‘VOLGENS JAN VERHEYEN HEB IK DE GROOTSTE BALLEN VAN VLAANDEREN’

Geen rust voor Xander De Rycke. Afgelopen najaar schoot hij nog met scherp op de Vlaamse film- en tv-industrie in zijn eindejaarsconférence Houdt het voor bekeken, nu staat hij er alweer met Quarter-Life Crisis, zijn vierde zaalshow.

‘2016 was een jaar vol foute keuzes, van brexit tot Trump, en vooral veel spijt achteraf’, zegt Xander De Rycke. ‘Zo, klaar? Volgend thema. Voor politieke analyses moet je niet bij mij zijn, ik ben eerder het kiezeltje in de schoen van productiehuizen. “Hij weer! Wanneer gaat die toch eens zijn grote muil houden op Twitter?” (grijnst) En daar kan ik heel goed mee leven.’

Op zes december loste hij zijn mediaconference Xander De Rycke houdt het voor bekeken, een vrij genadeloze round-up van het voorbije tv- en filmjaar, rechtstreeks op YouTube. Ego’s werden gekrenkt, spijkers met koppen geslagen (‘Is er wifi In Tahiti? is het equivalent van een bos sleutels boven een kribbe.’) en klamme handjes gedroogd. De Ryckes klamme handjes, welteverstaan. ‘Ondertussen zitten we aan een kleine 60.000 views, maar die eerste dagen waren zenuwslopend: niemand die kon voorspellen of dat wel zou werken. Maar ik wil dat mijn materiaal blijft voortleven, en vooral de juiste kijkers bereikt. Er keken zo’n 180.000 mensen naar mijn voorlaatste show op VIER: daarvan waren er na afloop 179.000 die dachten: ‘Tof, en nu gaan we slapen.’ Die 60.000 YouTube-kijkers daarentegen zijn uit hun kot gekomen: mijn kaartenverkoop liep nog nooit zo vlot.’ O ja, deze maand gaat met Quarter-Life Crisis ook zijn vierde ‘echte’ zaalshow in première.

We treffen een stoffige De Rycke bij captatiebedrijf Moose-Stache in Gent, waar hij met een doodsreutel de gyproc en glaswol uit zijn longen probeert te werken. Binnenkort komt hier de opnamestudio van Mosselen om half twee, kortweg Mosselen0130, de wekelijkse podcast die hij met vrienden en collega’s zoals William Boeva, Jelle De Beule, Lieven Scheire en Gilles Van Schuylenbergh maakt. ‘Niet dat ik de grote DIY-man ben: dit is letterlijk de eerste dag dat ik mijn mouwen opstroop voor Studio Mussel.’

Studio Mussel?

XANDER DE RYCKE: Rood-wit logo aan de poort incluis. Ik hoop dan ook dat Jan Van Biesen of een andere StuBru-coryfee bij de opening een lintje wil komen doorknippen. Het werd tijd voor een officiële uitvalsbasis: het getuigt niet van bijster veel professionaliteit als je gasten zoals Koen Crucke moet bellen met de vraag ‘of hij even wil komen praten in mijn tweede slaapkamer’. Bovendien mogen we dan wel beweren dat we een paar onnozelaars zijn die in de keuken tegen elkaar schreeuwen, maar Studio Mussel toont hoe serieus we het menen.

Er wordt in interviews zelden over je podcast gepraat, hoewel die het met telkens tien- à vijftienduizend downloads meer dan behoorlijk doet.

DE RYCKE: Zelfs globaal gezien zijn dat vrij veel luisteraars: amper tien procent van de podcasts ter wereld raakt voorbij de tienduizend. Maar journalisten lijken het niet te snappen. Hooguit luisteren ze, met het notitieboekje bij de hand, klaar om de controverse op te poken als ik het over een BV heb. ‘Xander is weer bezig! Waar is dat telefoonnummer van Guy Van Sande?’

In de kerstspecial van Mosselen0130 maakte je, naast filosofische pensées over naaktkattentalg en hoe Bickychips vandaag Classic Hamburger-chips heten, de samenvatting van jouw 2016: een vreemd, gespleten jaar dat pas op het einde wat beter is geworden.

DE RYCKE: Voor alle duidelijkheid: heel wat mensen hebben een nog rotter 2016 achter de rug. Maar het klopt, ik heb nog nooit zoveel projecten opgestart als vorig jaar, en tegelijk nog nooit zo weinig respons gekregen. Het voelde alsof ik alles meteen weer doorspoelde in het toilet. In maart was ik tien jaar bezig, nam ik een podcast op voor een publiek van zevenhonderd man en organiseerde ik een driedaags comedyfestival met een geweldig straffe line-up. Mocht iemand een bom op het dak hebben laten vallen, dan had Geert Hoste weer een job. En toch passeerde dat allemaal, zonder meer.

Waar had je op gehoopt?

DE RYCKE:(stampt met de beentjes)Mèh, geef mij aandacht!’ Wilde ik per se bij Lieven ‘Hè Xander, tien jaar bezig, het is toch wat, nee?’ Van Gils aan tafel gaan zitten om er drie standaardvragen af te raffelen? Ook niet. Maar het mocht allemaal iets meer geweest zijn. (denkt na) De kentering is er pas gekomen met Houdt het voor bekeken. De show waarmee ik volgens kenners echt wel mijn laatste bruggen verbrand had, bleek de beste reclame ooit. The gift that keeps on giving. Plots regent het boekingen en interviewaanvragen. Als je dacht dat 2016 al erg was, wacht dan maar tot je in 2017 mijn kop moet verdragen op elke fucking cover.

Was het niet vooral de grote comeback van Alex Agnew die jou bij jullie managementbureau in de vergeetput duwde?

DE RYCKE: Daarom ben ik overgestapt. Daar zit geen spat kwaad bloed, maar Alex is nu eenmaal de geldkoe, ik toch eerder de dertiende maand. Alex’ woorden, niet de mijne. (grijnst) Ik kon het risico niet lopen dat HHVB het zoveelste ondergesneeuwde projectje zou worden. Bovendien heb ik een entourage nodig die weet wat ze met een manusje-van-alles zoals ik moet aanvangen.

Je bent jarenlang zowat de dauphin van Agnew geweest, noemt hem backstage zelfs ‘pa’, maar na tien jaar maak je stilaan zelf school. Ik zie meer Vlaamse observatiecomedy dan ooit.

DE RYCKE: En toch noemen ze me nog steeds ‘de jongste komiek van Vlaanderen’. Ik lijk wel gedoemd om voor eeuwig achttien te blijven. Verder moet je mijn invloed vooral niet overschatten. Het is hooguit fijn om te horen dat de vonk bij de vijftienjarige Lukas Lelie is overgesprongen toen hij mijn eerste optreden tijdens Homo Cabarectus zag, net zoals ik dat op mijn zeventiende had met Henk Rijckaert.

Deze maand gaat Quarter-Life Crisis in première. ‘Xanders wereld is vandaag kleiner geworden, en daardoor net universeler’, zei jouw Mosselen– collega, beeldend kunstenaar Gilles Van Schuylenbergh.

DE RYCKE: Je hebt Gilles gebeld? Hij weet gelukkig niets gênants over mij, daarvoor moet je verder terug. Het alcoholisme in mijn puberjaren, de naaktloperij… Maar laten we het daar vooral niet over hebben. Ik ben dus universeler geworden?

Welja. Tenzij je over die naaktloperij…

DE RYCKE: (onverstoorbaar) Toen ik begon, keek ik op naar Jerry Seinfeld, die op pijnlijk herkenbare wijze zei wat we allemaal dachten. Maar toen kroop ik zelf op het podium en kwam er iets heel anders uit, beledigingscomedy in feite, over bejaarden op de bus en lelijke rosse mensen. Tegenwoordig ligt de lat weer bij die seinfeldiaanse observatiehumor: een uitgebeend onderwerp nemen en toch nog ergens een nieuwe moot vlees vinden.

Is Quarter-Life Crisis meer dan een lukraak gekozen titeltje dat je twee jaar geleden moest verzinnen voor de catalogi van de culturele centra? Of ben je er ook niet van gespaard gebleven?

DE RYCKE: Het is hooguit een kapstok die ik gepikt heb uit Factor 25, het boek van Eva Daeleman. Het is met een quarterlifecrisis ook maar zoals met Dokter Google. Snotneus, pijnlijke knie of los velletje aan je teen? Volgens Google is het altijd kanker. Een twintiger die zich wat moe of ongemakkelijk voelt, heeft altijd een quarterlifecrisis. Terwijl dat ook maar een containerbegrip is en bijna altijd door de vergelijkingsdrang van mijn online generatie veroorzaakt wordt. Als je hele dagen naar perfecte Instagramfoto’s staart, vraag je je op den duur natuurlijk af of je jouw eigen potentieel wel aan het benutten bent. Eva heeft trouwens een paar hoofdstukken van mijn ‘zelfhulpcursus’ ingesproken. ‘Hoofdstuk een: een gezonde geest in een gezond lichaam.’ Waarop ik over vegetarische barbecues kan beginnen te kankeren, en over Pascale Naessens-adepten. ‘Eet ne keer een patatje, toe!’

‘Hij is eindelijk helemaal op zijn gemak’, wist Gilles ook. De boze puber is nu volledig uitgedreven. Akkoord?

DE RYCKE: Ik kwam uit een heel slechte omgeving, en was wantrouwig over de hele lijn. Zachtjesaan zijn alle onzekerheden weggesijpeld, en dat merk je ook. Vroeger kreeg ik telkens de opmerking dat ik er tijdens mijn shows zo kwaad, ongelukkig en afzijdig uitzag. Maar ik wás ook kwaad, ongelukkig en afzijdig.

Dus als we koppen ‘Xander De Rycke, eindelijk gelukkig’…

DE RYCKE:… dan zal nogal vloeken met de foto’s. Doe maar ‘Xander De Rycke, eindelijk een gevoel van aangename mediocriteit’.

Zonder noemenswaardige media-aandacht verkoopt Quarter-Life Crisis vlotjes uit. Nog een onzekerheid die verdwenen is.

DE RYCKE: Ik ben grootgemaakt door televisie, en daarna door hen genegeerd, maar een minimum aan slechte liveshows heeft me blijkbaar groot gehouden. Dat geeft rust, ja. Ik heb er tien jaar van wakker gelegen dat ik het nooit tot in De slimste mens ter wereld heb geschopt, wat een gouden trampoline blijft voor een komiek, maar zelfs daar maal ik niet meer om. Ik ben de eerste tien jaar doorgekomen zonder De slimste mens, dat zal de volgende tien ook wel lukken.

Waar is dat blitzhuwelijk tussen jou en tv ooit spaak gelopen?

DE RYCKE: Heel simpel: ik ben te jong bekend geworden, waardoor ik nog steeds aan dat gedateerde imago van balorige tiener vasthang, én ik heb meer slechte tv-beurten dan goede gemaakt. De cafétesten van De slimste mens? Ik was niet intelligent, niet grappig en zelfs niet gewoon aangenaam. Ik was ook geen plezante bijzitter in De laatste show. En voor Is er wifi In Tahiti? kan ik niets betekenen want ‘zomaar wat doen’ kan ik simpelweg niet. Ik ben geen voorsteker, en denk nooit dat ‘alles wat uit mijn mond komt puur goud is’, wat een basisvereiste is voor zo’n programma.

Vooral de tirade tegen Is er wifi in Tahiti? in HHVB leek van heel diep te komen.

DE RYCKE: Ik wil goede tv, daarom maak ik me zo kwaad. En daarom krijg ik een hersenbloeding van Is er wifi In Tahiti? De eerste keer dat ik dat programma zag, was zonder geluid, in een frituur, en toen sijpelde er al wat bloed uit mijn neus. Zonder geluid zie je pas echt hoe oppervlakkig en dwaas dat is: felle kleuren, BV’s met perfect witte tanden die lachen om dingen die ik niet blijk te snappen. (grinnikt) Ik was trouwens uitgenodigd voor de wintervariant Ligt er flan op de Mont Blanc? Ik heb hen gevraagd om toch tot na de release van HHVB te wachten. Niets meer van gehoord.

Schop je soms niet te makkelijk naar omlaag? Niels Destadsbader aan het huilen brengen, dat kunnen we allemaal.

De Rycke: Is dat te makkelijk? Wie maakt die grappen dan nog, behalve een paar man op Twitter? Velen vonden dat ik met mijn kritiek op Tegen de sterren op een open deur intrapte, maar wie heeft dat voor mij ook al luidop gezegd? Bovendien leven BV’s in een heel ander universum. De filosofische vraag is dus: schop je echt naar omlaag als je slachtoffer het toch niet voelt? Nathalie Meskens ligt heus niet op haar bed te huilen omdat Xander De Rycke haar een Afghaanse windhond heeft genoemd.

De reacties bleven dus uit?

DE RYCKE: Op de furieuze mails van Stef ‘Zo gek als een achterdeur’ Durnez van Tegen de sterren op na bleef het beperkt tot wat sms’jes en privéberichten. De consensus was: ‘Echt goed, veel gelachen… Alleen die éne grap over míjn programma klopte niet helemaal, maar kom.’

Het sierde je dat je ook je collega- comedians niet spaarde want zonder die nestbevuiling had je je eigen geloofwaardigheid onderuitgehaald. Al kreeg je daar ook kritiek op.

DE RYCKE: Waarom zou ik het niet mogen benoemen als een collega van mij een slecht programma maakt? En toch vonden sommigen het ronduit anticollegiaal. Zoals Tom ‘Pen in de ene hand, piemel in de andere’ Heremans in De Standaard. Die vond het onder meer niet kunnen dat ik zei dat Bart Vanneste niet de koning van Bevergem was. Zo is dat destijds verpakt – Bevergem, van en met Freddy De Vadder – terwijl scenaristen Dries Heyneman en Wannes Cappelle amper genoemd werden. En dus kreeg je situaties zoals op de Nacht van de Televisiesterren, waar Showbizz Bart Heyneman om zijn ster voor beste scenario vroeg, zodat hij ermee kon poseren met Vanneste.

Wat verwacht je van 2017 op tv-vlak?

DE RYCKE: Het is nog afwachten, maar het kan een heel interessant jaar worden. Dat Beau Séjour, een reeks met een spook, op zondagavond op één uitgezonden wordt, maakt me blij. Zulke wat intelligentere reeksen kunnen het vastgeroeste miljoenenpubliek hopelijk wat onderwijzen.

Maar goed, ik heb nu al een uur materiaal voor de volgende HHVB. De slimste mens was waanzinnig. In The Show Must Go On kreeg je figuren als Steve Tielens en zijn bejaarde Monique de Huiself, die je gewoon een sok wilt geven. ‘Je bent vrij, Monique!’ En Als de dijken breken schetste een zeer grimmig toekomstbeeld, een toekomst met heel veel slechte CGI.

Wat zeggen de kippenbotjes over het komende filmjaar?

DE RYCKE: De ‘actiekomedie’ van De Romeo’s wordt een gigantisch kassucces, net zoals De buurtpolitie: de grote geldroof dit jaar 150.000 man naar de bioscoop lokte. Je weet nu al dat die twee groepen zal aanboren: de fans, en een publiek dat met een ironische instelling gaat kijken. Ik zal bij die tweede groep zijn: ik móét dat mormel in een zaal met publiek zien. (hoofdschuddend) De Vlaamse film heeft al betere tijden gekend. Het VAF heeft heel lang, tot de laatste week van 2016, gewacht om de Vlaamse filmcijfers bekend te maken. En ik snap ondertussen waarom. Zo bleef Everybody Happy van Nic Balthazar steken op 31.000 bezoekers, wat dus wil zeggen dat er dubbel zoveel mensen zijn die mij hem tot vervelens toe ‘Pik Balzakhaar’ hebben horen noemen in HHVB dan er naar zijn film gingen kijken. Crimi Clowns, nog erger: 4950 bezoekers. En dan weten we nog niet hoe Pippa van Marc Punt het gedaan heeft in december. Die moet 275.000 bezoekers halen om uit de kosten te komen, maar Punt hield geen persvisie omdat hij een bloedhekel aan de pers heeft. Hij kreeg dus ook maar één recensie. In De Standaard, goed voor nul sterren. Nul? Zelfs als je de dop anderhalf uur op de camera laat, krijg je één ster voor spitsvondigheid. Die film schijnt ook heel slecht te zijn, maar gelukkig heeft Punt hem zonder de steun van het VAF gedraaid, waardoor niemand kan zeuren ‘dat het met ons belastinggeld is’.

Geheel ongerelateerd: word jij nog uitgenodigd voor filmpremières?

DE RYCKE: Probleem: ik kan niet liegen. Mijn laatste Vlaamse première was die van Het vonnis van Jan Verheyen. ‘En Xander, hoge verwachtingen?’ vroeg men mij op de rode loper, voor de camera. ‘Niet echt. De meeste Vlaamse films gaan nu eenmaal over marginalen in de miserie. Wedden dat er een scène in zit waarin ze tegen elkaar staan te schreeuwen in de keuken?’ Wist ik veel dat dat live geprojecteerd werd in alle zalen, waar de Vlaamse elite me de rest van de avond met de nek heeft aangekeken. ‘Volgens mij heb jij de grootste ballen van Vlaanderen’, zei Verheyen me later. ‘Mijn producer wilde jou laten verwijderen.’ (lacht) Ik heb het maar meegespeeld terwijl dat niets met rebelsheid maar alles met domheid te maken had.

***

De compressor slaat aan in de half afgewerkte Studio Mussel. Het geronk galmt door de hangar en overstemt het gesprek. We staren naar elkaar tot het geluid uiteindelijk weer uitsterft. Helemaal niets vreemds aan. Laat staan onbehaaglijk.

Dat doet me er wel aan denken: je hebt er lang aan getwijfeld of je nog wel verder moest met Mosselen0130. Waarom?

DE RYCKE: Vorige zomer had ik het gevoel dat ons plafond bereikt was: vijf jaar bezig, de tweehonderdste aflevering, een strip als zwanenzang, een livetour voor de fans, en alle gasten die ik écht wilde, waren reeds de revue gepasseerd. Dat leek een geschikt moment om diep te buigen en alles op te bergen. Maar door de zomerstop, de terugkeer van Jelle De Beule en een nieuw blik gasten kwam de energie toch terug.

Volgens Gilles zou je ook niet zonder Mosselen0130 kunnen, je hebt het even hard nodig als je stand-up.

DE RYCKE: De podcast heeft van mij een betere comedian gemaakt: doordat ik het niet alleen hoef te trekken, heb ik leren te ademen, ook op het podium. De grapdwang is minder krampachtig geworden. En over mijn shows peins ik me te pletter terwijl de podcast vanzelf gaat. Hooguit moet ik even overlopen of ik iets vertellenswaardig heb meegemaakt.

Forceer je dat nog steeds bewust? De routine doorbreken en desnoods domme keuzes maken om toch maar materiaal te sprokkelen?

DE RYCKE: O ja. De verkeerde marginale cafés toch binnenstappen terwijl je bijna weet dat er vodden van komen, maar mogelijk ook een goed verhaal. Zo kan ik niet bijster goed zwemmen, en een bodemloze zee kan ik al helemaal niet aan. Toch ben ik vorige zomer voor het eerst gaan snorkelen in de Golf van Mexico. Pure doodsangsten heb ik uitgestaan, tot er uiteindelijk, terwijl ik daar aan het dobberen was, toch een soort zielenrust over me heen kwam. Maar die minuten daarvoor, waarin mijn vriendin mijn spartelende lijf, getooid in zwemvliezen maat 47 en veertig zwembandjes, onder controle probeerde te houden terwijl ik de senioren rondom mij dreigde neer te maaien: podcastgoud.

Wat was voor jou hét moment uit Mosselen0130 van 2016?

DE RYCKE: Het liefste toon ik gasten op een andere manier dan iedereen ze kent. Als je Joost Vandecasteele zweterig, harig en verontwaardigd gesticulerend in Van Gils & gasten ziet zitten, denk je: die is zot. Maar laat hem los in de podcast en je hoort hem zichzelf zijn, plots klopt het plaatje. Al hield hij zich ook niet in en sprak hij onder meer de legendarische woorden: ‘Lieven Van Gils zou niet weten wat goede televisie is, ook al wordt hij erdoor verkracht en moet hij goede televisie aanwijzen in een line-up.’ Laatst hoorde ik Joost in De afspraak ook afsluiten met: ‘Bart, ooit zal je een programma hebben waarin je talent ten volle benut wordt.’ (grinnikt) Ik heb een felle muil, maar dat durf zelfs ík niet.

QUARTER-LIFE CRISIS

Première op 20/1 in CC De Werf, Aalst. Alle speeldata en de volledige show Houdt het voor bekeken vindt u op xanderderycke.be.

door Kristof Dalle – Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

‘Als je dacht dat 2016 al erg was: in 2017 zul je mijn kop moeten verdragen op elke fucking cover.’

‘Met een quarterlifecrisis is het zoals met Dokter Google. Snotneus, pijnlijke knie of los velletje aan je teen? Volgens Google is het altijd kanker.’

‘Ik heb er tien jaar van wakker gelegen dat ik het nooit tot in De slimste mens heb geschopt, maar zelfs daar maal ik niet meer om.’

‘Meer dan dubbel zoveel mensen hebben mij Nic Balthazar “Pik Balzakhaar” horen noemen dan er naar zijn film gingen kijken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content