Het was ooit een van de meest gelezen magazines in de wereld, maar nu zet ‘Life’ er definitief een punt achter. Grafschrift bij het eerste grote slachtoffer van het internettijdperk.
‘Sommige gebeurtenissen lokken zulke voor de hand liggende gevoelens uit, dat een telexbericht van Associated Press of een foto in Life genoeg zijn, en het onmogelijk wordt om daar als dichter nog iets aan toe te voegen.’ Aldus W.H. Auden, de Britse schrijver en dichter, in 1948. Een beeld zegt meer dan duizend woorden, dat was ook de filosofie van Henry Luce toen hij in 1936 het magazine Life opkocht en opnieuw lanceerde als tijdschrift voor fotojournalistiek. De formule van Luce – toen al uitgever van Time en Fortune – was eenvoudig: uitgebreide portfolio’s van ’s werelds grootste fotografen, vergezeld van korte teksten, vaak niet meer dan een onderschrift.
Het blad sloeg meteen aan bij de Amerikanen, die in het pretelevisietijdperk vooral op de fotografie waren aangewezen om zich een beeld te vormen van hun politici en beroemdheden, of van belangrijke gebeurtenissen in de VS of aan de andere kant van de wereld. Toen het eerste nummer van Life verscheen, gingen er een kleine 400.000 exemplaren de deur uit, een paar weken later was de kaap van het miljoen al gerond. Na de Tweede Wereldoorlog, toen het magazine voor de Amerikanen een van de belangrijkste informatiebronnen was geweest over de strijd in Europa, groeide de oplage tot ruim 13 miljoen en werd Life een van de meest gelezen tijdschriften van de wereld.
De populariteit zorgde ervoor dat de groten der aarde maar al te graag in het tijdschrift opdoken. Politici als John F. Kennedy of Dwight Eisenhower of filmsterren als Marilyn Monroe en Sophia Loren boetseerden hun imago met behulp van het magazine. De Amerikaanse president Harry Truman en de Britse premier Winston Churchill vonden Life dan weer het ideale medium om hun memoires te verspreiden onder het grote publiek, en een gerespecteerd auteur als Ernest Hemingway liet zijn The Old Man and The Sea in avant-première verschijnen op de pagina’s van het tijdschrift. Iedere jonge, ambitieuze fotograaf droomde ervan om in de voetsporen te treden van grote namen als Alfred Eisenstadt (die bijna 90 covers maakte voor het magazine) of Robert Capa (die in 1954 stierf toen hij in opdracht van Life in Indochina was en op een landmijn stapte). Toen Alfred Hitchcock zich afvroeg wat het beroep moest zijn van het nieuwsgierige hoofdpersonage uit Rear Window, lag de keuze dus voor de hand: L.B. Jefferies werd fotograaf voor Life.
De tien jaar na WOII waren het hoogtepunt. Maar toen de televisie gemeengoed werd in de huiskamer, zette het verval snel in. Life kon de concurrentie met de nieuwsbulletins niet aan, en ook al bleven de fotografen voor iconische beelden zorgen – van onder meer de oorlog in Vietnam, The Beatles of John F. Kennedy – toch liep de oplage tijdens de golden sixties gestaag terug. In 1972 besliste uitgever Time Inc. om de titel op te doeken en enkel nog af en toe specials uit te brengen. Life bleek echter een kat met verschillende levens: zes jaar later kwam het tijdschrift opnieuw op de markt, als maandblad ditmaal (behalve tijdens de Golfoorlog in 1991, toen Life wekelijks verscheen onder de titel Life In Time Of War) en met nog meer aandacht voor Hollywoodsterren. In 2000 verdween het weer, tot Time het in 2004 nog eens probeerde en van Life een weekendbijlage maakte bij een dikke honderd Amerikaanse kranten.
Het mocht niet baten. Life kon niet concurreren met andere glossy weekendbijlages, en leed onder – zoals Time Inc. het in zijn persbericht zei – ‘de enorme verschuivingen die de laatste jaren plaatsvonden in de tijdgeest en de markt’. Het magazine kreeg zijn eerste klap te verwerken toen de televisie opkwam, maar een ander nieuw medium zorgde voor de doodschop: het internet. De Amerikaanse kranten en tijdschriften hebben de afgelopen maanden hun oplages scherp zien dalen omdat de lezers hun informatie op het internet gaan zoeken. En dat zorgt voor drastische veranderingen: enkele weken geleden gaf Premiere, het grootste en eigenlijk ook het enige ernstige filmmagazine in de VS, er bijvoorbeeld al de brui aan. Dus toen Time Inc. een herstructurering uitvoerde om de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden – Time zelf onderging al een belangrijke facelift, en kreeg een sterkere aanwezigheid op het internet – was Life het logische eerste slacht-offer.
Op 20 april zit Life voor de laatste keer bij de krant, daarna is het voorbij. Voorgoed ditmaal? Daar lijkt het op, want Time Inc. kondigde tegelijk veelbetekenend aan dat er in het najaar een website komt met het fotoarchief van het 70-jarige tijdschrift. Daarop zullen surfers gratis kunnen grasduinen in tien miljoen meer en minder beroemde afbeeldingen, waarvan volgens Time ‘het publiek vandaag 97 procent nog nooit heeft gezien’. Er is dus effectief nog Life na de dood. Halleluja!
Door Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier