Dat ze in Italië gemakkelijk tien boeken kunnen opnoemen die ze beter vinden dan Giordano en zijn priemgetallen, zegt alles over de huidige vitaliteit van de Italiaanse literaire scène. Een vitaliteit die begon bij een Britse Afro-Caraïbische voetballer, schrijver-guerrillero’s en natuurlijk een mediamogol/premier.

Het is tegen de regels van de kunst, maar laten we even beginnen met een opsomming. Om het gewicht van het aantal te laten doorwegen. Het Barbiehuis van Ascanio Celestini, Morgen een jaar geleden van Sebastiano Mondadori, Echt waar van Riikka Pulkkinen, Kom met me mee van Roberto Saviano, Voor altijd van Susanna Tamaro, Criminele roman van Giancarlo de Cataldo en Nauwelijks geraakt van Sandro Verone-si. Voeg daarbij nog romans van Niccolò Am-maniti, Silvia Avallone, Nicola Lagioia en Andrea Bajani en je hebt op elkaar gestapeld al snel meer dan een meter Italiaanse literatuur met de ruggen naar je toe.

Spreken van een renaissance is niet eens zo overdreven. Vooral omdat voor die kwantiteit ook een bijzondere kwaliteit geldt. Veronesi en Ammaniti bijvoorbeeld lijken niet alleen de klassiekers van deze tijd te schrijven, ze deinzen er evenmin voor terug satirisch te hinten naar de culturele woestenij onder Berlusconi. Maatschappijkritiek is een wezenlijk onderdeel van de hedendaagse Italiaanse literatuur. Niet met een opgeheven vinger of een gebalde vuist, maar wel met veel zin voor humor en absurditeit.

Neem bijvoorbeeld het Wu Mingcollectief, een groep semianonieme schrijvers waarmee eind jaren 90 de heropleving van de Italiaanse literatuur begon. ‘From the good side of Italy’ staat er onder hun officiële portretfoto. Daarop zie je vier mannen in niet alleen hetzelfde zwarte pak, maar ook met hetzelfde hoofd. Het hoofd van de Italiano vero. Strak achteruitgekamd haar, volle zwarte snor, donkere ogen onder zware wenkbrauwen.

Wu Ming is – u raadt het – Chinees voor ‘anoniem’, maar ook voor ‘vijf namen,’ afhankelijk of de klemtoon op Wu of op Ming ligt. Het collectief ontstond officieel in 2000 en stelde zich de vraag waarom er het voorbije decennium zo veel epische romans in Italië verschenen. Ze catalogeerden die ambitieuze, vaak experimentele romans onder de naam New Italian Epic. Volgens hen schreven jonge romanciers over sociaal-politieke thema’s omdat de politici het lieten afweten. Berlusconi als de mestvaalt waarop mooie letteren bloeien.

ARMER, TREURIGER, VULGAIRDER

Voor Wu Ming Wu Ming was, noemden vier van de auteurs zich samen Luther Blissett. Een naam gepikt van een Britse Afro-Caraïbische voetballer uit de jaren 80. Als Blissett publiceerden ze de roman Q over godsdiensttwisten en boerenopstanden in de 16e eeuw. Thom Yorke pikte het boek op, omschreef het als ‘een fantastische roman die inquisitie zeer opwindend maakt’ en zette het op zijn lijst van werken die hij ooit zelf wil verfilmen. Anderen meenden in de schrijfsels van Blissett de pen van Umberto Eco te bespeuren. Het was toen dat het collectief uit de anonimiteit trad. Vergelijkingen met Eco waren een brug te ver. Ze – Roberto Bui, Giovanni Cattabriga, Federico Guglielmi and Luca Di Meo – verwijten Eco en zijn generatiegenoten dat ze geen duidelijk politiek standpunt innemen. Q mag dan al in de 16e eeuw spelen, de verwijzingen naar de almacht van het IMF en het kapitalisme zitten niet eens tussen de regels verstopt.

Het verwijt aan Eco is niet helemaal terecht. Hij is altijd een geëngageerd schrijver geweest. Het is vooral van het steriele en het gratuite van een Italo Calvino dat men af wil. Of zoals het recent opgerichte schrijverscollectief Generazione Trenta Quaranta(TQ) het in zijn politieke manifest formuleert: auteurs moeten expliciet stelling nemen over de desinformatie van de Italiaanse bevolking, over het overwicht van de commercie in de literatuur en tegen het hele universum waar Berlusconi voor staat.

Het is een van de redenen waarom De eenzaamheid van de priem-getallen van Giordano in Italië veel minder ijverig gelezen werd dan bijvoorbeeld Het Barbiehuis ( Lotta di classe) van Celestini, dat volgende week hier verschijnt. Net als zijn grote voorbeeld Dario Fo houdt Celestini – die ook acteur, toneelschrijver en filmmaker is – ervan in openliggende wonden te peuteren. Zo leverde hij in zijn zwartkomische film La Pecora Negra ( Het zwarte schaap) uit 2010 snoeiharde kritiek op de werking van de Italiaanse psychiatrie. Doorheen de film strompelt de hele tijd een door flatulentie geplaagde oude non die verliefd is op de paus. In Het Barbiehuis schetst hij dan weer een wrang beeld van het uitzichtloze leven van jonge, opgroeiende Romeinen in het Italië van signore B.

Ook de fenomenale jonge auteur Andrea Bajani hekelt in zijn boeken de kaalslag die al die jaren van Berlusconi hebben aangericht. Hij omschrijft het als ‘iets indrukwekkends, heftigs en abnormaals dat tot op heden als normaal wordt gezien’. Het gevolg is een armer, vulgairder en treuriger land. De generatie van Bajani en Celestini zoekt een manier om die abnormaliteit in woorden uit te drukken. Bij Wu Ming doen ze dat in ieder geval zo: ‘Italië, een land dat zijn meest donkere tijden beleeft sinds de old days van de fascis- tische dictatuur’. En dat levert – ironisch genoeg – heerlijke literatuur op.

INFO

www.wumingfoundation.com

generazionetq.wordpress.com

JAN STEVENS – TINE HENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content