THE WRITER UNDER THE STA(I)RS

© © HOLLANDSE HOOGTE

Ambitie? Ja, die heeft Daan Heerma van Voss. Anders stuur je je nieuwe roman niet op naar een Nobelprijswinnaar. Talent? Jazeker. Iets wat hij met Het land 32 in overvloed bewijst. Hoog tijd voor een gesprek met de literaire krullenbol.

Het is een triest gezicht, vanuit tram 5, die zich door de Amsterdamse binnenstad slingert: Polare, de hyperboekhandel, is effectief dicht. Stalen rolluiken naar beneden, papiertje aan de deur: ‘Tijdelijk gesloten.’ Nu, de boekensupermarkt mag dan op sterven na dood zijn, of net de zoveelste wederopstanding voorbereiden, de literatuur is springlevend. Dat merk je wanneer je een paar haltes verder afstapt aan het Museumplein en het uitgeverspand van De Bezige Bij binnenkomt. Niet toevallig gelegen in de Van Miereveldstraat, zo lijkt het, want de ijver en de werklust spat van de hal. Het is er een drukte van jewelste: redacteurs en pr-assistenten hossen de trap op en af, en de onthaalmedewerkster maakt zelfs een sprongetje wanneer ze aan de telefoon verneemt dat Stefan Hertmans in Buitenhof – zeg maar De zevende dag van Nederland – mag aantreden.

De traphal van de roemruchte uitgeverij biedt nauwelijks genoeg plaats voor alle kunstige foto’s van hun ondertussen legendarische auteurs – een piepjonge Ramsey Nasr op pluizige konijnensloffen hangt er naast Hugo Claus en Gerrit Komrij, Donna Tartt staart ijzig naar de einder, Remco Campert weemoedig naar zijn sigaret. Het pand kreunt onder de literaire geschiedenis, maar hoezeer De Bezige Bij ook haar verleden eert, ze investeert ook in jong aanstormend talent. En daar dendert Daan Heerma van Voss de trap af, gevolgd door zijn minzame redactrice Suzanne Holtzer. Er wordt gekeuveld, ik krijg koffie in de handen gedrukt, snel nog even het NRC doorbladeren, en dan stelt Heerma van Voss voor ‘om zijn kantoor even aan te doen’. Holtzer kijkt bezorgd: ‘Hebben jullie daar voldoende plaats?’ Even kijken. Heerma van Voss haalt een sleutel boven en opent een paneeltje – een deur kun je het niet noemen – onder de houten trap. Daaronder: een paar levensgevaarlijke treden en een kelder met een belachelijk laag plafond. Gebukt lopen we langs de ijzeren magazijnrekken waarop van elke Bezige Bij-uitgave een paar exemplaren gestockeerd worden. Rechts zoemt en knippert een server en links, in het voorlaatste gangpad, treden we binnen in zijn kantoor: een sober krukje, een houten kist, en daarop een laptop. Meer niet. ‘In die kist werden de manuscripten van Claus bewaard. Maar dat wist ik niet toen ik ze in gebruik nam, zo’n poseur ben ik nu ook weer niet.’ Terwijl ik een nekkramp negeer – rechtstaan is onmogelijk – frunnikt hij aan een oude Campert. ‘Het is hier best prettig werken. Als de bom valt, kan ik tenminste ongestoord mijn laatste zin afwerken.’

We kijken allebei naar het stalen slot op de Clauskist. ‘Zit er nog…?’

‘Dat weet ik eigenlijk niet.’

Een eerbiedige stilte. ‘Misschien toch beter een café ergens?’ Ik knik gretig, blij dat ik mijn wang van het plafond kan pellen, blij dat we de keurende blikken van de oude meesters van ons kunnen afschudden.

Of toch bijna. Op straat drukken we nog snel de hand van Erwin Mortier, die zich vroeg aandient voor de nieuwjaarsreceptie van De Bezige Bij, en dan slenteren we vrijgevochten naar het Continental Hotel. Nauwelijks 28 is de jongeman aan mijn zijde, maar Heerma van Voss gold al langer als hét talent van zijn generatie, een titel die hem met enig ongemak vervult, maar die hij met zijn nieuwe roman Het land 32 wél eer aandoet. Een grimmige parabel is het, oudtestamentisch in opzet en omvang – een kloeke vijfhonderd pagina’s telt Het land – waarin Heerma van Voss alle registers opentrekt en tegelijk nauwkeurig waakt over zijn vertelstof. ‘Zo’n dik boek komt natuurlijk snel over als een statement; de referentie naar dode Russen of Duitsers komt spontaan op, maar zo is het niet bedoeld. Als het in minder woorden had gekund, had ik daar uiteraard voor gekozen. Maar gezien de setting en de waaier aan verhalen, had ik wel snel door dat het omvangrijk zou worden. Het land biedt grond aan de grote levensvragen en dan ben je je onderwerp ruimte verplicht. Bij het herlezen van het manuscript heb ik ook weinig geschrapt. Alles wat er stond, hoorde erin thuis. Het had best nog dikker kunnen zijn.’

Doorsnee kun je Het land 32 niet noemen. Een man die zowel Stanley als Marlon Brando heet, ontwaakt in een schijnbaar verlaten (militair?) complex, uitgehongerd, nauwelijks nog in leven, en moet zich zien te redden in een labyrintisch gebouw. Extra nadeel: een gewist geheugen. Twijfelachtig voordeel: zijn nukkige bewaker Vrijdag, die hem leert te overleven in ruil voor verhalen. En tussen beiden in: het meisje Penny Lane, dat aan haar ziekbed wil ontsnappen door slaapsprookjes te horen. Dat is het spel dat de personages spelen, de verhalen stuwen het leven voort. Het land 32 wisselt tussen de donkere catacomben waar ratten als voedsel dienen, en een grenzeloze buitenwereld die verdacht veel op de onze lijkt: Laagland, London, Paris, Nieuw Orleans en Anvers. Dist Stanley ons verzinsels of herinneringen op? Bevindt hij zich in een voorgeborchte of dwaalt hij rond in de krochten van zijn eigen verduisterde geest? Een uitdagend boek is Het land 32 geworden, het heeft zijn auteur ook danig op de proef gesteld: ‘Het begon fysiek aan me te vreten. Letterlijk: ik ben vijftien kilo vermagerd tijdens het schrijfproces. Vooral de ondergrondse scènes kostten me veel, ook mentaal en sociaal. Heb ik die ontbering van voedsel en mensen opgezocht? Misschien is het omgekeerd, en slorpt zo’n boek jou als schrijver op. Ja, ik heb gehongerd – ik kan niet beschrijven hoe het is om echt honger te lijden als ik het mijzelf toesta ’s avonds doodleuk kroketten te trekken. Misschien is het een gebrek aan talent.’

DRIE JAAR HEEFT HEERMA VAN VOSS AAN Het land gewerkt. Zij het niet constant: ‘Eerst had ik enkele verhalen en daarna heb ik de omkadering bedacht, de gevangenis waarin mijn hoofdpersonage ronddoolt. Het schrijfproces werd onderbroken door De vergeting en in de nachtelijke uurtjes heb ik me ook nog toegelegd op de erotische trilogie 20-45-70, die ik samen met David Pefko en Jamal Ouariachi heb geschreven.’ Onderbroken is het juiste woord: Heerma van Voss werd op een ochtend wakker met acuut geheugenverlies en besloot die shockerende ervaring in een autobiografische roman te gieten, De vergeting (2013) dus. ‘In zekere zin is De vergeting de tegenhanger van Het land 32: een zeer persoonlijk relaas waarin ik mezelf op de voorgrond plaatste. In Het land 32 is de vertelstem gedempt, de stijl functioneel, ik ben onzichtbaar. Anderzijds: de thematiek – verdriet, liefde, tragiek, intimiteit en de zucht naar verlichting – lijkt universeel, maar juist daarom wordt het ook weer persoonlijk. Wat de mensheid overkomt, overkomt per definitie ook mezelf.’

Vijf romantitels in vijf jaar tijd, de essaybundels en talloze krantenartikelen tussendoor niet meegerekend: het tempo ligt hoog. ‘Productiviteit is iets wat andere mensen opvalt. Zelf ben ik gewoon bezig. Ik heb ook geen baan, hè – schrijven is het enige wat ik doe. En ik trek lange dagen. Dat heeft deels met mijn slapeloosheid te maken, iets wat vroeger problematisch was. Nu slaag ik er, dankzij regelmatig te sporten en medicijntjes, toch in om er een redelijk normaal slaappatroon op na te houden. Mijn temperament zat me vroeger in de weg: me monomaan ergens in storten tot de uitputting me neerhaalde. Tegenwoordig zijn die pieken en dalen wat leefbaarder geworden, wat mijn productie ten goede komt. Tegelijk vind ik het normaal dat een schrijver schrijft. Maar ik weet inmiddels dat zo’n productie argwaan opwekt; men gaat dan gauw twijfelen aan de kwaliteit, terwijl ik denk: wat goed gezegd kan worden, kan ook goed en snel gezegd worden. Tel daarbij wat mediaoptredens en je zit gauw met een imago opgezadeld.’

Het verbaast hem soms, het beeld dat de literaire scene van hem schept. Bestempeld worden als de vaandeldrager van een generatie, het is niet altijd een zegen. ‘Als de mensen me wat beter leren kennen, komt vaak de opmerking: “Nou, vroeger dacht ik dat je een arrogante lul was.” Ha, dat vat ik dan maar op als een compliment. Was ik voordien gewoon ‘een stille’, een teruggetrokken jongen die liever luisterde dan sprak, dan kom ik nu over als stug en ongeïnteresseerd. Terwijl ik dezelfde man ben gebleven, alleen is de perceptie veranderd. Het is zoals Joaquin Phoenix ooit zei: “Soms weet ik niet of ik nou moeilijk en intens ben omdat het altijd over me is gezegd, en ik ernaar ben gaan leven, of dat ik van nature zo ben.” Niet dat ik er echt onder lijd, hoor. Ik word nu eenmaal omgeven door geruchten, complimenten, jaloezie en hekel. Oh, en liefde niet te vergeten, anders krijg ik daar weer klachten over.’

‘En ik weet wel een beetje hoe de media werken. Je mag dan wel een schitterend boek hebben geschreven, je zult eerder op tv komen met bizarre experimentjes. Zoals die keer dat ik met een aantal vrienden besloot om rilatine te slikken om te zien wat het effect op onze concentratie was. Een geintje, maar zwier dat op je website en je telefoon staat roodgloeiend. Wat het effect was? Niet beduidend, we hebben het maar één dag genomen, maar het knoeide wel met mijn brein. Eigenlijk is dat verkapte speed – zorgwekkend dat ze dat aan kinderen voorschrijven.’

Aan het zelfkastijdende cultuurpessimisme wil hij, ondanks de vluchtigheid van de media, niet meewerken. ‘We moeten uitgaan van de kracht van de literatuur. Dat klinkt naïef, misschien zelfs sentimenteel, maar boeken hebben iets te bieden wat andere kunstvormen ontbreekt. Waar is onze trots, onze kracht? Een film, hoe goed ook, onderga je, net als muziek vergt het van de belever weinig inspanning, terwijl literatuur juist wel de betrokkenheid van de lezer eist. Alleen bij een roman is de liefde wederzijds. Elke lezer schept een ander boek, vult met zijn fantasie zelf aan wat de schrijver heeft opengelaten. En waar elders tref je zoveel levensvragen aan, zoveel kwesties die de mens aanbelangen?’

Heerma van Voss aarzelt. Valse bescheidenheid is niet aan hem besteed, en met de magistrale roman Het land 32 op tafel zou dat ook misplaatst zijn, maar hij vreest tegelijk het messcherpe oordeel van het publiek dat zo graag het korenveld vlak houdt. ‘Ik heb mijn roman opgestuurd naar J.M. Coetzee, uit oprechte dankbaarheid, omdat zijn oeuvre me zoveel heeft geschonken, en zijn invloed is merkbaar in Het land 32. Een gebaar dat ik nederig bedoel, doch anderzijds: je valt toch maar een Nobelprijswinnaar lastig – zoiets kan héél snel als verwaand geïnterpreteerd worden. Ik schreef hem een briefje waarin ik het toezenden een token of appreciation noemde, waarna ik zelf aanvulde dat de enige kwast nog verwaander dan hij die ongevraagd zijn boeken rondstuurt, degene is die dat uit dankbaarheid zegt te doen. Belachelijk. Misschien moest hij er wel om lachen. Natuurlijk verwacht je geen antwoord, die man krijgt waarschijnlijk karrenvrachten boeken toegestuurd, maar kijk: recent zat er een mailtje van hem in de bus. Hij bedankte me, zei dat hij het boek goed had ontvangen en ernaar uitkeek het te lezen. Ik kon het niet geloven. J.M. Coetzee heeft gmail.’

Zin in meer? Op primaverba.be kunt u de eerste hoofdstukken van alle Primaverba-titels lezen.

HET LAND 32 ****

Daan Heerma van Voss, De Bezige Bij, 556 blz., ?19,90.

DOOR RODERIK SIX

Daan Heerma van Voss ‘ALS DE MENSEN ME WAT BETER LEREN KENNEN, KOMT VAAK DE OPMERKING: “NOU, VROEGER DACHT IK DAT JE EEN ARROGANTE LUL WAS.” DAT VAT IK DAN MAAR OP ALS EEN COMPLIMENT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content