Natuurlijk is het al Rundskop wat de klok slaat. Maar mag er ook een beetje aandacht naar Chantal Akerman gaan? De Belgische regisseur heeft wereldwijd een renommee waaraan de Michaël Roskams van ons land voorlopig niet kunnen tippen.
Chantal Akerman heeft een nieuwe film uit, La Folie Almayer, en in het Antwerpse M HKA loopt de overzichtstentoonstelling Too Far, Too Close. Om daarover berichten te vinden heb je een vergrootglas nodig, en dat terwijl reacties van onbetekenende Amerikaanse filmjournalisten op Rundskop breed worden uitgesmeerd. Heel vreemd is dat niet: er is niet elk jaar een Vlaamse film genomineerd voor een Oscar. Bovendien maakt Akerman geen films waar je voor de lol heen gaat. Toch is de zin voor verhouding zoek. Chantal Akerman is meer dan waarschijnlijk de Belgische regisseur met de meeste vermeldingen in internationale filmstudies en in de jaren zeventig was ze een van de sleutelfiguren van de Europese avant-garde en feministische cinema. Toegegeven, dat is veertig jaar geleden. Blijkbaar heeft ze te vroeg gepiekt.
De in Brussel geboren en getogen Akerman was amper 25 toen ze in 1975 een sleutelwerk van de moderne cinema maakte: Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles. In die film van drie uur en twintig minuten toont ze via lange, onbewogen frontale opnames wat we toen nog nooit hadden gezien – of toch niet in de cinema. In een appartement in Brussel schilt een huisvrouw (Delphine Seyrig) aardappelen. Klopt eigeel op met een vork. Wacht op een stoel tot zoonlief (een jonge Jan Decorte) thuiskomt zodat er gegeten kan worden. Waarna ze afruimt. De vaat doet. De schoenen van haar zoon poetst. Elke dag opnieuw hetzelfde mechanische ballet van de alledaagsheid. De vrouw is behalve moeder, kok, dienstmeid en poetsvrouw ook prostituee. Tot dezelfde extreme routine als het opmaken van de bedden behoort het ontvangen van mannen. Een onverwacht orgasme ontregelt alles, zeker omdat ze een schaar in de man plant.
Jeanne Dielman slaat in als een bom. Van de ene op de andere dag wordt Akerman tot de belangrijke auteurs gerekend. Geen genderstudie over feminisme en cinema of ze komt ter sprake. Er komt nog steeds post toe op het adres uit de titel, ook al klopt het niet: de handelskaai ligt in 1000 Brussel. Ook regisseurs laten zich graag door haar film inspireren, en niet de minsten. ‘Als kind observeerde ik mijn moeder in de keuken uren aan een stuk’, liet Gus Van Sant optekenen. ‘En plots is daar een cineaste die aan de hand van zo’n ervaring communiceert, de banaliteit rechtstreeks weergeeft en je ademloos achterlaat.’ In 2003 draaide hij met Elephant trouwens ook een magistrale registratie van het dagelijkse leven voor een catastrofe en kreeg hij er de Gouden Palm voor.
Akerman heeft geen film meer gemaakt die dezelfde impact had als Jeanne Dielman, maar dat betekent niet dat ze is uitverteld. Op een snijpunt tussen de Amerikaanse experimentele cinema en de Europese auteurs-traditie heeft ze een oeuvre uitgebouwd dat misschien nooit een massa volk op de been heeft gebracht, maar wel respect afdwingt. Het is divers, wars van pathos en formeel streng, maar veel minder hermetisch en droog dan doorgaans wordt aangenomen. Enkele voorbeelden? Les Rendez-Vous d’Anna (1978) neemt de pols van West-Europa en is tegelijk een narcistische meditatie over een cineaste die met haar film rondreist. In Toute une nuit (1982) kunnen Aurore Clément, Frank Aendenboom, Jan Decleir en Chris Lomme tijdens een warme zomernacht in Brussel de slaap niet vatten en duiken ze hitsig de nacht in. Golden Eighties (1986) is een ‘winkelcentrummusical’, A Couch in New York (1996) een filosofische komedie – en een mislukte poging om met William Hurt en Juliette Binoche een groot publiek te bereiken. In 2000 wierp ze zich met scenarist Eric De Kuyper nog op het verfilmen van La Prisonniere van Marcel Proust, al concentreert ze zich sinds midden jaren negentig op door film geïnspireerde installatiekunst.
Het M HKA focust net op de talrijke spanningen in haar veelzijdige oeuvre – met aandacht voor zowel haar experimentele filmwerk als ambitieuze installaties. Deze eerste grote Europese retrospectieve komt niets te vroeg. Met La Folie Almayer stelde Akerman na een reeks persoonlijke documentaires in september op het Filmfestival van Venetië eindelijk nog eens een speelfilm voor – en wat voor een: gebaseerd op een roman van Joseph Conrad en met een raadselachtige lynchiaanse openingsscène. We zouden de blauwe plekken niet willen verzorgen van alle mensen die door een film van Chantal Akerman de muren op liepen. De cineaste is meer dan eens spraakmakend geweest, en daar mag – akerdju! – ook hier over gesproken worden.
DOOR NIELS RUËLL – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier