Oud-testamentische verkoopcijfers, een Europese tournee met Eagles Of Death Metal, murw geslagen festivalweides en concertzalen all over the world en jubelrecensies tot in The New York Times. Het zijn voor The Black Box Revelation drie helse jaren geweest. Veel tijd om te genieten van de verovering der buitenlanden heeft het Dilbeekse duo zichzelf niet gegund, want heden stompen Jan Paternoster en Dries Van Dijck ons Silver Threats in de nuchtere maag.

Ook de tweede plaat van The Black Box Revelation blinkt weer uit in lillende bluespunk en rauwe rock-‘n-roll. Silver Threats is de digitale gal van twee jonge, maar bloed-dorstige honden met een onverzadigbare appetite for destruction. Hoe uitgerekend zij zich hebben laten verleiden om eind vorig jaar op tournee te trekken met het softrockende boezem-fenomeen Anouk, vroegen wij ons af.

Jan Paternoster: Oké, haar muziek is niet echt ons ding. Maar we konden met die tournee wel vier keer in Ahoy optreden, alles samen goed voor meer dan vijftigduizend man. We zouden wel gek zijn om zo’n tournee níét te doen. Akkoord: die vijftigduizend mensen behoren niet allemaal tot ons potentiële publiek, maar dan nog.

Dries Van Dijck: Als nog maar vijfduizend man daarvan onze muziek goed vindt en overweegt om onze plaat te kopen, is het al de moeite geweest.

Paternoster: En wat Anouk zelf betreft: ik vind haar best een credibele madam, hoor.

Waar ligt voor jullie als support act dan de grens? Of anders gezegd: met welke acts zou de muzikale kloof onoverbrugbaar zijn? Bon Jovi?

Paternoster:Allez jong, als Bon Jovi ons mee op tournee door Amerika wil nemen: direct! Als je die gasten daarvoor kunt misbruiken? Dan ga je dat toch niet laten, zeker? Daar hoef je niet eens een commerciële hoer voor te zijn. In zo’n kans je eigen voordeel zien, daar is niets mis mee. Zelfs onder de fans van Bon Jovi kunnen er nieuwe fans van de Black Box zitten.

Dan moet je wel elke avond twee uur Bon Jovi aanhoren.

Van Dijck: We vinden wel een plekje in de backstage waar het geluid niet doordringt. (Lacht)

Paternoster: Pas op, ik ben lang fan geweest van Bon Jovi. Grote fan zelfs. (Zingt) It’s my life / It’s now or never / I ain’t gonna live forever.’

Euhm, snel iets anders. Jullie hebben twee uiterst drukke, maar ook bijzonder succesrijke jaren achter de rug. Hebben jullie het gevoel dat jullie uit die eerste plaat alles hebben gehaald wat erin zat?

Paternoster: Het zal toch niet veel schelen. Ik ben heel tevreden over wat we totnogtoe bereikt hebben.

Van Dijck: We hebben ons ook van meet af aan voorgenomen om all the way te gaan. Niet twee jaar lang de Vlaamse clubs blijven afschuimen, maar naar het buitenland trekken, en nieuwe mensen voor ons blijven winnen. Trouwens, iedereen dénkt wel dat het allemaal supersnel is gegaan en dat het succes ons zo’n beetje in de schoot is geworpen, maar dat is niet zo. Wij waren eigenlijk al twee jaar vóór de release van de plaat keihard aan de weg aan het timmeren.

Paternoster: In mijn ogen is het een natuurlijke evolutie. Ons succes is het resultaat van onze inspanningen: we hebben het verdiend.

Oké, maar niet elke hardwerkende groep kan meteen door Amerika toeren.

Paternoster: Kijk, vóór de Black Box hebben we in nog een ander groepje gespeeld, een groepje waarmee het niets is geworden. We zijn er ons van bewust dat er ook altijd een factor geluk meespeelt. Want een groepke kan marcheren in België, daarom marcheert het nog niet in andere landen. Maar onze sound slaat blijkbaar aan: dat geluk moet je hebben.

Hoe kijken jullie terug op die eerste Amerikaanse tournee?

Van Dijck: Met veel frustratie. Ah ja, we mochten daar in geen enkele club binnen! Onder de 21 kom je er niet in. (Lacht)

Paternoster: Ik vanaf maart dus wel. Dan ga ik meteen naar het casino. Al het geld opdoen dat we totnogtoe verdiend hebben. (Lacht)

Van Dijck: Dat zal niet veel zijn.

Paternoster: Toch niet als ik er de maandelijkse huur van aftrek.

Maar waar ik heen wilde: hoe voelde het om als grote Belgische groep daar in Amerika weer even een kleine garnaal te zijn?

Paternoster: Het was een koude douche, een reality check. Dat ga ik niet ontkennen. Het leek een beetje op ons eerste optreden in Engeland: je weet dat je daar niks, noppes, nul betekent, maar je moet erdoor. Je voelt het al aan de ontvangst. Een eigen kleedkamer bijvoorbeeld, iets waaraan je toch wel gewend bent geraakt, krijg je niet. Voor een glas water moet je zélf betalen. Dat is even wennen.

Ik heb me laten vertellen dat jullie tijdens een van die Amerikaanse shows voor welgeteld één toeschouwer hebben gespeeld. Dominique Deruddere, om hem bij naam te noemen.

Van Dijck: Dat is fel overdreven. Er stond die avond toch zeker vijf man in de zaal. (Lacht)

Paternoster: Dat optreden was trouwens in The Key Club in LA, waar de Stones nog hebben gespeeld. Dat maakte ook veel goed.

Van Dijck: Het vreemde is dat het er aanvankelijk goed uitzag. De groep vóór ons speelde voor een goed gevulde zaal. Maar toen wij opkwamen, was iedereen weg. Op Dominique Deruddere en zijn vier vrienden na dan. (Lacht)

Paternoster: Ik geef grif toe dat je op zo’n moment de moed wel eens durft te laten zakken. Dat je even, héél even maar denkt: ‘Wat doen wij hier eigenlijk? In België hebben we het zo goed!’ Maar dat is nu net de fout die je niet mag maken: kiezen voor de weg van de minste weerstand. Je moet werken voor erkenning, zo simpel is het. Uiteindelijk word je daarvoor beloond. Nu bijvoorbeeld met de release van onze nieuwe plaat. Die verschijnt via PIAS International in heel Europa, inclusief Engeland en Scandinavië, maar ook in Japan en Rusland. Alles bij elkaar in meer dan twintig landen. Dat is toch een stevige stap voorwaarts als je bedenkt dat onze eerste plaat alleen in de Benelux is uitgebracht. Dát heeft ons werk in het buitenland dus al opgeleverd: een zo goed als wereldwijde release.

Maar durven jullie ook te dromen van een doorbraak in Amerika?

Paternoster: Dat is moeilijk in te schatten, want Amerika is voor een klein groepje als het onze een bijna oninneembaar fort. Ze noemen zichzelf wel de Verenigde Staten van Amerika, maar uiteindelijk is iedere staat bijna een land op zich. Alles begint bij een goeie Amerikaanse deal. We zijn aan het praten met een paar labels en er is wel interesse, maar met een campagne nation wide zijn enorme bedragen gemoeid. Het ligt allemaal heel complex.

ALL KILLER, NO FILLER

‘In België hebben we het zo goed’, zei je net. Zeg eens eerlijk: hoe snel went succes?

Van Dijck: Ik durf het bijna niet te zeggen, maar euhm… héél snel. Ik bedoel: toen we te horen kregen dat we op Werchter mochten spelen, sprongen we een gat in de lucht. Superzot! Een droom die uitkomt! En het wás ook een geweldige ervaring. Maar eenmaal je zo’n ambitie hebt waargemaakt, ben je letterlijk ook weer een ambitie armer. De verwondering ebt snel weg. En voor je het weet, ben je alweer aan een volgende stap aan het denken.

Paternoster: Dat is het tragische aan die jongensdromen. Zodra je ze hebt verwezenlijkt, is het iets wat je nooit nog een tweede keer hetzelfde gevoel kan geven. Zelfs als je een streefdoel dichterbij voelt komen, ben je alweer een volgend streefdoel aan het bepalen. Griezelig eigenlijk hoe snel je al die overwinningen als vanzelfsprekend gaat beschouwen. Ik moet mezelf daar soms echt aan herinneren: ‘Zeg sjarel, ge zijt wel met de Eagles of Death Metal op tournee, hé. Profiteert ervan!’ Elke dag voor meer dan tweeduizend man spelen: dat is niet normaal. Maar je vindt het wel snel normaal.

Hoe slagen jullie erin om de zakelijke controle te behouden over een groep die zo exponentieel groeit?

Paternoster: Dat is inderdaad iets wat ons zorgen baart. Bij iedere stap die we nemen, moeten we meer en meer mensen bij ons groepje betrekken: managers, bookers, promomensen, noem maar op. Bij sommigen van die mensen voel je dat ze de zaken een richting uitduwen die we zelf niet zien zitten en moeten we aan de noodrem trekken. Maar dat zijn onvermijdelijke groeipijnen. Ik heb wel het gevoel dat wij met z’n tweeën nog steeds het overzicht bewaren.

Wat ik me opeens afvraag: begrijpen twee jonge ‘selfmade men’ als jullie eigenlijk dat jongeren tegenwoordig voor rockmuzikant studeren op rockscholen?

Van Dijck: Ik wil me niet over specifieke scholen uitspreken, maar over mijn ervaring met muziekscholen kan ik kort zijn: niet doen! Ik denk dat zo’n school alleen maar een rem zet op je creativiteit.

Paternoster: Ik had er als gitarist wellicht heel wat kunnen opsteken op technisch vlak, maar dan had ik ook veel dingen gemist die ik mezelf eigen heb gemaakt. Kleine dingen, persoonlijke trucjes waarmee je een probleem hebt leren omzeilen, maar waardoor je als gitarist toch anders klinkt dan andere gitaristen.

Van Dijck: Zo van die volstrekt eigen trucjes heeft hij écht. Hij doet dingen met een gitaar waarvan andere gitaristen opkijken.

Paternoster: Van notenleer heb ik nooit iets gekend. Ik heb gitaar leren spelen met de hulp van Kloot Per W. Met een paar simpele gitaarschema’s en een snelle introductie tot de vijf belangrijkste bluesgitaristen was ik zó vertrokken. (Lacht)

Van Dijck: Ik denk dat ik veel te ongeduldig ben voor zo’n schoolse aanpak. Ik zou me nogal snel vervelen met al die theorie en bla-bla-bla.

Paternoster: Maar op zich vind ik het niet slecht dat zulke muziekscholen bestaan. Misschien levert het wel een nieuwe Krezip op.

Zei hij sarcastisch.

Paternoster: Hoezo, sarcastisch? Ik heb ooit nog een cd van Krezip gekocht. Hij staat nog altijd in mijn kast.

Van Dijck: Pff, ik heb zelfs een plaat van Sum41.

Paternoster: Ik ook! Een plaat met een ge-wél-dige titel trouwens: All Killer, No Filler. Als zij die titel al niet hadden gebruikt, had ik hem allang gepikt voor onze groep. Hun eerste plaat heet trouwens Half Hour of Power: ook niet slecht.

JONGE GRIETJES

Jullie hebben jullie nieuwe plaat opgenomen in de Konk Studio’s van Ray Davies. Voldeed de werkelijkheid aan de mythe?

Paternoster: Absoluut! Ik kan je verzekeren dat het behoorlijk inspirerend werkt als je in het kot naast de studio oude spullen van The Kinks ziet liggen. Of als je de versterker van Ray Davies even fysiek kan aanraken. De aanwezigheid van die spullen en de geschiedenis die eraan vasthangt, gaven mij echt een boost.

Van Dijck: Ray Davies zelf hebben we eigenlijk maar twee keer te zien gekregen. Eén keer kwam hij de studio binnengewandeld om te zeggen dat wat hij hoorde hem wel aanstond.

Paternoster: In hoeverre dat gemeend was of een standaardzinnetje dat hij tegen álle groepen zegt, weten we niet. Maar naar het schijnt is hij nogal een moeilijke mens, dus zal die opmerking wel oprecht geweest zijn. (Lacht)

Heb je er wel eens bij stilgestaan dat jouw stem op die van Ray Davies lijkt?

Paternoster: Je bent niet de eerste die dat zegt. Jan Theys, onze manager, heeft me daar ook al op gewezen. Het gekke is dat ik tot voor kort helemaal niet zo vertrouwd was met het werk van The Kinks. Ik heb hem dus zeker niet opzettelijk geïmiteerd of zo. Als ik mij als zanger aan iemand heb gespiegeld, is het wel Iggy Pop. En Mick Jagger natuurlijk.

Een nieuwe plaat begint bij de evaluatie van de vorige. Zijn jullie daar nog altijd tevreden over?

Paternoster: Ik vind het nog altijd een goeie plaat, ja. Hier en daar hoor ik wel kleinigheden die ik nu anders zou doen, maar die kan ik makkelijk catalogiseren als charmante beginnersfouten. Dus ja: ik ben nog altijd trots op onze eerste plaat.

In welke zin moest de nieuwe plaat anders worden?

Paternoster: Ze moest vooral ruiger worden. Iedereen vindt onze eerste plaat al heel erg rauw, maar ik vond dat onze muziek nóg rauwer kon.

Veel muzikanten maken net de omgekeerde evolutie door: ze willen plots alle mogelijkheden van de opnamestudio ontdekken en komen niet zelden met een overgeproducete plaat naar buiten.

Paternoster:(Huiverend) Ik weet het, en dat wilden we dus net níét.

Van Dijck: Wij willen puur klinken. Het overgrote deel van de nummers hebben we daarom ook live ingespeeld, vaak zonder click track. Er zijn nauwelijks nog groepen die dat aandurven: opnemen zonder alle instrumenten te synchroniseren. Terwijl wij een kleine versnelling of vertraging juist neig vinden: dat soort dingen maakt de muziek net menselijk. Vooral op platen van de Stones hoor je zulke fouten vaak: het zijn fouten die ervoor zorgen dat de muziek lééft.

Ruiger en rauwer betekent misschien ook dat er minder evidente radiosingles op staan.

Paternoster: Dat zou best kunnen, ja. Ik heb daar al over nagedacht. En als dat de consequentie is, dan is dat maar zo. We maken sowieso geen evidente muziek, hé. We passen bijvoorbeeld al niet in het huidige rijtje Belgische groepen dat muziek maakt met van die onnozele keyboards.

Van Dijck: Misschien verliezen we wel een paar fans die de plaat te moeilijk zullen vinden, of te weinig toegankelijk. Maar misschien winnen we er ook wel enkelen.

Paternoster:Silver Threats zal voor sommigen van onze fans een uitdaging zijn, en voor een paar misschien een provocatie. (Lacht)

Hebben jullie eigenlijk een idee van wie dat zijn: fans van The Black Box Revelation?

Van Dijck: We zien nogal wat vijftigers en zestigers in ons publiek. Ik denk dat onze muziek hen herinnert aan de muziek uit hun jeugd.

Kom-kom, jullie publiek bestaat ook grotendeels uit tienermeisjes. Ik weet dat jullie daar niet onverdeeld gelukkig mee zijn.

Paternoster:Goh, jammer vinden we dat nu ook weer niet.

Van Dijck: Maar het is wel waar: tijdens optredens staan in de eerste tien rijen veel jonge grietjes. Maar zo erg als bij Jasper Erkens is het bij ons toch niet.

Paternoster: Kijk, ik heb niets tegen jonge fans, maar ik zou het wel frustrerend vinden als ze ons vanwege die meisjes op de eerste rij als een tienerband zouden bestempelen. Want als er nu iets is wat we níét zijn, is het wel een tienerband. Nooit, echt nooit ofte nimmer hebben wij onze jonge leeftijd uitgebuit als verkoopargument. Onze muziek is altijd op de eerste plaats gekomen. Zolang dat jonge publiek niet negatief op ons afstraalt, vind ik het niet erg dat er veel jonge meisjes in het publiek staan.

Van Dijck: Als ze iets te dichtbij komen, laat ik gewoon een luide boer: helpt altijd. (Lacht)

SILVER THREATS

Uit bij T For Tunes / PIAS

THE BLACK BOX REVELATION LIVE

4/3 Ancienne Belgique, Brussel

tekst Vincent Byloo / Foto’s Eddy Petroons

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content