Met Hunter S. Thompsonverfilming The Rum Diary tekent Johnny Depp voor de zoveelste prutsprent uit zijn carrière. Hoog tijd om de Hollywoodheilige van zijn sokkel te stoten.

Eén ding lijdt geen twijfel: Johnny Depp is super-mega-hyperpopulair. Zelfs de meest honkvaste kwezels uit onze vrienden- en kennissenkring veranderen in wellustige bakvissen als we meedelen dat we de Tinsteltowntopper beroepsmatig mogen interviewen – als we een euro zouden krijgen voor elke ‘Kun je geen handtekening voor me vragen?’ of ‘Mag ik niet mee?’, zouden we nu miljonair zijn.

Ook onze collega’s van heinde en verre zijn allesbehalve immuun voor het Deppeffect. Eenmaal aanschouwden we hoe een legertje zogenaamd harde journalisten zich als de maksten der lammetjes gedroegen terwijl zijne Johnnyheid maar liefst twee uur op zich liet wachten. Toen de steracteur na zijn laattijdige entree doodleuk verklaarde dat hij een belangrijke voetbalmatch had bekeken, was het goedkeurende geblaat oorverdovend.

Toegegeven: ooit waren we zelf lid van ’s mans fanclub. Van ‘white trash’-jonkie over 21 Jumping Street-tieneridool tot Edward Scissorhands-revelatie: het is een wordingsverhaal om duimen en vingers bij af te likken. Met zijn vertolkingen als de jeugdige delinquent uit Cry-Baby, de geschifte filmmaker uit Ed Wood en de psychotische CIA-agent uit Once Upon a Time in Mexico heeft hij bovendien enkele van de meest subversieve filmpersonages uit de Tinseltowngeschiedenis op zijn naam staan.

Na het aanschouwen van The Rum Diary trekken we echter voor eens en altijd een streep onder onze verhouding met Depp. Net zoals in zijn vorige Hunter S. Thompsonbewerking Fear and Loathing in Las Vegas laat Johnny zijn adoratie voor de peetvader van de Gonzo journalism – ofte: journalistiek zonder enige schijn van objectiviteit – de vrije loop door zijn ondertussen door en door gekende acteerarsenaal te etaleren.

Cartooneske grimassen, bizarre lichaamsbewegingen en stuntende stembandacrobatieën: Depp tovert ze probleemloos uit zijn hoed. Als hij dat doet om een vleesgeworden tekenfilmfiguur zoals Captain Jack Sparrow uit de Pirates of the Caribbean-franchise te vertolken, valt dat nog enigszins te verantwoorden. Als hij dat doet om een van Thompsons vele alter ego’s neer te zetten, ruikt dat naar pure volksmennerij.

Depp is mettertijd de verpersoonlijking van de verspilling van talent geworden. Ondanks zijn duidelijke gave voor ernstige vertolkingen – zie What’s Eating Gilbert Grape en Donnie Brasco – verschuilt de ster zich al jaar en dag achter een veilig masker van ironie. Met de bovenvermelde piratenreeks en The Tourist scoort hij torenhoog in de categorie ‘stinkers’ en in tegenstelling tot die andere Hollywooddurvers George Clooney en Brad Pitt blijft hij uitblinken in escapistische nonsens.

Het is dus hoogst toepasselijk dat Depp als een Michael Jacksonachtige freak afgebeeld staat op de eerste setfoto’s van het op stapel staande Dark Shadows. Net zoals de voormalige King of Pop is de acteur erin geslaagd om een eigen popcornuniversum op te bouwen waar enerverende excentriciteit en nukkige nostalgie hoogtij vieren. Of is er een manifest verschil tussen Depps privé-eiland in de Bahama’s en Wacko Jacko’s Neverland?

Frustrerendste element uit dit diepdroevige relaas vormt Depps langdurige relatie met Tim Burton. Hun samenwerkingen leveren immers altijd onversneden filmmagie op. Zelfs in minder geslaagde projecten als Charlie and the Chocolate Factory en Alice in Wonderland etaleert de Tinseltownweirdo dat hij als geen ander personages met een hoek af kan neerzetten.

STEVEN TUFFIN – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content