Buster Keaton is vijftig jaar dood, maar dat is niet de echte reden waarom Cinema Zuid de maand september aan zijn meesterwerken wijdt, of waarom zijn gerestaureerde kortfilms heruitgebracht werden op blu-ray. Er kan maar één de grootste zijn en dat is de man met het smoelwerk van graniet. Move over Charlie Chaplin!

‘Misschien wel de beste film ooit.’ Aan het woord is Orson Welles, en de legendarische Amerikaanse regisseur heeft het niet over zijn eigen meestal met die titel geëerde magnum opus, Citizen Kane (1941), maar over Buster Keatons The General (1926), een stille komedie over een incident uit de Amerikaanse Burgeroorlog met een gestolen stoomlocomotief. Wie het bloederigste conflict uit de geschiedenis van de Verenigde Staten niet meteen het geschiktste onderwerp vindt voor een slapstickkomedie is niet alleen: destijds werd het verhaal over een Zuidelijke machinist die zijn gestolen trein eigenhandig van achter de vijandelijke linies terughaalt niet bepaald warm onthaald. Mordaunt Hall, de eerste vaste filmrecensent van The New York Times, vond nog gewoon dat het allemaal veel grappiger had gekund. Filmvakblad Variety was genadeloos over Keatons gebrek aan talent: ‘Het was zijn verhaal, hij regisseerde, en hij acteerde. Het resultaat is een flop.’ Zelfs de Keaton vaak goed gezinde criticus Robert E. Sherwood schreef in Life dat iemand de komiek maar eens moest uitleggen dat er niks grappigs is aan stervende soldaten.

Sherwood kon er niet verder naast zitten want net die scène waarin de ene na de andere strijdmakker door een vijandige sluipschutter wordt omgelegd op het moment dat Keaton ze aanspreekt, is een van de grappigste uit de hele film. Ze toont perfect aan hoe Keaton er steeds in slaagt om een personage dat niks in de gaten heeft toch niet te doen lijken op een van de twee vrienden uit Dumb & Dumber (1994). Keaton zit in The General niet alleen op het toppunt van zijn komische en acrobatische kunnen, hij toont er ook zijn schijnbaar moeiteloze flair voor regie met een uitstekend geritmeerde montage, een bijna maniakale aandacht voor historische accuraatheid en een adembenemende zwart-witfotografie. En de there and back again-structuur van het scenario bleek negentig jaar later voor George Miller nog spannend genoeg om haar schaamteloos te kopiëren voor zijn western op wielen Mad Max: Fury Road (2015). ‘Ik heb Mad Max leren maken door te kijken naar films als The General’, heeft de Australische regisseur al toegegeven.

Van al zijn eigen films was The General Keatons favoriet. De acteur en regisseur is decennialang de enige geweest die trots was op de oorlogskomedie, maar toen de Amerikaanse Library of Congress in 1989 voor het eerst 25 films koos die als belangrijke culturele schatten bewaard dienden te worden stond The General er niet enkel naast Welles’ klassieker maar ook naast Casablanca (1942), Gone with the Wind (1939), Sneeuwwitje (1937), Singin’ in the Rain (1952), The Searchers (1956), Star Wars (1977) en The Wizard of Oz (1939).

De menselijke dweil

De clown die zelf nooit lachte, was nog maar 31 toen hij The General maakte maar hij was toen wel al meer dan 25 jaar actief in de showbusiness. Zijn bijnaam Buster zou hij van de goochelaar en ontsnappingsartiest Harry Houdini gekregen hebben, maar net als bij vele andere anekdotes uit zijn uiterst charmante autobiografie My Wonderful World of Slapstick blijken de legendes wel eens geliefder dan de feiten. Niet dat Keatons levensverhaal veel opsmuk nodig heeft.

Joseph Frank Keaton werd in 1895 geboren toen zijn familie van rondtrekkende vaudevilleperformers door het minuscule stadje Piqua in Kansas reisde. Hij was amper vier toen ma en pa Keaton hem mee lieten spelen in hun show, die ze algauw tot The Three Keatons omdoopten. Busters rol? Een menselijke dweil. In een sketch die al snel bekend ging staan als een van de bruutste acts uit het vaudevillecircuit veegde vader Keaton eerst letterlijk de vloer aan met zijn eigen zoon, om hem vervolgens in de coulissen of in het publiek te gooien. Op een bepaald moment naaide moeder Keaton zelfs een handvat aan Busters toneelkostuum, zodat het gooien voor zijn vader wat minder zwaar zou zijn. En ondanks occasioneel protest van de kinderbescherming zouden de Keatons elkaar vrolijk geweld blijven aandoen tot Buster een flinke jongeman van ongeveer 60 kilo was, Keaton senior door de drank net iets minder accuraat begon te werpen en een vreemde nieuwigheid met bewegend beeld op een laken plots heel erg populair werd.

Wat Keaton overhield aan zijn jaren op de planken was een ongezien talent voor fysieke komedie, acrobatische vaardigheden, een uitstekend gevoel voor komische timing én een uitgestreken pokerface. Het Keaton-handelsmerk bij uitstek, zijn bevroren gezicht, zijn sour puss, de dead pan, het tragische masker, the Great Stone Face of het gezicht dat met geen tang in een glimlachende plooi te trekken viel, ontwikkelde hij al in zijn prille jaren op de planken. ‘Een van de eerste dingen die me opvielen’, vertelt hij in zijn autobiografie, ‘was dat het publiek meer lachte als ik zelf minder lachte. Ik neem aan dat ze niet vermoedden dat een menselijke vod plezier schept in wat er met hem wordt uitgericht.’ Hoewel goedlachs van nature zou Keaton zich tot aan zijn dood nog maar heel zelden publiekelijk op een glimlach laten betrappen.

Wat Keaton níét overhield aan zijn jeugdjaren in de vaudevilletheaters was enige vorm van officiële educatie. Die ene dag in zijn leven dat hij naar school ging, werd hij naar huis gestuurd met een briefje waarin stond dat de grapjas niet meer terug hoefde te komen. Niet omdat hij te slim was, maar vooral omdat de andere leerlingen zich helemaal niet meer konden concentreren. Keaton was nochtans verre van dom en dat er aan hem een burgerlijk ingenieur verloren is gegaan, kun je zien aan de soms mathematische precisie van zijn gags en aan de vele kortfilms waarin hij zijn liefde voor techniek de vrije loop laat. In The Electric House (1922) vervult hij de kinderdroom van een met een speelgoedtrein geserveerd diner en in The High Sign (1921) verdeelt hij het beeld in vier en is elk kwart een kamer die met allerlei valluiken ingenieus aan de andere kamers van één huis verbonden is. Neveneffect Jonas Geirnaert zou in zijn geanimeerde kortfilm Flatlife (2004) vele jaren later met diezelfde truc wereldwijd in de prijzen vallen. Nog in 1921 deed Keaton met The Playhouse zelfs de meest technisch onderlegde cameramannen jaloers naar adem happen door in één naadloos uitgevoerd shot tot negen verschillende versies van zichzelf in beeld te brengen. Een bravourestukje in een tijdperk zonder digitale effecten.

De flickers

Dat Keaton precies wist hoe een camera werkte, kwam omdat hij er op het einde van zijn eerste werkdag in de filmindustrie een mee naar huis had genomen om hem helemaal open te halen en daarna weer in elkaar te draaien. Die dag zelf had hij doorgebracht op de set van de korte slapstickfilm The Butcher Boy (1917), waar de toen wereldwijd razend populaire en 130 kilogram zware komiek Roscoe ‘Fatty’ Arbuckle hem grote zakken bloem in het gezicht had staan gooien. Drie kortfilms later was de toen 23-jarige Keaton Arbuckles vaste assistent-regisseur en verfijnde hij als scenarist diens werk met een iets gesofisticeerder soort humor.

Olijke dikkerd Arbuckle is vandaag een onterecht vergeten figuur, omdat in 1921 op een van zijn beruchte cocktailparty’s in San Francisco een jonge starlet stierf. Arbuckle werd beschuldigd van verkrachting en moord, later vrijgesproken, maar zijn carrière overleefde de ophef niet. Keaton was toen al meer dan een jaar voor zichzelf bezig en de negentien korte slapstickfilms die hij tussen 1920 en 1923 in volledige artistieke vrijheid kon maken, vormen samen de 388 mooiste minuten cinema ooit. Alles waar Keatons langspeelfilms later voor bejubeld zouden worden, alles wat hem de meest geliefde komiek van de surrealisten zou maken en alles wat Nobelprijswinnaar Samuel Beckett in 1965 overtuigde om hem te casten in zijn enige cinematografische exploot, Film, zit al in die fenomenale reeks two-reel shorts. De spectaculaire achtervolging door aanstaande bruiden en rollende rotsen uit Seven Chances (1925) deed Keaton in Cops (1922) al eens voor met agenten. De heerlijk absurde grappen die hij in Sherlock Jr. (1924) combineerde met innovatieve filmtechnieken oefende hij in 1921 al in The Playhouse. De door visuele actie aangedreven vertelstijl van The General was ook al de narratieve motor van Convict 13 (1920), The Scarecrow (1920), The Goat (1921) en vele andere kortfilms. De speelse geometrie die The Navigator (1924) zo charmant maakt, deed ook al bulderlachen in Neighbors (1920). En de met doodsverachting flirtende gretigheid waarmee Keaton in Steamboat Bill Jr. (1928) de volledige façade van een huis over zich heen liet komen, etaleerde hij eerder al door in One Week (1920) vol op de sporen van een aanstormende trein te gaan staan.

De val die wel pijn deed

Buster Keaton maakte er een erezaak van om al zijn stunts zelf te doen en filmde ze als bewijs van authenticiteit vaak in lang aangehouden long shots. Hij is in zijn carrière vaker gevallen dan de hele cast van de tv-serie Jackass samen. Dat hij daar nooit blijvende letsels aan overhield, mag een mirakel heten. De enige val die wel pijn deed, was de plotse en keiharde neergang van zijn carrière.

Er wordt wel eens beweerd dat Keaton, net als vele andere sterren uit de stille film, moeite had om de overgang naar geluidscinema te maken. Maar met zijn mooie, diepe en een klein beetje schorre stem lijkt dat onwaarschijnlijk. Wat Keaton écht de das omdeed, was dat hij in 1928 een contract tekende bij de grote studio MGM en daarmee zijn creatieve vrijheid opgaf. Hij leverde er dat jaar met The Cameraman nog één meesterwerk af, maar zowat alles wat daarna kwam, mocht de studio dan wel keiharde dollars opleveren, filmliefhebbers doet het zeer aan de ogen. Alleen al sommige titels uit die periode — The Passionate Plumber (1932) of What! No Beer? (1933) — laten weinig twijfel bestaan over de komische kwaliteiten van het product. Die laatste titel is ook triest ironisch want Keaton is in die heel erg platte komedie vaak zichtbaar dronken. Het verlies van zijn onafhankelijkheid ging gepaard met de teloorgang van zijn huwelijk met actrice Natalie Talmadge. Keaton probeerde beide zaken te negeren met drank.

De nalatenschap

Dieper dan zijn dronken periode begin jaren dertig is Keaton nooit gezonken en in de daaropvolgende jaren is hij kortfilms en reclamefilmpjes blijven afwisselen met cameo’s in grotere films zoals Billy Wilders Sunset Boulevard (1950). Bitter is de stille clown nooit geworden en op het einde van zijn leven mocht hij nog net het begin van de revival van zijn werk meemaken. Het is onwaarschijnlijk dat hij er zelf zichtbaar om gelachen zou hebben, maar vijftig jaar na zijn dood eren enkele van de creatiefste geesten uit Hollywood hem nog dagelijks met hun van zijn humor doordrenkte werk.

Voor de acrobatische gags en stunts: zeg maar dank u, Jackie Chan. Voor het komische effect van een uitgestreken gezicht in pijnlijke situaties: zeg maar dank u, Bill Murray. Voor de humor in inventieve geometrische beeldkaders: zeg maar dank u, Wes Anderson. Voor de onsterfelijke bijdrage aan de zevende kunst: zeg maar dank u, iedereen.

FILMHISTORIES: BUSTER KEATON

Van 1 tot 20/9 in Cinema Zuid, Antwerpen. Alle info: cinemazuid.be

BUSTER KEATON: THE SHORTS COLLECTION (1917-1923)

Nu uit op blu-ray.

door Sam De Wilde

‘Misschien wel de beste film ooit’, aldus Orson Welles. En nee, hij had het niet over zijn eigen Citizen Kane, maar over Buster Keatons The General.

‘Ik heb Mad Max leren maken door te kijken naar films als Buster Keatons The General.’ George Miller

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content