TUSSEN HOOFD EN HART

L'OEUVRE AU NOIR

Droom of werkelijkheid? Het is een vraag die je je regelmatig stelt bij André Delvaux. Cinematek blikt twee maanden lang terug op de peetvader van de moderne Belgische auteurscinema.

Een straat of een plein naar André Delvaux genoemd , kom je in Brussel niet tegen. Maar wie in en rond de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten rondstruint, wordt regelmatig geconfronteerd met referenties naar Delvaux en zijn films.

Zo zijn er de doeken van Paul Delvaux (geen familie), Léon Spilliaert of Dirk Bouts, werken waar hij in zijn films regelmatig expliciet naar verwijst. Of er is de Marguerite Yourcenardoorgang, naar de schrijfster van wie hij L’Oeuvre au noir verfilmde tot een fors portret van een alchimist die in het middeleeuwse Brugge geconfronteerd wordt met katholiek extreemrechts. In dezelfde buurt ligt ook het INSAS, de Franstalige filmschool die Delvaux mee oprichtte. En er is uiteraard het vroegere Filmmuseum, nu Cinematek, de plek waar hij jarenlang stille films op piano begeleidde en die nu een retrospectieve van zijn werk organiseert. Tegen het einde van het jaar brengt Cinematek een integrale dvd-box uit.

Piano’s duiken regelmatig op in de zeven, vaak muzikaal gestructureerde fictiefilms van Delvaux. Maar niet in De man die zijn haar kort liet knippen (1965), zijn markante langspeeldebuut: een klinische studie van de waanzin van een door een studente geobsedeerde leraar (Senne Rouffaer). De Belgische pers vond het te traag en cerebraal. Pas na enthousiaste reacties in het buitenland groeide het besef dat Delvaux een ufo in het Belgische filmlandschap had laten landen: iets van aparte klasse, dat de moderne cinema bij ons inluidde. Een metafilm à la Resnais. Zoiets.

Met die film en Un Train, un soir (1968), zijn andere verfilming van Johan Daisne, zette Delvaux de toon voor zijn cinema: sobere, ingetogen literaire adaptaties met een metafysisch randje waarin de grenzen tussen werkelijkheid en verbeelding voortdurend vervagen. En waarin Delvaux op zoek gaat naar de mechaniek van het innerlijke leven, de mystiek van de liefde en de dood.

Dat deed de in Heverlee geboren en op jonge leeftijd naar Brussel geëmigreerde Delvaux meestal in het Frans, met gerenommeerde acteurs als Yves Montand, Anouk Aimée, Anna Karina en Gian Maria Volonté. Het verraad van een franskiljon? Zeker niet, want de slagzin ‘Sire, er zijn geen Belgen meer’, was niet aan hem besteed. De Leuvense taalstrijd schemerde door in Un Train, un soir. In Een vrouw tussen hond en wolf (1979, naar Ivo Michiels) tackelde hij als eerste Vlaamse cineast het thema van de collaboratie.

Maar Delvaux’ meest volmaakte films blijven Rendez-vous à Bray (1971) en Benvenuta (1983). Het zijn twee tijdloze, even geraffineerd koele als mysterieuze puzzels waarin elegant en erudiet gemijmerd wordt over passie, zielenroerselen, het vleselijke en het sacrale.

Paco Rabanne en mottenballen, zegt Vittorio Gassman tegen Fanny Ardent in Benvenuta wanneer hij als afscheid in een treinstation zijn sjaal aan haar geeft. De mot zit beslist nog niet in het pas digitaal gerestaureerde oeuvre van Delvaux.

LUC JORIS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content