WARREN OATES
Niets is voor eeuwig, helden al helemaal niet. Elke week diepen wij een held op die onterecht bedolven werd onder de waan van de dag.
Vraag aan honderd mensen wie Warren Oates was en misschien is er één die weet dat hij een van de beste karakteracteurs van de jaren zestig en zeventig was. Vraag aan dezelfde honderd wie Taylor Lautner is en bij de helft spat het kwijl uit de mondhoeken. Wat eens te meer bewijst: de wereld is onrechtvaardig en Taylor Lautner een perfect gesculpteerd product van een cultuurindustrie die haar clientèle tot consumptievee degradeert.
Wat een geluk dus dat Oates, die in 1982 op zijn 53e aan een hartaanval overleed, die treurnis niet meer hoeft mee te maken. Alsof hij het zich had aangetrokken. Niemand die namelijk met zoveel overgave een je m’en fous-houding kon aannemen, tenzij Robert Mitchum misschien. En niemand die zo sarcastisch zijn gebit bloot kon grijnzen, tenzij Mister Ed misschien. Geen wonder dat Oates zijn luide, in nicotine en alcohol gemarineerde stem vaak leende aan opvliegende misfits of minzame outlaws.
Een ster is Oates nooit geweest – te ruw en te lelijk. Maar in zijn carrière, die in 1956 begon met gastrolletjes in tv-series als Rawhide en Gunsmoke, werkte hij wel samen met Mankiewicz, Malick, Kaufman, Friedkin en zelfs Spielberg. Twee regisseurs stonden daar voor Oates echter nog een trapje boven: Sam Peckinpah en Monte Hellman: venten die net als hijzelf lak hadden aan Hollywoodbullshit en hem tot leading man promoveerden.
Met zuipschuit en ruigpoot Peckinpah, die Oates als zijn mentor beschouwde, knalde hij zich de filmgeschiedenis in met The Wild Bunch (1969), Major Dundee (1965) en Bring Me the Head of Alfredo Garcia (1974). Met Monte Hellmann maakte hij The Shooting (1966), Two-Lane Blacktop (1971) en Cockfighter (1974), B-films die uitgroeiden tot cultklassiekers. Met een beetje goede wil, en om de wereld wat rechtvaardiger te maken, zou je Oates daarom het symbool van een generatie kunnen noemen: te jong om tot oorlogsheld te worden gedecoreerd, te oud om met de hippies mee te blowen en gedoemd om zich te pletter te zuipen, neuken, vloeken en vechten. Warren Oates zou er vandaag 85 zijn, en hij zou Taylor Lautner met brede grijns een lel rond de oren verkopen. Zomaar.
BEROEMDE FANS
‘There once was a god who walked the Earth named Warren Oates’, jubelde independentkoning Richard Linklater vorig jaar nog, naar aanleiding van de dertigste verjaardag van Oates’ overlijden. En ook B-filmaficionado Quentin Tarantino outte zich meermaals als onvoorwaardelijke Oates-fan. In 1993 bracht Tom Thurman de documentaire Warren Oates: Across the Border uit, terwijl zowel countryrocker Dave Graney als The Mars Volta-brein Omar Rodriguez-Lopez een song naar hem doopten. In your teenie face, Taylor Lautner.
LUISTERTIPS
Samen met William Holden, Robert Ryan en Ernest Borgnine maakte Oates deel uit van de Wild Bunch, als fetisjacteur van Hollywoodoutlaw Sam Peckinpah. En op het einde van zijn carrière was hij ook te zien als Sergeant Hulka in de populaire Bill Murray-komedie Stripes. Zijn beste en meest typerende rollen zette hij echter neer in Peckinpahs Bring Me the Head of Alfredo Garcia – als verlept muzikant op de dool door Mexico – en in Monte Hellmanns existentiële roadmovie Two-Lane Blacktop als drifter op de road to nowhere. Zou Taylor Lautner eigenlijk al een rijbewijs hebben?
DAVE MESTDACH
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier