De tropische klanken van Zuco 103 lijken wel op maat van de festivals gesneden. Aan de vooravond van een drukke zomer, een gesprek over opblaaszwembadjes, punctuele Japanners, regen in Rio en pygmeeënstammen.

‘ZUCO 103’

IN CONCERT: 9/7 CACTUS FESTIVAL, BRUGGE

Sluit een zwoele Braziliaanse zangeres (Lilian Vieira), een Nederlandse drummer (Stefan Kruger) en een Duits toetsenwonder (Stefan Schmid) samen op in één studio en laat ze pas weer buitenkomen wanneer ze een cd hebben gemaakt waarop de grooves van het kille Noorden vrolijk clashen met die van het warme zuiden. Het is de natte droom van elke platenbons, maar zo werkte het bij Zuco 103 niét.

Als Zuco 103 van iets een product is, dan is het van een toevallige ontmoeting. Lilian Vieira, die in ’89 vanuit Rio de Janeiro naar Nederland was geëmigreerd, liep Stefan Kruger op het conservatorium van Rotterdam tegen het lijf. Niet veel later stelde Kruger haar voor aan een vriend met wie hij al een muziekproject op poten had gezet: Stefan Schmid, die in Amsterdam was blijven plakken na zijn studies jazzpiano.

Het debuut van Zuco 103, Outro Lado, zette in 1999 een trend met zijn fusie van jazz, Latijnse ritmes en elektronische drum ‘n’ bass-tovenarij. Een trend waar – om maar meteen de bekendste naam te noemen – ook Bebel Gilberto haar voordeel mee deed.

Op hun jongste cd Whaa! lijkt de muzikale verove-ringshonger van Zuco 103 nog lang niet gestild: ook Afrikaanse klanken maken hun entree in hun kosmopolitische muziek.

Voor ‘Whaa!’ gingen jullie in zee met reggaelegende Scratch ‘Lee’ Perry, een prettig gestoord maar vooral onberekenbaar man. Kenden jullie z’n reputatie?

Stefan Kruger: Ja, maar daar stonden we niet echt bij stil. We hadden verhalen gehoord dat hij nooit afspraken nakwam, maar daar hebben wij totaal geen last van gehad. Hij heeft een heel goeie en betrouwbare manager – z’n echtgenote. (lacht) De drie nummers waaraan hij meewerkte, stonden in een mum van tijd op band. Het leek allemaal een fluitje van een cent, hij moest maar een krant vastnemen om op ideeën te komen. Op een bepaald moment zat hij een artikel te lezen over Michael Jackson. Hij begon meteen Eminem te dissen, omdat die Jackson had aangevallen: ‘ Go down, Slim Shady, what’s the last name of anyman‘. Alleen zijn vrouw was er niet zo mee opgezet: zij was blijkbaar een grote Eminem-fan. (Het nummer Anyman werd uiteindelijk niet op Whaa! geperst, het verschijnt later op vinyl; nvdr.)

Je hebt een festivaloptreden onlangs met topsport vergeleken, maar komt daar ook training aan te pas? Ik vraag het maar omdat ik de roadies van de Peppers ooit met een stel hometrainers zag sleuren.

Kruger: Tja, iedereen heeft z’n eigen warming up. Als je een tournee zonder al te veel ongemakken wil door komen, moet je je fysiek wel wat op peil houden. Maar om nu hometrainers in de kleedkamer te installeren? Nee, dat gaat me wat ver. Geef mij dan maar een opblaaszwembad of zo.

Ik las dat je héél erg te spreken was over jullie passage in de Marquee op Rock Werchter twee jaar geleden. Wat maakte die show zo memorabel?

Kruger: Ik weet nog goed dat het die ochtend regende. Toen wij begonnen te spelen, brak de zon door. Het publiek ging compleet uit z’n dak, de mensen dansten tot ver buiten de tent. We geven altijd veel live, maar die keer kregen we het tiendubbele terug.

Welk festival staat deze zomer rood omcirkeld in je agenda?

Kruger: Fuji Rock in Japan. Zo’n groot festival in zo’n ver land is best spannend. Uit ervaring weet ik dat je nog zo naar een optreden mag uitkijken, daarom is het nog geen garantie op succes. Je moet zien te pieken, opnieuw zoals een topsporter. We zijn al een keer in Japan geweest. Bizarre lui, die Japanners. Heel fanatiek, stipt en beleefd. Dat kennen wij hier niet.

In maart 2003 zijn jullie naar Brazilië gereisd, Lilians geboorteland. Hoe was het om voor het eerst voor haar familie op te treden?

Kruger: Te gek. Het regent nooit in Rio, maar de dag dat we er moesten spelen, stond er een halve meter water in de straten. Even was er paniek: door dat noodweer zouden de mensen misschien niet tot bij de club geraken. Maar gelukkig kwam alles zoals altijd weer goed. Na afloop werd onze kleedkamer zowat bestormd.

Wat was tot nog toe voor jullie hét Spinal Tap-moment?

Kruger: We zouden spelen op de vijftiende editie van een festival in Central Park in New York, samen met Chic. Een héél mooi aanbod. Pas een uur voor vertrek waren onze visa in orde. Zaten we eindelijk op het vliegtuig, bleek dat die niet kon opstijgen wegens een technische panne. We moesten de trip afblazen. Toen Lilian, die vliegangst heeft, hoorde dat het toestel een defect had, was de zin om naar New York te reizen meteen verdwenen. (lacht) Gemiste vluchten, groeps-leden die in Rusland worden gearresteerd door de politie: onze tourmanager zit vaak met de handen in het haar. Op het podium loopt het ook geregeld mis: de geluidsinstallatie die in brand vliegt, het drumstel dat door de planken zakt, Lil die van het podium dondert. Maar wat er ook gebeurt, we blijven áltijd doorspelen.

Een denkoefening: stel dat het Londense festival Meltdown je zou vragen als artistiek directeur. Wie zou op je droomaffiche staan?

Kruger: Mijn allergrootste droom is wellicht compleet irrealistisch: hiphopper Talib Kweli met de big band van Duke Ellington zaliger. Iets realistischer: Joni Mitchell met symfonieorkest. Danceproducers zou ik in een clubje live remixes laten maken. En verder zou ik zeker een portie underground hiphop en Afrikaanse muziek programmeren. Ik zou op het festivalterrein een paar tropische bomen neerplanten, en daar dan een pygmeeënstam z’n ding in laten doen.

Dream on!

Door Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content