WAAROM… … JAPANSE AUTEURS DE WERELD OVERSPOELEN

© SARAH VANBELLE

Het land van de rijzende zon kent meer scherp geslepen samoeraipennen dan enkel die van Haruki Murakami. In zijn kielzog bereiken steeds meer Japanse talenten onze contreien. Wie van hen neemt de fakkel over?

Wekenlang heeft Haruki Murakami me aan de zetel gekluisterd met zijn oeuvre. Dankzij een geheimtip was ik nietsvermoedend aan De Opwindvogelkronieken begonnen en reeds vanaf de eerste zin – de befaamde openingsparagraaf waarin het schijnbaar terloops over de kooktijd van spaghetti gaat – had hij me bij de lurven. Daarna moest alles van de Japanner in ijltempo verslonden worden. Sinds lang had ik, samen met zo vele ingewijden, het gevoel dat ik iets nieuws las, iets baanbrekends. Murakami combineert met verbazend gemak het vlotte Amerikaanse realisme met de zinnelijke Japanse sprookjestraditie, wat resulteert in een magisch realisme dat in onze contreien een tijdlang in zwang was – of het nu Daisnes trage trein betreft of Mulisch’ mirakelverhalen over de heer Tiennoppen, het absurde kan altijd gul op onze sympathie rekenen.

Toch taande mijn enthousiasme: al te gauw ontdek je de geheime formule achter zijn werk. Zijn hoofdpersonages zijn doorgaans sullige elckerlycks, licht melancholieke kantoorslaven die dankzij een toevallige gebeurtenis in een doldwaas manga-avontuur terechtkomen – na een paar romans kijk je niet meer op van een handvol dwergen, pratende katten, uit televisies opgloeiende blobs of een boosaardig Johnny Walkerlogo. Net wanneer hij de neiging tot dergelijk animisme onderdrukt, zoals in Norwegian Wood, bewijst hij zijn ware kunnen als chroniqueur van de menselijke conditie: immer op zoek naar liefde, altijd rakelings scherend langs de dodelijke afgrond.

Zijn grootste verdienste is ongetwijfeld het revitaliseren van het in Europa altijd stiefmoederlijk behandelde genre van het kortverhaal. Daarvoor haalde hij de wasabi bij de onbekende grijsaard Shotaro Yasuoka, die de schrijfkunst uit noodzaak ontdekte: een slepende ziekte verplichtte hem tot platte rust en verhalen verzinnen bleek een aangename afleiding. Zijn verhalenbundel The Glass Slipper die in de jaren vijftig het licht zag, bevat alle Murakamikiemen en klassiek is het verhaal Homework, waarin een laconieke spijbelaar het opneemt tegen zijn militaristische school. De grappige strijd van de pacifistische eenzaat kan gelezen worden als een kritiek op een oorlogsgek Japan en bevat voldoende vertelstof om een hele roman mee te vullen. Yasuoka klaart de klus in krap dertig pagina’s.

Jonger Japans talent dat ook een met uitsterven bedreigd genre van de ondergang redt, is Yoko Ogawa, van wie recent de bundel Het Zwembad verscheen. In drie novelles – wie waagt zich daar nog aan? – kalligrafeert ze haarscherp de grimmige kant van de liefde. Een pubermeisje torst een verboden liefde voor haar halfbroer en foltert van de weeromstuit een kleine baby; een gefrustreerde vrouw voedt haar zwangere zus giftige pompelmoes zodat haar kind gruwelijk misvormd wordt geboren – Ogawa lokt je argeloos mee in een beklemmende horrorwereld en prikt haar acupunctuurnaald precies in de rotte plekken van ons wreedaardige hart.

Soms loopt het ook mis. In het commerciële kielzog van Murakami werd Hiromi Kawakami op de markt gegooid, niet toevallig in hetzelfde herkenbare coverjasje, allemaal om de naïeve koper te misleiden. Kawakami’s spookverhaal Manazuru viel grandioos door de mand net door de op-gedrongen vergelijking met de grote voortrekker. Het kwaliteitslabel van de meester kan bij mindere auteurs snel in een etterend brandmerk omslaan.

Ironisch genoeg deelt de meest veelbelovende Japanner meteen zijn familienaam met Murakami. Generatiegenoot Ryu is bij ons vooral bekend als regisseur van de bizarre SM-film Tokyo Decadence, een culthit die u vanzelfsprekend niet gezien hebt, maar die tekenend is voor zijn nietsontziende maatschappijkritische aanpak. Net als Bret Easton Ellis drenkt hij zijn scherpe analyse in beken bloed en andere lichaamsvochten. Zijn enige vertaalde roman In de Misosoep, waarin een Amerikaanse sekstoerist een seriemoordenaar blijkt, geldt als vingerwijzing naar de verderfelijke westerse invloed op Japan.

Gezien het gigantisch succes van Murakami en diens volgelingen op Europese bodem is het maar een kwestie van tijd voor er een vruchtbare kruisbestuiving ontstaat tussen het oude continent en het wonderlijke eiland. Een postmoderne egoroman met Vlaamse kleimonsters, achtervolgingen door een parallelle Kanaaltunnel, naar jazz luisterende koeien en in rolkragen gehulde zombiedichters – het zit eraan te komen.

DOOR RODERIK SIX – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content