Natuurlijk heeft Tom Waes zichzelf weer overtroffen voor het tweede seizoen van Reizen Waes. Terwijl de amateurs van Debiker boys zichzelf in IJsland verloren met een slaapzak in de verkleumde handen, peddelde Waes onvervaard in zijn eentje door Alaska. Al ontdekte hij daar wat hij het minst had verwacht: dat sommige dromen in het echt gewoon vervelend zijn. ‘Als een mens reist om te leren, vroeg ik me af, met welke lessen komt hij dan thuis?’

LES 1: THUIS IS NIEMAND ECHT GEÏNTERESSEERD IN WAT JE HEBT GEDAAN.

Tom Waes die thuiskomt, pakweg van Spitsbergen, waar hij met blote voeten in een tent heeft geslapen bij temperaturen die op een gewone thermometer niet eens voorkomen, dat gaat ongeveer zo.

ZOON: Hoe was Spitsbergen?

TOM WAES: Goed.

ZOON: Heb je het noorderlicht gezien?

TOM WAES: Ja.

ZOON: Kun je mij naar het voetbal brengen?

TOM WAES: Eerst even mijn vuile kleren in de wasmachine stoppen, want morgen moet ik naar Albanië.

ZOON: Ik wacht wel.

Waes nipt van zijn koffie en haalt zijn schouders op. ‘Ik vind dat prima. Mijn kinderen willen dat allemaal niet weten, die zijn met hun eigen dingen bezig. Ik vermoed wel dat ik een vervelende bompa word die zijn kleinkinderen voortdurend zal bestoken met zijn avonturen.’ Hij trilt met zijn hand, trekt een scheve onderlip en mompelt: ‘Mannekes, ik ben in Noord-Korea geweest en wat ik daar heb gezien…’

Laat me raden: niet veel van wat jullie wilden zien en alles wat zij wilden dat jullie zouden zien.

TOM WAES: Absoluut, en dan is het vooral een kwestie om te zoeken waar je dat al geëffende pad wat kunt ombuigen. Onze Engelse gids had ons op voorhand gewaarschuwd: het heeft geen zin om stiekem te filmen, het heeft al helemaal geen zin om boos te worden. ‘Niet doen’, had hij duidelijk gezegd. Er zit een Zwitserse journalist in de gevangenis. Er zit een Amerikaan in de gevangenis. Als je een gids te hard onder druk zet om iets te doen wat niet officieel toegelaten is, voelt die zich verplicht om dat te rapporteren. Reizen in zulke landen is vaak frustrerend omdat je niet mag filmen wat je wilt filmen en omdat wat je wel mag filmen tenenkrullend saai is. Dat hadden we het vorige seizoen in Turkmenistan geleerd.

LES 2: GEEN TWEE DICTATUREN ZIJN GELIJK.

Natuurlijk is het straf om in Noord-Korea binnen te raken. Maar vreesde je ook niet dat je gewoon een tweede Turkmenistan zou draaien, precies omdat alles zo strak geregisseerd is?

WAES: Goh, Noord-Korea laat je niet vallen omdat je Turkmenistan al gedaan hebt. En ook: Noord-Korea was op alle vlakken zwaarder en beklemmender. Na twaalf dagen is het me daar echt te veel geworden. Het begon op mijn systeem te werken. Als je daar geboren wordt, als je daar opgroeit, dat is zo intriest. Turkmenistan was bizar omdat er niemand op straat liep, maar de mensen hadden er wel een beeld van de rest van de wereld. Onze gids zei off the record duidelijk dat hij zijn land haatte. ‘Ik ben homo’, zei hij. ‘Logisch dat ik hier weg wil.’ In Noord-Korea ben ik op geen enkel moment tot de gidsen doorgedrongen. Ik durfde hen ook niet te vragen wat ze nu eigenlijk van hun land vonden. Voor de camera helemaal niet, maar ook niet off-camera. Die gidsen liegen je met een uitgestreken gelaat voor, maar het wordt pas echt schrijnend wanneer je plots beseft: die geloven echt wat ze mij vertellen. Achteraf hebben we in Zuid-Korea met een dissident gesproken. Hij vertelde dat op die hele bevolking van een paar miljoen mensen amper duizend hoge functionarissen beperkt toegang hebben tot het internet. Als de openheid waar men het soms over heeft er ooit komt, dan valt dat land helemaal plat, dat kan gewoon niet anders.

Wat trekt je aan in die dictaturen? Dat ze gesloten zijn? Of dat ze eindeloos absurd zijn?

WAES: Wat ik nu ga zeggen, klinkt misschien naïef, maar door daar naartoe te gaan, breng je – hoe klein ook – iets anders binnen in dat land. Op een bepaald moment reden we driehonderd kilometer lang in een bus langs twee betonnen wanden van vier meter hoog. Er was niets te zien en we mochten sowieso niets filmen. Omdat ik niet onmiddellijk iets beters te doen had, begon ik op mijn iPad naar Edge of Tomorrow te kijken, een sciencefictionfilm met Tom Cruise. ‘Mag ik meekijken?’ vroeg de gids. Ik heb haar een koptelefoon gegeven en die heeft voor het eerst van haar leven een buitenlandse film gezien.

Wacht even, dan héb je de kans om in Noord-Korea de culturele revolutie te ontketenen en dan laat jij Edge of Tomorrow zien?

WAES: Ja, de gids begreep werkelijk niets van de film. Maar wat ik wil zeggen: dat zijn de minuscule prikjes die je kunt geven. Zo namen ze ons mee naar een fabriek waar ze apetrots op zijn. Op de muur naast die fabriek was een groot stripverhaal geschilderd. ‘Wat is dat?’ vroeg ik de gids. Ze legde uit dat het ‘regret’, betekende, spijt, en voor ze besefte waar ze mee bezig was, begon ze het verhaal uit te leggen. Een vrouw zag twee mannen een fiets stelen, maar gaf dat niet aan bij de politie. Die dief was later bij haar thuis gekomen en had haar huis in brand gestoken. Natuurlijk had ze er veel spijt van, en besefte ze dat het altijd beter is om te melden wat je ziet. ‘Een oproep tot sociale controle’, zei ik. ‘Zou jij dat doen?’ ‘Natuurlijk’, antwoordde de gids. Dat zijn de momenten waarop je even greep krijgt op de absurditeit van dat land. Diezelfde absurditeit ligt natuurlijk ook schitterend uitgestald in het mausoleum waar de oude Kim ligt opgebaard, maar daar is het dan weer verboden om te filmen. Het heeft zelfs geen zin om het te proberen.

Lijkt me bijzonder frustrerend.

WAES: Dat is het ook, maar je moet dat loslaten. Natuurlijk was het schitterend geweest mochten we met beelden van dat mausoleum zijn thuisgekomen. Niemand heeft het tot nu mogen filmen. De oudste Kim ligt daar opgebaard en naast hem is een kamer volgestouwd met zijn trofeeën. Die, als je ze een beetje nader onderzoekt, bijzonder weinig waard blijken. Eredoctoraten van universiteiten ergens in Nigeria, maar ook – en dat was toch opmerkelijk – een oorkonde van het ereburgerschap van Liedekerke. Dat wordt met de grootste zorg behandeld alsof het een soort Nobelprijs is. Maar vraag hen vooral niet wat Liedekerke is.

Voel je dat de angst regeert in dat land?

WAES: Iedereen controleert er elkaar. De gids keek mee naar de film zolang de chauffeur reed en zijn ogen op de weg moest houden. Wanneer die stopte, stopte zij met kijken. De angst zit onderhuids en houdt iedereen onder de knoet, maar er is geen agressie zichtbaar. Of die kregen wij toch niet te zien. Dat is heel anders in bijvoorbeeld Noord-Mexico. We waren er al eens geweest voor Tomtesterom en toen mochten we ons hotel niet uit. Vier volwassen venten die ’s avonds een pint wilden gaan drinken. ‘Echt niet doen’, zeiden ze in het hotel. We vonden dat onzin. Enfin, we begonnen, zo’n beetje als vissers die pochen over de lengte van de karpers die ze hebben gevangen, op te sommen op welke gevaarlijke plekken we al geweest waren. ‘Kan wel zijn’, zeiden ze daar simpelweg. ‘Maar we raden het je ten stelligste af.’ Ja, dat intrigeert, natuurlijk.

En dus ben je teruggekeerd naar Noord-Mexico. Omdat het er ondertussen veiliger is geworden?

WAES: Het gevaar is minder groot, laat het me zo zeggen. Maar als je in Ciudad Juárez rondloopt, ontsnap je niet aan het besef dat je bijzonder sterfelijk bent. Agenten patrouilleren er met bivakmutsen, want als ze herkend worden, is de kans groot dat ze ’s avonds in hun eigen wijk worden neergeknald. In plaats van in combi’s rijden ze er in pick-ups met luchtafweergeschut en om tien uur ’s avonds merk je dat je gids zenuwachtig wordt als je nog onderweg bent. Het is oké, denk je dan. Tot je een dorp binnenrijdt waar het vol politie staat omdat er zonet twee mensen zijn vermoord. Ik wil maar zeggen: angst is een rekbaar begrip.

LES 3: DE ANGST IS SOMS GROTER DAN HET GEVAAR. EN OMGEKEERD.

Toen je uit Noord-Mexico terugkeerde naar België, waren de cartoonisten van Charlie Hebdo net vermoord en eiste de burgemeester van Antwerpen para’s op voor zijn stad.

WAES: Dat was heel maf, maar ook onwerkelijk en verwarrend. Ik vond het wat overdreven om moord en brand te gaan schreeuwen omdat er vier para’s op de Meir rondlopen. Als die voor veiligheid zorgen, kan het dan kwaad dat ze daar zijn? Aan de andere kant, het kan allemaal snel omslaan en in iets verglijden waarbij we onze vrijheden net iets te gretig afstaan. Natuurlijk moet je waakzaam zijn voor een reële dreiging, maar je moet je er even hard voor hoeden om geen paranoïde sfeer te creëren en te voeden of om hele groepen te stigmatiseren en tegen elkaar op te zetten. Ik heb als beroepsduiker lang samengewerkt met laaggeschoolde Marokkanen. Ook als portier van Café d’Anvers waren mijn nabije collega’s Marokkanen. Die willen niets liever dan een rustig leven. Die haten die gasten van IS even hard als wij en toch zeggen zij ook: wat er nu gaande is, kan snel verglijden in agressie tegen ons of omgekeerd. Ik moet dan altijd denken aan Zuid-Soedan. Twee maanden nadat we er met Reizen Waes geweest waren, is het daar opnieuw ontploft. Buurten waar wij gelopen hadden, zijn volledig afgebrand. Mensen die na de burgeroorlog besloten hadden: goed, we proberen het samen, hebben elkaar de keel overgesneden. Hoe verklaar je dat?

Hoe?

WAES: Dat is niet te verklaren, dat is gewoon verwarrend. Misschien is dat wel de voornaamste les: reizen maakt de verwarring enkel groter. Laat me een ander voorbeeld geven. De hoofddoek. Vorig jaar waren we in Iran. Als die vrouwen gekund hadden, ze hadden hun hoofddoek massaal van hun hoofd gerukt. Dat is de ene kant. Tegelijkertijd hoor je hier vrouwen eisen dat ze die hoofddoek mogen dragen, dat het hun recht en hun plicht is. Begrijp me niet verkeerd: ik heb geen enkel probleem met een politieagente of een douanebeambte met een tulband of een hoofddoek – in New York is dat de normaalste zaak van de wereld. Ik vraag me wel af waarom dat ginder zo normaal is en hier nog steeds zo moeilijk?

Op reis ontsnap je zelden aan de wereld, tenzij je naar Alaska trekt. Klopt?

WAES: Dat was een van mijn dromen. Into the wild, de film van Sean Penn over de avonturier Chris McCandless, had zo’n indruk op mij gemaakt. Ik wilde in de voetstappen van McCandless treden, letterlijk. Ik weet niet wat het is, maar het verhaal raakt me elke keer recht in het hart. Het is dat gevecht met de natuur dat ook een gevecht met jezelf wordt. Mijn plan was om het precies zo te doen als McCandless: alleen, zonder cameraman, zonder klankman. We hebben daar lang over gediscussieerd. Technisch is dat niet zo eenvoudig. Ik moet zorgen dat het beeld goed is, de klank, en ondertussen moet ik proberen mijn weg te zoeken. Een sms van mijn eindredactrice gaf de doorslag: ‘Als je vindt dat je het alleen moet doen, ga er dan voor.’ Dus hebben ze mij in een kajak op een meer gedropt. Ze zijn nog een paar keer overgevlogen, ik heb staan zwaaien, hoorde het geluid van het vliegtuig wegsterven en toen zat ik daar. Alleen. Ik wist dat er vijfhonderd kilometer naar het westen nog ergens een Rus rondsloop en dat er evenveel kilometer naar het oosten twee Italiaanse ornithologen waren afgezet.

En toen?

WAES: Kort samengevat: ik heb beseft dat ik een socialer dier ben dan ik dacht. Jarenlang heb ik gezegd: verdorie, ik wil eens alleen zijn. Dan ben je alleen en denk je: pfft, dat is toch maar vervelend.

LES 4: DE WERKELIJKHEID OVERTREFT NIET ALTIJD DE FICTIE.

WAES: Weet je wat het is? Je streeft een droom na. Ik had er al zo veel over gelezen. Ik was ervan overtuigd dat die kajak mijn favoriete manier was om door de natuur te trekken. Dan beleef je die droom en besef je: ik mis iemand om die droom mee te delen. Ik heb me oprecht afgevraagd of McCandless daar werkelijk gevonden heeft wat hij zocht. Hij heeft daar vier maanden gezeten. En ja, ik heb het ook gevoeld. Als je op een eiland aanmeert, koffie zet, om je heen kijkt, die besneeuwde bergen ziet opdoemen of recht in de ogen van een eland staart, dat is geweldig. Ik heb ook staan brullen in een vallei. Maar twee uur later zit je weer in die kajak en slaat de eentonigheid opnieuw toe. Je hebt zo weinig anders te doen. Je weet ook: als ik aan land ga, is de kans groot dat ik op een beer bots. Die angst is er voortdurend. Aan land durfde ik geen meter van mijn vuur te wijken. Omdat die beren dag en nacht kunnen komen. Dus, wat doe je? Slapen. En als je wakker wordt – pakweg om drie uur ’s nachts, want het is daar altijd licht – pak je je spullen weer in en roei je verder. Maar ook dan was ik er niet helemaal gerust in. Ik moest naar een meer roeien en daar zouden ze me weer oppikken. Ik wist ook: als ik dat meer mis, zijn ze me waarschijnlijk voorgoed kwijt. De piloot had vooraf het verhaal verteld van een man die ze nooit meer teruggevonden hebben. Als je alleen bent, is het moeilijk de gedachten aan dat soort verhalen uit je hoofd te zetten. Dat blijft malen.

Denk je nu: soms is het beter om een droom een droom te laten? Een mens moet niet al zijn dromen realiseren?

WAES: Oh nee, ik zou niet willen sterven als ik niet minstens de helft van al mijn dromen gerealiseerd heb.

Is het dat wat je voortdrijft in het leven: je dromen realiseren?

WAES: Ik ben vooral bang om de eindigheid van een beslissing te zien, om te weten: als ik dit doe, dan is dat de volgende stap. Ik heb het een keer meegemaakt, het gevoel vast te zitten. Ik was beroepsduiker en ik kon me precies het moment herinneren waarop ik had besloten: ‘Ik wil leren duiken.’ Dat was een deel van een droom geweest. Als kind ging ik iedere woensdagmiddag naar mijn grootouders in Berchem. Zij waren Franstalig en ik keek er naar de Franse televisie. Ik heb er alle afleveringen van de onderwaterwereld van Jacques Cousteau gezien. Tot honderd keer na elkaar. Ik kreeg er nooit genoeg van. Het was een wereld die ik wilde ontdekken. Maar als duiken je beroep wordt, speur je niet naar onbekende vissen op de zeebodem. Daar valt geen geld mee te verdienen. Dan duik je in beton. Of in kanalen. Of in smalle, donkere kokers. En dan vis je al eens een mens op die tussen de sluisdeuren is blijven hangen. Duiken werd van een droom een sleur. Ik heb lang tegen mijn zin gedoken. Ik herinner me dat ik in het buitenland was voor een job. Ik sliep met een paar andere arbeiders in een container en ik besefte: ik heb hier niemand om mee te praten. Het was een afstompende karwei geworden. Hup, weer dat water in. ‘Verdomme, Waes,’ heb ik toen gedacht, ‘wat heb je jezelf toch aangedaan?’ Ik denk dat ik daar ook besloten heb: als je vastzit, moet je een uitweg forceren. Wat ik ook gedaan heb. Ik heb de telefoon gepakt en ik heb Tom Lenaerts gebeld: ‘Tom, help me, ik wil mijn leven veranderen.’

Wat zeg je tegen je kinderen als ze je vragen wat ze moeten doen in het leven?

WAES: Mijn dochter heeft me dat onlangs gevraagd.

LES 5: MOEILIJKER DAN KAKKEN BIJ -50°C IS EEN ANTWOORD VERZINNEN OP EEN VRAAG ALS: ‘PAPA, WAT MOET IK MET MIJN LEVEN DOEN?’

En?

WAES: Ik vond het de moeilijkste vraag ooit. Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Ik heb gezegd wat mijn vader me ooit geantwoord heeft op dezelfde vraag: doe wat je wilt doen en waar je gelukkig van wordt. Al vroeg ik me tegelijkertijd af: is dat geen te makkelijk antwoord?

Omdat het een antwoord is dat eigenlijk niets zegt?

WAES: Omdat ik me soms afvraag: in welke wereld komen ze terecht? Ik kan daarvan wakker liggen. Dat zijn mijn slapeloze nachten. Wat moeten die kinderen doen? Anderzijds: ik was twaalf jaar in 1980. Er ging een atoombom op ons hoofd vallen, de Derde Wereldoorlog werd om de haverklap aangekondigd, de Russen stonden klaar om het hier over te nemen. De wereld zag er ook niet bijster geweldig uit. Op een of andere manier is het toch goed gekomen. Ik denk dat je daar vooral op moet vertrouwen: dat het wel goed komt.

Wat mij benieuwt: jouw vader antwoordde je precies hetzelfde. Hij moedigde je aan je dromen te volgen en toch koos je in eerste instantie voor de veiligheid van een jaar Germaanse talen.

WAES: Oh, maar ik kan dat perfect verklaren. Ik wilde eigenlijk journalist worden. ‘Studeer Germaanse!’ had Greet De Keyser gezegd. Maar ik dacht al snel: ‘Moet ik werkelijk drie jaar lang Middelnederlandse teksten instuderen om journalist te worden?’ Ik zag dat op dat moment niet zitten. Al vraag ik me nu wel af: had ik niet beter wat harder op mijn tanden gebeten?

Interessant dat je dat zegt. Op een of andere manier vind ik dat je in Reizen Waes steeds minder de man van de stunts en de extremen wordt en steeds meer journalist.

WAES: De gesprekken met de mensen die ik ontmoet, worden inderdaad belangrijker. Het boeiende is ook dat we op plekken komen waar ze je als journalist niet eens binnenlaten. Of dat mensen zaken vertellen die ze in een echt interview voor zich zouden houden. In het begin voelde ik me wat onwennig bij dat interviewen. Op Twitter gonsde het dadelijk: oh nee, nu gaat hij nog interviewen ook. Maar ik wist dat het me zou liggen. Ik krijg wel wat uit mensen.

Wat is je geheim?

WAES: Empathie. En met empathie, neem het van mij aan, kom je een heel eind in de wereld.

REIZEN WAES

Vanaf 22/2 om 20.40 op één.

DOOR TINE HENS – FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

TOM WAES ‘IK VERMOED DAT IK LATER EEN VERVELENDE BOMPA WORD DIE ZIJN KLEINKINDEREN VOORTDUREND BESTOOKT MET ZIJN AVONTUREN.’

TOM WAES ‘IN ALASKA HEB IK BESEFT DAT IK EEN SOCIALER DIER BEN DAN IK DACHT. JARENLANG HEB IK GEZEGD: VERDORIE, IK WIL EENS ALLEEN ZIJN. DAN BEN JE ALLEEN EN DENK JE: PFFT, DAT IS TOCH MAAR VERVELEND.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content