David Lynch, GB 1980,met Anthony Hopkins, John Hurt, Anne Bancroft. Woensdag 18 juni 21.00 û Canvas
Tom Barman mocht van Canvas zijn drie favoriete films kiezen, en op de releasedag van zijn eigen debuut, alsof hij naar de top wees die hij voor ogen houdt, ging hij voor dit mirakel dat u op de rand van kosmische ontroering moet brengen. Zelden ontstond in Hollywood zo’n hartverscheurende, gave en beklemmende film als Lynch’ tweede langspeler, enerzijds een volstrekte breuk met zijn verbijsterend debuut Eraserhead, anderzijds een haast logisch vervolg. In Victoriaans Londen laat kermisexploitant Bytes zijn spottend en walgend publiek een gruwelijk misvormde man zien, die zijn vreselijk lot zou zijn toebedeeld toen een olifant zijn zwangere moeder aanviel! De brutaal mishandelde freak trekt als medisch fenomeen de aandacht van Frederick Treves, een hospitaaldokter die het monster uit Bytes’ klauwen bevrijdt en hem laat opnemen voor studie (Treves’ memoires The Elephant Man and Other Reminisces vormen samen met Ashley Montagu’s The Elephant Man: A Study in Human Dignity het uitgangspunt).
‘The man’s an idiot’, zegt de ambitieuze arts, maar de twijfel is snel: ‘I pray to God the man’s an idiot.’ Als John Merrick allesbehalve debiel blijkt en vanonder het afzichtelijk uiterlijk een verfijnde, naar cultuur snakkende geest tevoorschijn komt, groeit naast vriendschap meteen Treves’ twijfel over zijn redenen om Merrick op te nemen. Dit teder en wreed verhaal over een hoogstpersoonlijke, lichtende zoektocht naar een waardig leven en een even waardige dood wordt door Lynch geniaal overkoepeld: met een visuele en auditieve nachtmerrie van een brute, smerige, ongelijke maatschappij. Hoewel de film rechtlijnig wordt verteld, baden tal van scènes in een tegelijk ijle en terneerdrukkende bezwering die weinig verschilt van de droomlogica uit Eraserhead. Dit is tout court een van de mooiste films ooit gemaakt, dankzij schitterende zwartwitfotografie van Freddie Francis en een sublieme merry-go– round-soundtrack van John Morris, afgewisseld met Samuel Barbers smekende Adagio For Strings. De ware schoonheid – als zo’n categorie van toepassing is op kunst – ligt wellicht in de manier waarop Lynch met Hurt en Hopkins de relatie tussen Merrick en Treves verbeeldt. Vlekkeloos zijn ook de bijrollen: John Gielgud en Anne Bancroft verlenen grandeur; ronduit ijzingwekkend als Bytes is Freddie Jones, een acteur die met cameraman Freddie Francis ooit nog Son of Dracula maakte (Lynch’ voorliefde voor medewerkers en vooral fotografen die Fred heten, is befaamd).
De grootsheid van de film uitte zich overigens ook nog off screen. Uitvoerend producent Mel Brooks gaf op aanraden van Sissy Spacek Lynch de kans om met dit meesterwerk voor Brooksfilms zijn naam te vestigen. Hij vocht ook voor het gebruik van weinig commercieel zwart-wit, aangezien dit Merricks figuur de waardigheid zou geven die kleur hem zou ontnemen. Bovendien weigerde hij een credit op de begintitels, omdat kijkers een foute associatie zouden maken met zijn komedies. Even grootmoedig weigerde John Hurt betaald te worden voor zijn krachttoer (die hem telkens make-upsessies van twaalf uur kostte). Een mens wordt er sprakeloos van, zeker wanneer Merrick dé paradox van onze soort uitschreeuwt: ‘I am not an animal! I am a human being! I am a… a man!’(Barmans trilogie wordt de komende dagen voortgezet met La Promesse en 8 1/2.)
door Jo smets
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier