‘Het zal geen gewone jazzset worden’, waarschuwt Mark Guiliana het publiek van Gent Jazz. Alsof we dat verwachtten van de veelzijdige drummer en producer die meespeelde op Blackstar, de afscheidsplaat van David Bowie, en samen met legendes John Scofield en Brad Mehldau naar de Arteveldestad afzakt.
Scofield, Mehldau, Guiliana. Dat is een trio met de T van Tamelijk Legendarisch. We stellen ze even voor.
John Scofield. 64-jarige veteraan van de fusionjazz. Gitarist. Heeft een indrukwekkend cv: Miles Davis, Herbie Hancock, Joe Henderson, Bill Frisell, Billy Cobham, Gary Burton, Mavis Staples en vele andere grootheden. Wit baardje.
Brad Mehldau. Blaast in augustus 46 kaarsjes uit. Pianist. Tekende voor zijn eerste studio-opnames toen hij nog aan de academie zat. Speelde met Charlie Haden, Wayne Shorter en Willie Nelson. Staat bekend om zijn jazzcovers van popsongs, zoals Radioheads Exit Music (for a Film). Brilletje.
Mark Guiliana. Drumde ondanks zijn jeugdige leeftijd (36) al een straffe reputatie bij elkaar, die vorig jaar piekte toen hij door David Bowie werd uitgekozen om mee te spelen op zijn muzikale testament Blackstar. Maakte samen met Brad Mehldau het straffe fusionalbum Taming the Dragon (2014) onder de naam Mehliana. Draagt wollen mutsen.
Drie heren van stand dus, die voor het eerst een trio vormen en met vereende krachten de tent van Gent Jazz zullen laten denderen. We vroegen aan de jongste van de drie wat ze van plan zijn.
MARK GUILIANA: Ons repertoire bestaat uit muziek die we speciaal voor deze shows maakten. John, Brad en ik schreven elk een handvol songs, die we vorige week voor het eerst live hebben uitgetest in de Blue Note, een jazzclub in New York.
En, zijn jullie klaar voor het echte werk?
GUILIANA: (grijnst) Het wordt spannend, maar dat is uiteraard de bedoeling. Het blijft vreemd want ik ben de jongste van de drie, en al lang een bewonderaar van John – en ook van Brad, nog steeds. Samen spelen en een podium delen met je favoriete muzikanten, je went er nooit écht aan. Gelukkig maar.
Ik zag een foto op je website waarop John Scofield tegelijk zijn elektrische gitaar en een basgitaar aan de borst drukt.
GUILIANA: Meestal speelt Brad met zijn linkerhand de basnoten op een van zijn klavieren, maar toen John met het idee kwam om een basgitaar voor zich op een statief te bevestigen, zodat hij snel van gitaar naar bas kon switchen, opende dat een pak mogelijkheden. Dat is zo leuk aan met zulke veelzijdige, inventieve muzikanten als John en Brad te spelen. Er wordt constant ruimte gecreëerd om in te duiken.
Iets zegt me dat jij je in dit powertrio niet tot drummen zult beperken.
GUILIANA: Wacht maar tot je onze podiumset-up ziet, er staan genoeg instrumenten opgesteld om drie trio’s te voorzien. Net zoals bij Mehliana zitten daar ook Moogsynthesizers en andere elektronische gizmo’s tussen waarop ik me mag uitleven. Bij deze wil ik het publiek op Gent Jazz voor de zekerheid toch even waarschuwen: dit wordt geen akoestische, traditionele jazzset! En ook geen gewone elektrische jazzset, nu ik er dieper over nadenk. (glimlacht)
Als drummer ben je van alle markten thuis. In 2008 speelde je zelfs mee op de debuut-ep van onze nationale trots Trixie Whitley.
GUILIANA: Ik heb Trixie leren kennen via Meshell Ndegeocello, bij wie ik destijds in de groep speelde. Die ep heb ik trouwens nog nooit gehoord, zeg haar maar dat ze me eens een kopietje mag bezorgen. (lacht) Het is vreemd, de voorbije jaren heb ik Trixie slechts heel sporadisch gezien, maar de musical director in haar liveband is Chris Morrissey, die bas speelt in mijn jazzkwartet, en ze heeft ook vaak gespeeld en getoerd met Jeff Taylor, met wie ik op de middelbare school gezeten heb en die nu deel uitmaakt van Beat Music, mijn improvisatieproject. It’s a small world after all, I guess.
Trixie was pas negentien toen je haar leerde kennen. Hoe heb je haar als artieste zien evolueren?
GUILIANA: Nauwelijks of niet, en dat bedoel ik absoluut als een compliment. Destijds, een jaar of negen geleden, viel me meteen haar puurheid op, haar rechtstreekse connectie met de muziek. En het is straf, heel zeldzaam ook, dat iemand op zo’n jonge leeftijd op zo’n manier ín de muziek kan staan én dat later ook nog eens weet vast te houden. Neem het maar van me aan: ze had ‘het’ van in den beginne.
Ik geloof je. Laten we het over David Bowie hebben. Je hebt op zijn laatste album, Blackstar, meegespeeld. Wat was het allereerste dat door je hoofd ging toen de vraag kwam om met Bowie de studio in te duiken?
GUILIANA: Wel, de vraag kwam via Maria Schneider, die een bekend Amerikaans jazzorkest leidt. Ik heb haar vraag in verband met David via voicemail moeten horen. Zodoende kreeg ik de kans – nadat ik dat bericht een keer of drie beluisterd had – om even aan de gedachte te wennen. Was het een verrassing? Moet ik daarop antwoorden? (lacht) Bowie volgde het werk van Maria blijkbaar al een tijdje, en voor de opnames van Sue (Or In a Season of Crime), die nieuwe track op Bowies overzichtscompilatie Nothing Has Changed, had hij haar gevraagd om een band samen te stellen. Op haar beurt kende Maria mij via mijn werk met saxofonist Donny McCaslin, en zo raakte ik betrokken bij die opnames. Die bevielen David blijkbaar zo goed dat hij mij, Donny, bassist Tim Lefebvre en pianist Jason Lindner, allemaal jongens die ik ken, opnieuw als groep wilde voor Blackstar.
Je vertelt het heel droog, alsof een plaat opnemen met Bowie de gewoonste zaak ter wereld is. Dacht je op geen enkel moment: ‘Hemeltjelief, ik zit met David Bowie in de studio!’?
GUILIANA: Dat was het nu net, eigenlijk was Bowie de nieuweling, de vreemde eend in de studio. Want áls ik even een ‘shit, fucking David Bowie staat twee meter verder te zingen’-moment had, dan keek ik gewoon voor me of opzij en zag ik mijn maten Donny of Tim staan. Ik was in mijn element. Of beter, Bowie was in óns element. Dat hij toen al zwaar ziek was, wisten we trouwens niet, en ik had het nooit kunnen raden want hij zong nog steeds als de beste.
Blackstar is dus opgenomen met alle groepsleden tegelijk in de studio?
GUILIANA: Sommige van Bowies takes zijn nadien nog eens opgenomen, maar hij was er altijd bij, en hij zong terwijl we speelden. Dat was belangrijk, dat hij erbij was. Die plaat had nooit kunnen klinken zoals ze klinkt als we niet met David in dezelfde ruimte hadden gestaan. Hij had tenslotte de band samengesteld, en zo heeft hij altijd gewerkt, per album de juiste mensen bij elkaar zoeken. Net zoals Miles Davis dat vaak deed. Hij wist altijd heel goed waar hij naartoe wilde, en moedigde ons vaak aan om verder te gaan, om de lat wat hoger te leggen. Mocht je de demo’s van Blackstar horen, je zou versteld staan. Alle noodzakelijke info was aanwezig, wij moesten de songs gewoon op de juiste manier tot leven wekken.
Mijn favoriet op Blackstar is Dollar Days. Kun je iets meer vertellen over dat nummer?
GUILIANA: Grappig dat je net die track eruitpikt, de enige waar geen demoversie van bestond. Op een dag kwam David binnen. ‘I’ve got a new one’, zei hij, en hij speelde ons de song voor. Na een paar keer oefenen begonnen we aan de eerste take. James Murphy van LCD Soundsystem was die dag op bezoek en heeft me geholpen om de juiste groove te vinden. Zo ging het altijd, heel organisch en ontspannen, het was een behoorlijk normaal, traditioneel proces.
Klopt het dat Bowie zich voor Blackstar liet inspireren door To Pimp a Butterfly van Kendrick Lamar?
GUILIANA: Ik weet dat zo’n verhaal de muziekpers een sappige headline oplevert, maar het is zeker niet zo dat Lamars album constant speelde in de studio. (lacht) Ik denk dat David zich vooral heeft laten inspireren door de vrijheid die Lamar zichzelf toestond, en de risico’s die hij nam. Conceptueel zal To Pimp a Butterfly wel een invloed geweest zijn, maar we spreken hier over Bowie hé, een muzikant die altijd resoluut ging waar hij voor wílde gaan.
Veel jonge drummers – Matt Helders van Arctic Monkeys, bijvoorbeeld – zeggen dat ze vooral door hiphop beïnvloed worden. Omgekeerd lijkt dat minder het geval.
GUILIANA: (lacht) Ik begrijp wat je bedoelt. Hiphop is traditioneel gegroeid als een genre waarin drummers, en ik bedoel livemuzikanten, geen rol speelden. Ik weet dat ik tegen mijn eigen winkel spreek, maar mij stoort het dus niet dat de meeste rappers zonder een groep op het podium staan. Neem nu een genre als drum-‘n-bass, dat vind ik live zelfs geforceerd of onnatuurlijk klinken als er een livedrummer meespeelt. Iemand als Squarepusher heeft mij gigantisch beïnvloed, maar ik zou het niet in mijn hoofd halen om zijn soort muziek live te spelen.
Je bent en blijft een jazzdrummer?
GUILIANA: Ik speel nog maar zelden traditionele jazz, maar jazz is inderdaad de muziek die me als muzikant het meest gevormd heeft. Ik ben geboren in de eighties, voor een groot deel opgegroeid in de nineties. Hiphop en elektronica waren toen overal aan een opmars bezig, en ik heb die muziek als een spons opgeslorpt. In de jaren negentig zijn genres ook steeds meer door elkaar beginnen te lopen, en tegenwoordig is muziek simpelweg alfabetisch gerangschikt. Op mijn smartphone staan Frank Sinatra en Slayer naast elkaar, en dat vind ik geweldig.
Elke muzikant heeft een mentor. Wie was de jouwe?
GUILIANA: Mentors manifesteren zich in alle vormen. Zo beschouw ik drummers als Elvin Jones, Art Blakey, Tony Williams en Roy Haynes allemaal als een mentor, zelfs al heb ik ze nooit ontmoet, laat staan met ze samengespeeld. (lacht) Ik heb jaren in de groep van Avishai Cohen, een Israëlische bassist, gezeten. Op vijf van zijn platen heb ik gedrumd, maar Cohen heeft in al die tijd geen noot op papier gezet. Dat is hoe hij werkt, zijn manier om de muziek vrij te laten. Ook van hem heb ik veel geleerd. En uiteraard zijn mijn eerste drumleraars belangrijk: John Riley en Joe Bergamini. Je kunt hen als mijn échte mentors zien, de drummers die me alle beginselen hebben bijgebracht. Zonder hen was ik nooit blijven drummen, want aan de muziekacademie vond ik mijn draai niet.
Tegenwoordig geef je zelf les. Wat is het allerbelangrijkste dat je drumstudenten kunt bijbrengen?
GUILIANA: Dat je het belangrijkste niet kunt leren, maar enkel kunt bereiken door te doen: veelzijdigheid. Gewoon zo veel mogelijk ‘ja’ zeggen wanneer ze je vragen voor een opdracht. Of dat nu opnames zijn of spelen op een trouwfeest. Maar tegenwoordig bouw ik mijn privélessen af, heel af en toe geef ik wel nog eens een drum clinic.
Een drumkliniek?
GUILIANA: Het is een ander woord voor masterclass, een workshop eigenlijk, met een hele groep muzikanten tegelijk.
Sorry, ik kende het woord niet, het klinkt alsof er iets gerepareerd moet worden dat kapot is.
GUILIANA: Bij de meeste drummers is dat ook zo, hoor. (lacht)‘
JOHN SCOFIELD/BRAD
MEHLDAU/MARK GUILIANA
Te zien op vrijdag 8/7 op Gent Jazz. Info: gentjazz.com
VOLGENDE WEEK HET ABC VAN EDM
door Jonas Boel
‘Trixie Whitley had “hét” van in den beginne.’ Mark Guiliana
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier