Laatste werk: The Hunter (1980)

7 november 1980 in Ciudad Juárez

Leeftijd bij overlijden: 50

Acteur

‘I did it.’ Wie op zijn 50e zulke zelfvoldane laatste woorden kan uitspreken, moet wel een gevuld bestaan achter de rug hebben. Steve McQueen leefde zoals hij autoreed: ongeduldig, viriel, onbeheerst en zonder omkijken. ‘Hier op aarde heb ik alles gedaan wat ik kon,’ zei hij in een van zijn afscheidsinterviews, ‘al heb ik wel een groot deel van mijn leven vergooid.’

In het miezerige Mexicaanse ziekenhuis waar hij in 1980 stierf, zullen McQueens laatste woorden minder glamoureus geklonken hebben. Toen in 1979 na de opnames van zijn laatste filmflop The Hunter in de media uitlekte dat hij aan longvlieskanker leed, had de acteur volgens Amerikaanse dokters nog maar een paar maanden te leven. Gefrustreerd zocht McQueen zijn toevlucht tot een kwakzalver in Baja California, net over de grens in Mexico. ‘Dokter’ William Donald Kelley beloofde McQueen helemaal te genezen met een unieke therapie: koffie-enzymen anaal injecteren en levende cellen van koeien en schapen op de tumor loslaten. Wat de acteur niet wist: Kelley was helemaal geen oncoloog, maar orthodontist.

De behandeling liep slecht, en McQueens toestand verergerde snel. Als laatste redmiddel vloog hij naar Ciudad Juárez om zijn enorm gegroeide kankergezwel operatief te laten verwijderen. Weer gaven zijn dokters hem geen schijn van kans, maar de koppige McQueen liet de ingreep toch doorgaan. Zoals voorspeld, begaf zijn hart het ’s anderendaags. De acteur had inderdaad alles gedaan wat hij kon, maar dan wel bij de verkeerde artsen.

Biografen wijden McQueens medische verbetenheid aan zijn survivalinstinct: zijn moeder liet hem als peuter achter bij zijn oom, zijn vader heeft hij nooit gekend. Als wees belandde hij in de criminaliteit, waarop hij naar een verbeteringsgesticht én het leger werd gestuurd. Hij werd er geen greintje gedisciplineerder op. Na baantjes als koerier, buitenwipper, matroos, houthakker en metser, schreef zijn toenmalige lief hem in aan de acteursschool.

’s Mans flamboyante stijl en afgetrainde lijf leverden hem snel hoofdrollen op Broadway en in Hollywood op. McQueen ving in de jaren 60 astronomische bedragen voor zijn acteerwerk -tot 5 miljoen dollar per film – maar liet zich vreemd genoeg altijd gedeeltelijk in natura uitbetalen. Later bleek dat hij de stofzuigers, scheermachines en balpennen steevast in zijn vroegere gesticht afleverde.

Als één iemand in een vreselijk auto-ongeluk had moeten sterven – genre James Dean – dan wel Steve McQueen. In 1970 had de amateurrallyrijder bijna prijs. Op het circuit van Le Mans waagden hij en wat vrienden zich aan een rondje joyriding onder invloed van cocaïne en lsd. McQueen crashte onzacht en belandde samen met zijn drugsmakkers op intensive care. ‘Ik houd van racen omdat de piloot die naast me rijdt, geen zak om mijn beroemde kop geeft. Hij wil me gewoon verslaan’, verklaarde hij toen zijn passie.

Had het noodlot niet in een Mexicaans hospitaaltje of op het racecircuit toegeslagen, dan was de acteur koelbloedig vermoord door Charles Manson en zijn volgelingen. Zij hadden een hitlijst, waarop naast Frank Sinatra en Tom Jones ook McQueen prijkte. Pittig duel verzekerd: McQueen was een geoefend schutter, extreem afgetraind en drager van een zwarte gordel in Taekwondo. Als McQueen Manson had vermoord, zou hij pas echt met recht kunnen zeggen: ‘I did it.’

Thijs Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content