De belevingscultuur ligt onder vuur. De wildgroei aan zwevende smartphones tijdens concerten is niet te stuiten, want Facebook en Twitter dienen gevoed met foto’s en filmpjes. Virtueel delen, een sociale (r)evolutie of antisociaal pretbederf?

Eind oktober 2011, een concertzaal in Parijs. Bon Iver vult de ruimte met hemelse softrockklanken en soulvolle folkmelodieën. De tienkoppige band heeft zonet Holocene ingezet. Het concert groeit naar een hoogtepunt. Alleen, onze aandacht wordt afgeleid. Anderhalve meter voor ons, net buiten armbereik, staat een koppeltje. Hij, van het rugbytype, houdt één arm om de schouders van zijn wederhelft en strekt de andere omhoog in een hoek van dertig graden. Zij toont zich zijn halve meter kortere spiegelbeeld. Elk van hen fixeert zich op het schermpje van zijn eigen gsm, niet gevangen in het moment, maar in de gloed van de iPhone. En ze zijn niet alleen. Minstens de helft van het concert kijken we tegen een muur van lcd-schermpjes aan. Ergens daarachter staat een wereldgroep het beste van zichzelf te geven, maar de vonk met het publiek slaat nooit echt over. Een groot deel daarvan zit namelijk met zijn gedachten bij het sociale netwerk dat ze straks zullen voeden met een beverig filmpje of overbelichte foto. Tot zover de belevingscultuur.

In het huisreglement van de Ancienne Belgique staat letterlijk: ‘Het maken van foto’s, video- en audio-opnames is niet toegelaten. Alle apparaten waarmee beeld- en of geluidsopnames kunnen worden gemaakt, zijn verboden’. In de praktijk blijft die regel dode letter. De strijd om het recht op afbeelding en bescherming van auteursrechten tijdens popconcerten is al jaren beslecht in het voordeel van de ingebouwde camera. De slag om een minimum aan daarbij behorende etiquette moet nog beginnen. De smartphone is de hoge hoed van de 21e eeuw: het is niet verboden hem in een concertzaal op te houden, maar wel verdomd vervelend voor wie zich achter je bevindt. Frappant, hoe we zonder morren onze zaktelefoon op non-actief zetten in de cinema, hoe niemand het in z’n hoofd haalt tijdens een opera die aangrijpende aria te filmen of live een vurige theatermonoloog te twitteren. De virtuele wereld botst er op een schutskring van algemeen aanvaarde gedragsregels. In de popcultuur gelden – gelukkig maar – andere codes, met een ingebouwde tolerantie voor bepaalde ongemakken. Het risico op zere tenen of gemorste drankjes wordt gecompenseerd door bewegingsvrijheid, de mogelijkheid om te dansen, springen, vallen, opstaan en weer doorgaan. Of om ongegeneerd, overmand door emotie mee te leven. In het beste geval is een rock- of popconcert een bovenzinnelijke ervaring. Alleen is de kans daarop beduidend kleiner wanneer je als een zoutpilaar op je eigen draadloze eiland door een gsm-schermpje staat te turen. Je zou kunnen denken: ‘Dat is dan jammer voor hen.’ Maar wat dan met de medetoeschouwers die willens nillens in hun beleving gehinderd worden?

Gelukkig gaan sommige artiesten in het verweer. Indierockgroep Wilco probeert zijn concerten actief smartphonevrij te houden. Volgens zanger Jeff Tweedy drijft de lcd-muur niet alleen een wig tussen artiest en publiek, het is ook een stoorzender voor de hersenen: ‘Volgens mij offer je je geheugen op aan een imperfect medium. Onze herinneringen zijn niet perfect, maar dat is nu net de schoonheid ervan.’ De Canadese postrockers van Broken Social Scene lieten in een interview weten dat ze tegenwoordig minder geneigd zijn om nieuwe songs uit te proberen voor een live publiek – uit angst om later digitaal door de mand te vallen. Ook Jack White, The Black Crowes en Tom Waits spreken zich regelmatig uit tegen de wildgroei aan gsm’s op concerten, wat hun soms op verongelijkte reacties van fans komt te staan. Aangetast in hun persoonlijke vrijheid. Ik film of fotografeer, dus ik ben. In Parijs kregen we nét geen scheldtirade over ons heen toen we één al te hardnekkige phoneograaf terechtwezen.

De digitale deelcultuur is jong en moeilijk te stuiten in haar enthousiasme, tijd dus om enkele grondregels in acht te nemen. Etiquette klinkt niet erg rock-‘n-roll, maar een zaal vol zoutpilaren is evenmin bevorderlijk voor de collectieve feestvreugde. De volgende keer dat iemand op een concert vlak voor je neus met zijn of haar Instagraminstellingen in de weer is, tik hem dan letterlijk beleefd maar kordaat op de vingers. Drink achteraf misschien samen een pint, ook in het echte leven kun je namelijk ervaringen delen.

DOOR JONAS BOEL – ILLUSTRATIE SARAH VAN BELLE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content