom altijd zo stil. Niemand heeft elkaar nog iets te vertellen (lacht).’
De terugkerende publiekstrekkers besparen Woo bovendien heel wat rekenwerk. ‘Van elke acteur weet ik tegen hoeveel beelden per seconde hij beweegt. Ik ken zijn techniek geheel uit het hoofd, zodat ik op voorhand al weet wat ik op de monitor te zien zal krijgen. Ik weet precies wat ze gaan zeggen, hoe ze dat zullen doen en tegen welk tempo. Het is in dat verband eveneens belangrijk om te weten hoe een acteur in het leven staat en wat er allemaal in zijn hoofd omgaat. Zo wordt het een pak makkelijker om zijn vertolking te sturen. Ten slotte bestudeer ik ook de gezichtscontouren van elke acteur om de perfecte hoek te vinden om hem in beeld te brengen. Sommigen lenen zich bijvoorbeeld beter voor een profielshot dan anderen.’
In Windtalkers laat de Hongkongse filmmaker veel van zijn gebruikelijke stijlkenmerken achterwege, al zit op het einde van de film wel een ouderwetse Mexican standoff. ‘Dat stond oorspronkelijk niet in het scenario maar niemand leek zich te storen aan mijn vastberadenheid om er alsnog een aan toe te voegen. Een handtekening zou ik dat echter niet noemen. Om een of andere reden kom ik daar gewoon altijd op uit. In dit geval wou ik het indiaanse hoofdpersonage meegeven hoe gruwelijk een oorlog kan zijn door hem op het nippertje van de dood te redden. Tegelijkertijd wil ik het publiek dezelfde boodschap meegeven. Even liep ik ook nog met het idee rond om duiven in de film te stoppen, omdat ik een documentaire had gezien dat soldaten soms vogels gebruikten om boodschappen aan elkaar door te spelen. Jammer genoeg kregen we de beesten niet op tijd op de set (lacht).’
Er zit wel een vlinder in de film als eerbetoon aan de oorlogsklassieker All Quiet on the Western Front van Lewis Milestone. ‘Op het einde van die film ziet de gewonde soldaat een vlinder zitten en probeert hem aan te raken. Voor hem is de vlinder het eerste teken in een lange tijd van ongerepte schoonheid. Hij wordt echter gedood, vooraleer hij het beestje heeft kunnen aanraken. In mijn film staat de vlinder eveneens symbool voor schoonheid en onschuld, tot het heldere water onder hem rood kleurt en het kwaad aan zijn opmars is
begonnen.’
‘Niemand ontkent dat Amerikaanse soldaten de opdracht kregen gevangen indianen neer te schieten om de code te beschermen, maar men zag het liever niet op het scherm gebeuren.’
‘Ik kon maar niet begrijpen dat het verhaal van de Navajo nog nooit was verteld.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier