THE SALVATION

Indertijd stond hij mee aan de wieg van de Dogme 95-beweging, nu is hij back in town met de neospaghettiwestern The Salvation, waarmee hij alle kuisheidsregels van toen aan flarden knalt. Stetson op en colt in de aanslag voor Deens filmdynamiet Kristian Levring. ‘The Salvation is een oude vlam die me weer jong en opgewonden heeft doen voelen. En geloof me: op je 57e kom je die niet snel meer tegen.’

Delfde Quentin Tarantino de western twee jaar geleden al op uit zijn graf met Django Unchained, dan is het nu de beurt aan Kristian Levring om hommage te brengen aan de barokke kogelballetten waarmee genremeesters als Sergio Leone, Sergio Corbucci, Sam Peckinpah en co. zich in de jaren zestig en zeventig richting eeuwige cultvelden knalden.

Dat doet de Deense regisseur met The Salvation, waarin een stoere Deense prairiepionier (Mads Mikkelsen) het anno 1870 aan de stok krijgt met een sadistische bendeleider (Jeffrey Dean Morgan). Bij zijn vendetta loopt hij ook een bad-ass babe (Eva Green) tegen het lijf wier tong weliswaar werd afgesneden, maar die duidelijk nog altijd flink kan bijten.

Voor de inmiddels 57-jarige Levring is het een comeback door de grote poort – of door de wijde saloondeur, zo u wil. Want de Deen die met het woestijndrama The King Is Alive (2000) even op de barricades van de Europese arthouse stond, mag dan wel een van de boegbeelden van het Dogme 95-collectief zijn geweest, zo berucht of beroemd als Lars von Trier en Thomas Vinterberg, de opstellers van het Dogme- manifest, wist hij nooit te worden.

Bovendien blijft van de kuisheidsgeloftes waarmee de filmbeweging indertijd furore maakte – géén decors of rekwisieten, géén kunstmatig licht, géén optische effecten en filters, enkel handbewogen beelden et cetera – in The Salvation geen spaander meer heel. Wat je krijgt, is een gestileerde westernhommage met historische kostuums, gepimpte kleuren, Morricone-achtige muziek en Zuid- Afrikaanse decors en landschappen die welwillend poseren voor het wetteloze wilde Westen van weleer.

Uw aandacht voor Kristian Levring 2.0.

Geen genre dat zo vaak dood werd verklaard en opnieuw verrees als de western. Waarom wilde je er zelf ook één maken en waarom nu?

KRISTIAN LEVRING: Ik zat de afgelopen jaren een beetje op een dood spoor. Mijn debuut was een postapocalyptische fantasyfilm, later heb ik thrillers gemaakt en ik heb mee aan de kar van de Dogme- beweging getrokken, maar die is dus allang dood. Ik heb altijd van genres gehouden, en van uitdagingen, van limieten waarbinnen je moet opereren, want die provoceren je creativiteit. Peter Aalbaek-Jensen, de baas van Zentropa en mijn buddy, vroeg me daarom: ‘Wat is je eerste filmliefde? Keer daarnaar terug.’ En dat was de western. Als tiener was ik gek op de films van John Ford, Sam Peckinpah en Sergio Leone, die ik onnoemelijk vaak bekeken heb op de zwart-wit-tv bij ons thuis. Het waren zij die me deden besluiten om filmregie te studeren. Een western maken was dus geen bevlieging, of een kwestie van Quentin Tarantino achterna te hollen. Het was een lang gekoesterde droom die ik opgeborgen had en opnieuw tot leven heb gewekt, een oude vlam die me weer jong en opgewonden deed voelen. Geloof me, op je 57e kom je die niet snel meer tegen. (lacht)

Het cliché wil dat de western het meest typisch Amerikaanse van alle filmgenres is. Wat heeft een Deen daarmee?

LEVRING: Leone kwam uit Rome, en daar hebben ze ook geen prairies. Zelfs John Ford was geen volbloed Amerikaan. Hij is daar wel geboren en getogen, maar hij had Ierse roots. De western is pure cinema, het enige genre dat niet naar theater, en eigenlijk ook niet naar tv te transponeren valt. Je hebt panoramische landschappen nodig, paarden, geweren, hitte, droogte, ruimte. Het is een visuele taal, en die mag dan wel uitgevonden zijn door Amerikanen, ze is universeel. Bovendien had je duizenden Deense immigranten die in de pioniersperiode naar de States waren getrokken. De meeste outlaws en gunslingers waren Europeanen die Amerikanen geworden waren, die mee het land, zijn cultuur en zijn iconografie hebben gevormd. Er is dus ook een historische band tussen Denemarken en het wilde Westen. The Salvation is weliswaar fictie, een western over de mythologie van de western, maar de personages hebben we deels gebaseerd op Deense pioniers.

Er zitten heel wat referenties aan klassieke westerns in, maar toch voelt de film nooit aan als een revisionistische pastiche à la Tarantino.

LEVRING: Alle westerns van na de jaren zeventig, van na The Wild Bunch (1969) zeg maar, heten ‘revisionistisch’ te zijn, maar ik heb nooit begrepen wat daarmee wordt bedoeld. Er zijn in de western archetypes en clichés en daar speel je mee. Dat is nu zo, omdat je de filmgeschiedenis nu eenmaal niet kunt uitvlakken. Maar dat was vroeger, in de jaren dertig en veertig, ook al zo. Zelfs Ford heeft in die zin ‘revisionistische’ westerns gemaakt. In The Salvation zit een zeventigtal knipogen naar oude westerns. De film is dus een soort jukebox voor filmfreaks en genrefans, maar het blijft in eerste instantie hopelijk een spannend, sexy en opwindend verhaal. Het is geen arthouse. Het is geen pastiche. Het is rechttoe rechtaan entertainment, maar zonder de boel te ironiseren of in het belachelijke te trekken. Daar zijn westerns me te dierbaar voor.

Mads Mikkelsen is de rechtschapen wraakengel met dienst. Zag je meteen de Deense Eastwood in hem?

LEVRING: Mads is een fantastische acteur. Zet hem een cowboyhoed op en je gelooft hem, je voelt zijn macht, zijn ernst, zijn tragiek. Zet mij een cowboyhoed op en je denkt: wat doet die oude Deen met die gekke hoed op? Mads beweegt en loopt ook sierlijk over het scherm, net als Eastwood indertijd, en dat moet een westernheld kunnen. Sierlijk, stoer en viriel rechtop lopen of op een paard zitten, indruk maken zonder iets te zeggen, praten met zijn lijf en zijn blik aangezien de western niet op dialogen maar op sferen en beelden drijft. Mads is niet toevallig opgeleid als danser. Dat fysieke zie je. Bovendien is hij al jaren een goede maat van me. Thomas Anders Jensen, met wie ik het scenario schreef, trouwens ook.

Je bent beste maatjes met Mads, de scenarist, de producent… Het was dus een hecht Deens vriendenclubje dat besloot om gauw even een western te schieten.

LEVRING: Men vraagt me soms hoe het komt dat een klein land als Denemarken het de jongste twintig jaar zo goed doet op filmgebied. En mijn antwoord is: we zijn een vrolijke bende Vikingvrienden. Denemarken is een klein land waar iedereen iedereen kent, en we zijn erachter gekomen dat je elkaar beter helpt en stimuleert in plaats van elkaar succes te misgunnen. De één maakt arthouse, de ander mainstream, de één doet tv, de ander film. We lezen elkaars scripts, we geven elkaar opbouwende kritiek. Alles loopt dooreen en dat houdt het fris en levendig. Ik vraag me ook wel eens af wanneer het Deense filmsprookje afgelopen is, maar voorlopig zijn we nog steeds niet toe aan ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’.

Wat heet. Het is ondertussen bijna twintig jaar geleden dat je mee aan de wieg stond van de Dogme 95-beweging. Heeft die, nu je erop terugkijkt, zijn potentieel waargemaakt?

LEVRING: Het was nooit mijn bedoeling, evenmin als die van Lars von Trier, Thomas Vinterberg en de anderen dat Dogme twintig jaar zou meegaan. De tien geboden van het manifest waren zo strikt en streng dat het na een paar jaar wel moest doodbloeden. Dat beseften we heel goed. We wilden gewoon de boel opstoken, keet schoppen. Mensen opnieuw doen nadenken over film, over de essentie van het medium, hen weer enthousiast maken, het gevoel geven voor bepaalde dingen te zijn en tegen andere. Daar zijn we ruim in geslaagd. De internationale filmwereld keek naar ons, en er zijn een paar films gemaakt die de tand des tijds hebben doorstaan. Daar mogen we trots op zijn. Ik ben blij dat ik deel mocht uitmaken van Dogme 95. Het was misschien deels een grap, maar het was een goeie en één met bite.

Klopt het dat je ex-Dogme-buddy Lars von Trier meeschrijft aan je volgende film?

LEVRING: Inderdaad. Het is een horrorfilm die zich afspeelt in Detroit. Meer zeg ik niet. Dat is gelukkig het enige gebod dat Lars me deze keer heeft opgelegd. (lacht)

Slotvraag: wie is voor jou nu de grootste westernregisseur? Ford, Peckinpah, Leone of nog iemand anders?

LEVRING: Leone is mijn held en mentor. Ik heb hem ook één keer ontmoet, in Cannes, een paar jaar voor zijn dood. Ik had op allerlei manieren geprobeerd om tot bij hem te raken, maar dat was niet gelukt. Ik heb toen een persbadge geleend – of beter, afgetroggeld van een bevriend Deens journalist – en daarmee heb ik ‘illegaal’ een interview kunnen versieren. We zaten met vijf rond de tafel en ik heb Leone één vraag kunnen stellen, iets technisch over lenzen en camerabewegingen. Hij ging er uitgebreid op in en meteen was een kwartier van het halfuur dat we gekregen hadden verstreken. De ‘echte’ journalisten waren razend. Het was meteen het einde van mijn journalistieke carrière, maar ik heb wel mooi mijn held ontmoet. (lacht)

THE SALVATION

Vanaf 3/9 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Kristian Levring: ‘WAT EEN DEEN MET WESTERNS HEEFT? SERGIO LEONE KWAM UIT ROME, EN DAAR HADDEN ZE TOCH OOK GEEN PRAIRIES.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content