Voor Twitter en Facebook de revolutie aanstookten, deed opera het in hun plaats. ‘Kan dat nu nog?’, vraagt Alain Platel zich af.
Natuurlijk vraag ik me dat in de eerste plaats af omdat de vraag me gesteld is, maar ik moet eerlijk toegeven dat er de voorbije weken iets gebeurd is. Het is een iets dat zich nog niet laat duiden, het is te diffuus en ongrijpbaar, een beetje zoals je weet dat de zomer in de lucht hangt omdat je overal de geur van gebraden vlees ruikt. Het begon met de première van de opera-dansvoorstelling C(H)OEURS in Madrid. Ik heb al heftige dingen meegemaakt, ik zal niet zo ver gaan te beweren dat ik het gewend ben om uitgejouwd te worden, maar het is me al overkomen en alles wat je ooit overkomen is, is herkenbaar. Maar dit was nieuw. Ik zag boosheid op de gezichten van de mensen. Woede. Ze keerden hun rug naar mij toen ik tussen dansers en koor op het podium verscheen. Ze scheurden hun programmaboekje aan stukken, of probeerden dat – het zijn dikke programmaboekjes tegenwoordig – in een onbeholpen poging die het gebaar nog rauwer maakte. Als ze gedurfd hadden, ze hadden hun tanden erin gezet. Zo boos waren ze. Natuurlijk, en gelukkig, waren er ook de tegenovergestelde reacties. Mensen met tranen in de ogen. Met de handen voor de mond, de handen in de lucht. C(H)OEURS had een diep liggende snaar geraakt, een die lang bleef resoneren.
Meestal is de verontwaardiging, de bevlogenheid of om het even welke heftige emotie die een voorstelling veroorzaakt, weggeslikt met de eerste pint die je nadien drinkt. Bij C(H)OEURS blijft ze hangen. Discussies die in de zaal begonnen, werden voortgezet in de gang en stroomden over naar de straat. ‘Ik stop niet met erover te praten’, zei gisteren nog een man tegen mij. Hij was mecanicien, vertelde hij, ging zelden naar het theater, maar omdat hij toevallig in Madrid was en zijn vrienden hem zeiden dat ik van Gent was en dat het altijd goed is een beetje Gent in het buitenland te vinden, was hij naar C(H)OEURS komen kijken. Dat was een maand geleden. ‘Tot op de dag van vandaag houdt die voorstelling me een spiegel voor, ik word gedwongen mijn manier van kijken naar het leven in vraag te stellen.’ Het is moeilijk, misschien wel onmogelijk, om via cultuur of opera een revolutie te ontketenen, maar de ingrediënten om heftige emoties los te wrikken, die zijn er wel. Zeker bij opera, dat een kruising van zo veel kunstdisciplines is. Dans, beeldende kunst, muziek, theater. Opera is een bundeling van krachten.
Er is De Stomme van Portici geweest, een opera die meer per abuis dan moedwillig het ontstaan van België bespoedigd heeft. Net zoals succes is een revolutie zelden netjes te plannen. Maar er waren natuurlijk ook componisten die leven en hart staken in de soundtrack van de woelige tijden waarin ze leefden. Verdi stond op de voorste rij toen Italië zich van een lappendeken aan staatjes aan elkaar smolt. Wagner zag hetzelfde gebeuren in Duitsland. Los van wiens lievelingscomponist Wagner later geworden is, hij en Verdi waren mensen van hun tijd, die muziek maakten voor hun tijd. Het is Gerard Mortier geweest die mij aan Verdi en Wagner heeft gekoppeld. Ik begreep eerst niet waarom. Tot ik de lijnen, parallellen en overeenkomsten met nu bespeurde. De vraag die je als regisseur van een opera stelt – of beter: van wat ik als de enige mogelijke vorm van opera beschouw – is niet zozeer: wil je de revolutie, maar wel: kies je voor duidelijkheid of voor de omfloerste metafoor? Concreet: breng je de actualiteit binnen in je voorstelling? Verwijs je naar het Europa van vandaag? Naar volksopstanden allerhande? Achter een metafoor kun je je verbergen, hoe duidelijker je bent, hoe kwetsbaarder. We zijn met z’n allen bang om duidelijk te zijn. Bang van de pijn die duidelijkheid veroorzaakt.
Er zijn weinig opera’s die me los van de muziek raken. Ik begrijp de ambitie opera’s op te voeren zoals dat tweehonderd jaar geleden gebeurde uit een koesteren van de museale traditie. Ik begrijp dat de hedendaagse opera vooral beperkt blijft tot het actualiseren van bestaande opera’s. Vaak blijkt dat weinig wereldschokkend. Wat mij boeit, is dat C(H)OEURS zeer weinig ingrediënten nodig heeft om een diep effect te hebben. De muziek, het thema, de combinatie van dansers en koor. Dat is voldoende om zich in het lijf van mensen te boren. ‘U zou beter naar C(H)OEURS gaan kijken in plaats van bepoederde dames te kussen op recepties’, schreef de in Spanje bekende journalist Luis Maria Anson in El Mundo in een editoriaal rechtstreeks aan de premier. Dat is toch niet niks. Koorleden zeggen me: er is een tijd vóór C(H)OEURS en er is een tijd ná C(H)OEURS. Ik kan enkel hopen dat het boeiende tijden worden. Revolutionair hoeven ze niet te zijn. Wel gedurfd.
OPGETEKEND DOOR TINE HENS – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier