De komende maanden rijgt ze op tv de rollen aaneen: deze week al Voor wat hoort wat, in november Loslopend wild & gevogelte en later nog Beau Séjour en Chaussée d’Amour. Actrices van boven de veertig liggen blijkbaar goed in de markt. ‘Ik ben echt blij dat ik niet meer jong ben.’
Flarden Latijns-Amerikaanse muziek dwarrelen door de koffiebar waar we zitten. Voorzichtig doopt Tiny Bertels haar wijsvinger in het melkschuim van haar cappuccino. Ze nipt van haar kopje, likt het schuim van haar lippen en zegt met een stem die klinkt als een vuist: ‘Soms moet je springen. Er is altijd een reden om te twijfelen. Want oei, dat is nog niet perfect en die verhaallijn is nog niet uitgewerkt. Je kunt de voor- en nadelen van een keuze afwegen tot je erbij neervalt, maar soms moet je dat allemaal naast je neerleggen, je adem inhouden en het gewoon doen. De ene keer draait het verrassend goed uit, de andere keer is het voor verbetering vatbaar.’
Toen ze Bertels belden voor Voor wat hoort wat, had ze nog niet veel meer dan een uitgewerkt idee en enkele scènes gelezen: vier probleemjongeren dienen hun leven te beteren door vrijwilligerswerk te doen in een luxeresidentie voor bejaarden. ‘Mijn nieuwsgierigheid haalde het van de twijfel. Ik was er benieuwd naar om met regisseur Christophe Van Rompaey te werken en het idee sprak me aan. Alle personages – de jongeren, de ouderen, de directrice die ik speel – hebben hun eigen issues. Ze proberen vat te krijgen op hun leven, ze worstelen met zichzelf en een beetje met elkaar. Ze vragen zich af: hoe sta ik in het leven? Hoe moet ik vooruit?’
Er sluipt zachtheid in haar stem. De felheid waarmee ze aan haar betoog begon, vloeit over in mededogen. ‘Uiteindelijk is het dat waar het altijd weer om draait, niet?’ gaat ze aarzelend verder. ‘We zoeken manieren om met het leven om te gaan, om een klein beetje een verschil te maken.’ Haar ogen dwalen af naar een punt in de tuin van de koffiebar, waar mensen in de najaarszon per twee, drie of vier rond tafeltjes zitten. Ze grinnikt. ‘Onlangs zag ik een reportage, zo’n TEDtalk. We lopen allemaal rond alsof de spots op ons gericht staan, maar de spots staan niet op ons gericht, helemaal niet. We zijn allemaal een toevallige samenloop van omstandigheden.’ Ze wrijft met haar wijsvinger over haar duim. ‘Een stofje, meer niet.’
Voor een stofje gaat het Bertels nochtans behoorlijk voor de wind. Ze is een van die actrices die heerlijk meedrijven op de verfrissende, maar nog voorzichtige golf van vrouwelijkheid die films en series tegenwoordig overspoelt. Ze heeft een nuchter gevoel voor humor en ze draagt een volwaardig gamma vrouwen in zich. Van de bazige met het grote hart in Voor wat hoort wat tot de eerder neurotische en giechelig onzekere in Loslopend wild, dat in oktober met het achtervoegsel & gevogelte aan een derde seizoen begint.
Als je Bertels even volgt, ben je geneigd te denken: ooit komt het goed met de acteerkansen voor vrouwen van plus veertig. De tijd dat lachrimpels je als actrice vroegtijdig op pensioen stuurden, lijkt voorbij. ‘Nu moeten we de rollen nog uit de zorgsector halen en dan staan we alweer een stap verder’, zegt ze droog. ‘Ik denk dat vrouwen veel meer kunnen dan wat ze aangeboden krijgen. Het is nog te veel aan mannen om te beslissen hoe en wat. Al is het ook aan vrouwen om met de vuist op tafel te kloppen en te zeggen: “Nu is het aan mij.” Of: “Ik wil een echt personage. Geen clichébeeld van een vrouw.”‘
Heb jij ooit met de vuist op tafel geklopt?
TINY BERTELS: Als vrouw kan het verleidelijk zijn om zodra er kinderen zijn al de rest naar het tweede plan te duwen. Je hebt kinderen op de wereld gezet, je scheurt je daar niet zomaar van los. Je voelt dat ook: je kunt niet zomaar doorgaan, met twee kinderen die je aandacht nodig hebben. Ik heb het geluk dat ik een lieve man heb. Tom (acteur Tom Dewispelaere, nvdr. ) is de eerste om te zeggen: ‘Ga ervoor, nu is het aan jou.’ Maar dat is niet voldoende. Je moet ook de kansen krijgen. Of je moet ze creëren. Voor mij heeft een telefoon van Frank Van Mechelen het verschil gemaakt. Ik was bevallen van mijn jongste zoon, ik zat al veertien maanden thuis met een baby die ’s nachts huilde, ik was kapot. Frank belde me op. ‘Je moet meespelen in Groenten uit Balen‘, zei hij. Dat raakte me zo diep. Ik vind dat mooi als mensen je op de man af zeggen: ‘Jij moet dat spelen.’ Dat is zo ontroerend, genereus en oprecht. Het geeft je een enorm vertrouwen.
Loslopend wild, Clan en binnen enkele maanden Beau Séjour van regisseurs Kaat Beels en Nathalie Basteyns en Chaussée d’Amour, ook van Basteyns, bewijzen toch dat er iets aan het verschuiven is, dat er meer kansen zijn voor vrouwen.
BERTELS: Zeker. Hoe meer vrouwen schrijven en regisseren, hoe mooier de rollen voor vrouwen kunnen worden. Ook al zijn er mannen die aanvoelen hoe de wereld van een vrouw in elkaar zit, dat verhindert niet dat menig man weker wordt van een mooi, onschuldig meisje van zeventien dan van een vrouw die haar wat dikkere buik niet meer in haar broek krijgt. Ik ben echt blij dat ik niet meer jong ben en afhankelijk moet zijn van die fysieke schoonheid. ‘Het is een schoontje’, zeggen ze dan. Of: ‘Het is een lieveke.’ Je wilt toch geen rol enkel omdat je er goed uitziet? Je kunt wel denken dat we dat achter ons hebben gelaten, maar als je even door die zogenaamde modespecials bladert, dan word je er weer onder bedolven. Die flauwe prentjes van veel te magere meisjes met hun mondjes halfopen. Ik kan het niet meer zien. Ik vind het vormeloos, lelijk, en totaal onvrouwelijk. Vrouwen hebben borsten, een buik en billen. Laat die zien. Dat kan zeer schone cinema zijn. Bij mannen noemen ze een bierbuik toch ook karaktervol?
Pas op, ik kan me daar nu over zitten opwinden en bij een ander vind ik wat dikkere billen mooi, maar ik vind het verdomd moeilijk om mijn eigen billen zo maar te tonen. Je kunt met andere woorden wel beweren dat je je er niets van aantrekt, dat je inhoud nastreeft, maar de druk op vrouwen is niet te onderschatten groot.
Was het daarom een verademing om in Loslopend wild een inkijk te geven in het klungelige rijk der vrouwen?
BERTELS: We zijn toch allemaal een beetje loslopend wild? Ook ik jongleer zowat dagelijks met vijf boodschappentassen aan mijn fietsstuur en twee kinderen op de fiets terwijl ik er alles aan doe om vooral niet weg te slippen in een tramspoor. Het leven zoals het is – of toch zoals we het ons opleggen – is gewoon te veel en te druk. Voor ons was dat een cadeau om te spelen.
Al was er in het begin veel kritiek, soms van het misogyne soort.
BERTELS: Ik ga er sowieso van uit dat er kritiek komt, dat is het makkelijkste. Ik ben meestal ook de eerste om kritiek te geven op mezelf. Waar ik me wel aan erger, is dat mensen nog nauwelijks de tijd nemen om iets te ontdekken of te leren kennen. Ofwel wordt iets gehypet, zie je het van mijlenver aankomen en kan er nog nauwelijks objectief over gesproken worden; ofwel krijgt iets na vijf minuten al een stempel. Hype maar, denk ik dan. Wat een flauwekul! Kijk eens naar iets, kijk en beslis dan wat je er al dan niet van vindt. Want ik kan hier nu wel stoer zitten beweren dat die kritiek me niet raakt, als acteur stel je je hoe dan ook kwetsbaar op. Je geeft op dat moment wat je te bieden hebt. En als ik na een jaar naar opnames van mezelf kijk, denk ik wel eens: ‘Oei, oei, dat zou ik nu precies totaal anders doen.’ Een mens verandert constant. Gelukkig maar.
Op dit moment ben je bezig met de opnames van Chaussée d’Amour, waarin je de uitbaatster van een bordeel speelt. Wat doet het met een mens om pakweg twee dagen per week in de hoerenkoten en baancafés tussen Sint-Truiden en Luik rond te lopen?
BERTELS: Weet je, ik heb een nacht meegedraaid in een bar. Van achter de toog heb ik het komen en gaan in zo’n bar geobserveerd. Sommige mannen verlangen niet meer dan een babbel en een danske. Ze kopen aandacht af per champagnefles. Anderen bespreken er zakenrelaties. En nog anderen willen gewoon seks. Voor de vrouwen en de meisjes is het vooral keihard werken. Tussen één en drie zijn er bijvoorbeeld geen klanten. Dan liggen die meisjes ook gewoon onder een fleecedekentje op de bank te vechten tegen de slaap. Als dan de bel gaat en er een klant binnenkomt, moeten ze verleidelijk ‘hallo’ glimlachen en bereid zijn tot het meeste wat die man wil. Toen ik die nacht rond vijf uur thuis kwam, zag de wereld er toch net iets anders uit.
Mensen hebben verborgen levens. Elke vrouw kan bij wijze van spreken een hoer zijn. Er zijn vrouwen die daar in een bar zitten omdat ze dat fijn vinden, die daar ook niet financieel afhankelijk van zijn, maar er zijn ook veel vrouwen die zich prostitueren omdat ze geen geloof hebben in zichzelf. Een meisje vertelde me: ‘Soms doe je iets op je vijftiende. Je krijgt er geld voor en als er niemand is om je er weer uit te trekken, ga je verder.’ Sommige kinderen moeten gewoon al heel jong hun plan trekken. Ze hebben niemand die hen behoedt of beschermt. Ik denk dan vooral: wie zijn wij om over andermans leven te oordelen? Misschien is het niet slecht om even naar onszelf te kijken, te beseffen hoeveel luxe we eigenlijk hebben en de angst voor van alles en nog wat los te laten. Waarvoor zijn we toch zo bang?
Is het dat wat je drijft als acteur? Mededogen en empathie losweken voor de ons verder onbekende medemens?
BERTELS: Goh, we proberen allemaal grip te krijgen op het leven. Ik doe dat door te acteren, door te zingen of door verhalen te vertellen die mensen raken, ontroeren of door elkaar schudden. Is dat voldoende? Ik weet het niet. Ik voel me als mens vaak machteloos. Je kunt niet onbewogen blijven bij alles wat er nu gebeurt, bij die vluchtelingen en de manier waarop politici reageren. Misschien is het beter om mijn huis open te stellen en een dakloze of een paar vluchtelingen op te vangen? Misschien moet ik wel naar de grens gaan en zeggen: ik ben hier, ik kom jullie helpen. Een vriendin is naar Afrika vertrokken om daar weeskinderen te helpen. Dat is sterk en straf. ‘Wat doe ík eigenlijk?’ vraag ik me dan af. Maar je moet je hoofd ook boven water houden of je verzuipt. Een mens alleen redt de wereld niet. Het enige waar ik op kan hopen, is dat wat ik doe, de mensen niet onbewogen laat. Soms lukt dat, soms niet.
Vloek je dan, als het niet lukt?
BERTELS: Nee, je probeert het de volgende keer gewoon beter te doen. Toen ik aan Studio Herman Teirlinck begon, had ik geen flauw benul van wat acteren was. Ik had twee jaar geprobeerd economie te studeren in Leuven. Ik had het vage idee een groot bedrijf op te richten. Ik zou zakenvrouw worden. Ik was zeventien, kwam uit het beschermde milieu van een middelbare meisjesschool in de Kempen en er ging een wereld voor me open. Na mijn tweede bisjaar bleek wel dat ik niet gemaakt was om cursussen informatica, economie en wiskunde uit het hoofd te leren. Ondertussen had ik in een café gewerkt, een jaar in een hotel, er waren drie jaren voorbijgegaan en ik had geen idee wat ik wilde doen. Ik zong graag, ja. Uiteindelijk heeft mijn oudere zus me aangeraden om ingangsexamen bij de Studio te doen. Ik was geslaagd omdat ik kon zingen, meer niet.
De eerste week op Teirlinck was hilarisch. ‘We gaan improviseren’, zei docent Peter Gorissen. Ik moest vragen aan degene die naast me stond: ‘Wat is dat, improviseren?’ Ik had dat woord nog nooit gehoord. Ook de maanden daarna waren vrij hard. Je moest jezelf emotioneel onderzoeken. Begin er maar eens aan. Het enige voordeel was: ik kon best om met kritiek. Precies omdat ik nooit het gevoel had dat ik het beter wist of kon. Integendeel, ik wist van niks.
Wanneer is de klik er gekomen? Wanneer heb je beseft: ik acteer graag?
BERTELS: Toen we in een regie van Jan Decleir een bewerking maakten van Lof der zotheid. Drie dagen hebben we daarvoor geleefd tussen de mensen in het psychiatrisch centrum in Zoersel. We kwamen er in aanraking met mensen met psychoses, kwetsbare, gevoelige mensen die door een of andere tegenslag onderuit waren gegaan. Met theater, ontdekte ik, kun je een stukje van de wereld raken. Dat is wat ik wil. Op een of andere manier. En als je ouder wordt, maak je daarin scherpere keuzes. Ik durf ‘foert’ te zeggen als het mij niet aanstaat. Ik heb het al meegemaakt, dat ik tien voorstellingen voor het einde van een theatertournee naar het ziekenhuis ben gegaan met hartkloppingen, omdat ik niet meer kon. De stress maakte me kapot. Daar heb ik beseft: als je iets moet doen waar je diep ongelukkig van wordt, dan kun je beter thuis blijven.
Na je opleiding ben je eerst bij Jan Fabre begonnen. Lijkt me een hevige leerschool.
BERTELS: Iedereen heeft zijn manier van kijken naar theater en bij Jan was dat weer totaal iets anders. ‘Je gaat op een podium staan en je doet alsof je in brand wordt gestoken, zoals Jeanne d’Arc’, zei hij. Dan zie je iedereen even onnozel doen. Je kunt misschien wel denken dat je de grootste acteur van de wereld bent, maar doe eens alsof je in brand staat? Niemand kan dat uitbeelden. Dat is ook niet belangrijk. Het gaat erom dat je iets durft te doen, desnoods slecht spelen.
Je hebt ook les gehad van Wannes Van de Velde. Wat heeft hij voor jou betekend?
BERTELS: Uiteindelijk ben je op zoek naar mensen die iets te vertellen hebben, die iemand zijn en durven te zijn. Jan Fabre en Wannes zijn heel verschillende mensen, maar in hun oprechtheid, al hun lef, hoe ze in het leven staan, zijn ze interessant. De teksten van Wannes zijn fenomenaal. Hij had een uniek talent om de dingen te benoemen. Nu nog denk ik vaak: ‘Wat zou Wannes hiervan vinden?’ Ik herinner me nog dat hij indertijd langs een affiche van Lotti Goes Classic liep. Hij keek ernaar met één oog en zei: ‘De wèreld goa kapot oan clichés.’
ZE DUWT HAAR LINKERHAND TEGEN HAAR oor om het gezapige lied dat uit de boxen glijdt niet te moeten horen. Ze sluit haar ogen, zoekt een toon en neuriet Van de Veldes De zeeman:
‘De zeeman zoekt ‘nen horizon,
Een land voorbij de baren,
Waar a’t de zorgen niet bestaan
Die nu zijn hart bezwaren.’
Samen met Luckas Van den Eynde toerde Bertels het voorbije theaterseizoen met Door het venster van den tram, al de tweede keer dat ze met een greep uit de liedjes en teksten van Van de Velde rondreisde. ‘Een manier om hem van de vergetelheid te redden’, knikt ze. Wannes wordt zo makkelijk in een specifieke hoek geduwd, maar je moet dat ruimer bekijken. Ik heb hem gekend als mens, het is iemand om te koesteren. Het materiaal is er, de teksten zijn er, lees ze, luister ernaar. Toen ik bij hem in de klas zat, had hij net een nieuw album uit: De kleuren van de steden. We zijn nu twintig jaar verder en ik woon in die kleuren van de steden. En het zal enkel kleurrijker worden. Hij zag wat er gebeurde in de wereld en goot dat in een lied.’
Nog een keer zingt ze. Voorzichtig.
‘De zeeman, de zeeman, ’t is ook maar ‘ne mens,
Een dolende ziel in de nacht.
De zee is een leegte, geluk blijft een wens,
Een droom waar de zeeman op wacht.’
‘Zoek ‘m op’, zegt ze als we afscheid nemen. ‘Zoek de tekst op. Hij is te mooi om niet te kennen.’
VOOR WAT HOORT WAT
Vanaf 10/9 op één.
DOOR TINE HENS – FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
Tiny Bertels: ‘MENSEN HEBBEN VERBORGEN LEVENS. BIJ DE PROSTITUEES DIE IK VOOR CHAUSSÉE D’AMOUR ONTMOET HEB, DENK IK VOORAL: WIE ZIJN WIJ OM OVER ANDERMANS LEVEN TE OORDELEN?’
Tiny Bertels: ‘WE PROBEREN ALLEMAAL GRIP TE KRIJGEN OP HET LEVEN. IK DOE DAT DOOR TE ACTEREN, DOOR VERHALEN TE VERTELLEN DIE MENSEN RAKEN. IS DAT VOLDOENDE? IK WEET HET NIET.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier