Elke zondag, 20.25 – één
‘A man’s gotta do what a man’s gotta do.’ Er bestaan weinig woorden met meer wilskracht dan deze die John Wayne starend over de prairie sprak. Of was het dat andere rolmodel van de mannelijkheid, Charlton Heston? Wie ook de eigenaar van de zin is, op dit moment is er slechts een man die het doet. Een man wiens naam zowat synoniem is voor het superlatief van man: Tom Waes. Ik ken alvast weinig mannen die meer ‘manst’ zijn dan Waes. En meer nog dan ‘manst’ is Waes een vent.
Zoals alle venten houdt Tom Waes van een uitdaging links of rechts. Dat was al duidelijk na het eerste seizoen van Tomtesterom – een titel die trouwens veel zegt over de humor van zo’n echte vent, maar daarover later meer. Eerst iets over die uitdaging. Tom Waes houdt van de oervorm van de uitdaging: het menselijk onmogelijke. Denk aan de eerste poolreizigers die met hun gammele schepen de ijsrotsen ramden. Of aan Stanley die zich een weg door Afrika kapte. Als die Livingstone niet gevonden had, zou Tom Waes hem nu zeker zoeken. Bij zo’n uitdaging voelt Tom Waes iets dat op emotie lijkt.
Nu is het met uitdagingen als met borstimplantaten: de volgende moet groter zijn dan de vorige om enig resultaat te hebben. Nadat je het wereldrecord pizza eten hebt gebroken, kun je moeilijk gaan voor het universeel record sjaals breien met gekookte spaghetti. Neen, dan moet je minstens het kanaal over zwemmen. Geblinddoekt. En met een zak bakstenen rond je nek.
Iedere overtreffende trap is goed, moet hij als wandelend superlatief gedacht hebben. Daarom kiest hij in dit tweede seizoen niet noodzakelijk voor groter en onwaarschijnlijker, maar wel voor verder. In de eerste aflevering stapte hij met zijn vaste vrienden in de waanzin, Nico en Pascal, in het vliegtuig om er in cowboystaat Nevada weer uit te stappen. Nu ja, stappen, echte venten schrijden, wijdbeens. In dit mekka van de mannelijkheid zou Tom Waes een wilde Mustang vangen, temmen en berijden. En dit in zeven dagen. De betere paardenfluisteraar doet over even zo veel bewerkingen drie maanden tot een leven lang, maar een boek uit 1867 beweerde dat het op een week kon lukken. Datzelfde boek beweerde trouwens ook dat er in de VS 2 miljoen wilde paarden rondhuppelden. 27.000, corrigeerde Mustangspecialist Steve. Of het boek, of beter de mensen die dit boek ooit in de praktijk brachten, hier voor iets tussen zaten, werd niet met zo veel woorden gemeld.
Waes mag dan een vent zijn, hij is geen onverantwoorde klaploper die een paard vangt voor zijn plezier. Neen, verduidelijkte Steve. Het paard was beter af zo dan in die wildernis, waar het toch zou sterven van honger en dorst. Waes toonde zich op zijn beurt dan wel zo veel vent om in de huiselijke warmte van een familie paardenfluisteraars de lof te steken over de zoete smaak van een paardenfilet. Humor, noemen echte mannen dat. Nog humor: de pas gekochte cowboyhoed van je vriend voor de voeten van een wild paard gooien. Niet dat mannen daarom schaterlachen. Ze grijnzen en stampen wat stof weg met de hak van hun cowboylaarzen.
Natuurlijk kostte het Tom Waes enige moeite om die wilde mustang recht in de ogen te kijken, hem over zijn neus te wrijven en er uiteindelijk op te kruipen. Ik zag hem vloeken, bijna falen, vallen, stampvoeten, ‘nondedju’ roepen, maar altijd weer doorgaan. En op het einde had hij zelfs een krop in de keel. Je bent een man of je bent het niet.
Lees nog meer recensies en bedenkingen in de blog Testbeeld op KNACKFOCUS .BE
Tine Hens
Met uitdagingen is het als met borstimplantaten: de volgende moet groter zijn dan de vorige om enig resultaat te hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier