SAM AMIDON

SAM AMIDON. 'De aantrekkingskracht van traditionals ligt in het feit dat ze zo taai zijn. Zelfs wie enkel hun skelet overhoudt, krijgt hun oorspronkelijke magie niet kapot.'

Hij zingt haast uitsluitend vergeten murder ballads, zwerfliedjes en religieuze hymnes, maar noem hem alsjeblieft geen folkzanger. De Amerikaan Sam Amidon geeft aan de traditie het liefst zijn eigen draai: ‘Traditionals zijn voor mij niet méér dan een grondstof om mijn eigen muziek uit te puren.’

De 32-jarige zanger uit Vermont heeft meer dan één pijl op zijn boog. Hij is filmmaker en cartoonist, legt momenteel de laatste hand aan King Speechy, een ‘roman over een roman’, en maakte als tiener naam als fiddle-virtuoos. Tijdens de noughties werd hij door de IJslandse producer Valgeir Sigur?sson (zie Björk, Bonnie ‘Prince’ Billy en CocoRosie) ingelijfd bij Bedroom Community, het label waarop All is Well en I See the Sign het licht zagen. Met die cd’s bewees Sam Amidon dat rustieke folk niet noodzakelijk belegen of oubollig hoeft te klinken.

De songs op je vorige platen werden door de New Yorkse componist Nico Muhly nog van weelderige arrangementen voorzien. Daarmee vergeleken klinkt je nieuwe, Bright Sunny South, opvallend afgekloven.

SAM AMIDON: Dat is waar het materiaal om vroeg. Toen ik in 2007 met Thomas Bartlett van Doveman But This Chicken Proved False Hearted opnam, was ik nog bedeesd en onervaren. Daardoor kwam ik vanzelf in een intimistische sfeer terecht. Later kreeg ik de kans met Valgeir en Nico te werken en kreeg ik een onvermoede waaier van mogelijkheden aangereikt. Opwindend: er ging een wereld voor mij open.

Toch kreeg ik op een bepaald moment het gevoel dat ik iets essentieels was kwijtgeraakt. Dat probeerde ik nu terug te vinden door andere muzikale relaties te ontginnen. Bright Sunny South voelt aan als een innerlijke zwerftocht. De songs stralen een zekere eenzelvigheid uit. Tegelijk bedien ik mij van verschillende vertellers – een jonge knaap, een grijsaard, een vrouw – waardoor de verhalen een universeler karakter krijgen.

Deze keer wilde ik een plaat maken waar je bij voorkeur in je eentje naar kunt luisteren, en concentreerde ik me op één of twee muzikale details in plaats van zestig. Op oude field recordings volstaan een trommel en een onnozel fluitje vaak al om je een klankenwereld binnen te zuigen. Zo’n specifieke sound zocht ik ook voor Bright Sunny South. Iedere track wordt door andere instrumenten overheerst: nu eens door een banjo of een viool, dan weer door een piano of een trompet. Zo vertelt de muziek haar eigen verhaal.

Voel je je beledigd wanneer men je een folkie noemt?

AMIDON: Niet echt. Ik vertolk nu eenmaal obscure traditionals. Het zou wel frustrerend zijn, mocht ik in dat hokje opgesloten blijven, want wat ik maak, is zeker geen folk. De bouwstenen voor Bright Sunny South mogen dan al uit dat genre afkomstig zijn, mijn cd leunt meer aan bij avant-garde en jazz. Lui die liedjes zingen en gitaar spelen, associeer ik eerder met de singer-songwriterbeweging, waar ik vroeger trouwens de pest aan had. Het heeft jaren geduurd voor ik Bob Dylan of Joni Mitchell naar waarde wist te schatten. De akoestische gitaar heeft in folkmiddens pas een jaar of zestig geleden haar intrede gemaakt. Wie naar veldopnamen uit de jaren twintig luistert, hoort enkel banjo’s, fiddles, accordeons of piano’s.

Op je eigen manier heb je ook popdeuntjes van R. Kelly en Tears for Fears bewerkt. Hoe verhouden die zich tot jouw definitie van folk?

AMIDON: Een folksong is voor mij een lied dat tegelijk archaïsch, bevreemdend en troostend klinkt, kwaliteiten die ik ook in pakweg Shake It Off van Mariah Carey terugvind. Wat me zo boeit aan liederen uit de 19e eeuw, is dat ze uit een andere wereld stammen. De personen die ze destijds schreven en zongen, leefden in een totaal ander universum dan wij. Dat merk je al aan de taal, die mysterieuze trekjes vertoont. Zelfs een deprimerend lied, zoals een murder ballad, heeft vaak iets louterends: door het te zingen, ga je je beter voelen. Dat is niet eens zo gek. Sommige mensen ontspannen zich toch ook door naar gangsterfilms te kijken?

De meeste folksongs zijn anoniem; ze behoren iedereen en niemand toe. Aangezien ze mondeling van generatie op generatie worden doorgegeven, veranderen ze voortdurend van vorm en bestaan er geen definitieve versies van.

AMIDON: Precies. Wat opvalt, is dat die liederen vol surrealistische toevalligheden zitten. Soms stuit je op een strofe waar je kop noch staart aan krijgt. De meeste traditionals komen dan ook uit een tijd toen er nog geen opnameapparatuur bestond. De vertolkers konden zelden lezen of schrijven. Het gebeurde dus dat hun geheugen hen in de steek liet. Wanneer ze een strofe vergaten, verzonnen ze zelf iets, pikten ze een strofe uit een andere song of sloegen ze een stukje over. Zo ontstonden vreemde gaten in de vertelling, maar die maakten de songs net nog intrigerender.

Ook je ouders waren folkmuzikanten. Je bent bijgevolg opgegroeid met die oude wijsjes. Waarin schuilt hun aantrekkingskracht?

AMIDON: In het feit dat ze zo taai zijn. Zelfs wie enkel hun skelet overhoudt, krijgt hun oorspronkelijke magie niet kapot. Die traditionals zijn voor mij niet méér dan een grondstof om mijn eigen muziek uit te puren. Maar daarmee doe ik niets radicalers dan pakweg een cineast die andermans roman verfilmt.

Zijn de volksliederen en gospelhymnes op Bright Sunny South vandaag nog even relevant als tweehonderd jaar geleden?

AMIDON: Zeer zeker. Er gaat enorm veel wijsheid van uit. Die songs stammen uit een tijd toen mensen op een fatalistische manier tegen het leven aankeken en hun eindigheid makkelijker accepteerden, omdat ze dichter bij de dood stonden. Die kunst hebben wij inmiddels verleerd.

Door hoofdzakelijk traditionals te interpreteren help je ze te bewaren voor het nageslacht. Toch ben je geen purist: je doet er je eigen ding mee.

AMIDON: Zeker, maar dat deden popartiesten uit de jaren dertig en veertig evengoed. Folk is in de voorbije decennia meer dan eens drastisch van gedaante veranderd. Bij Pete Seeger was folk de lijm die een gemeenschap samenhield; in de sixties werd het bij Dylan een protestmedium en een middel om te tonen dat een goeie song niet per se over de liefde hoefde te gaan. Tijdens de jaren tachtig en negentig werd folk dan weer gekaapt door Amerikaanse punkbands. Zelfs Kurt Cobain nam een song van Leadbelly op. Intussen drong folk via samples zelfs het dancemilieu binnen. Iedere generatie heeft zo haar eigen reden om het genre te herontdekken.

Kun je als vertolker even creatief zijn dan als liedjesschrijver?

AMIDON: Zo voelt het bij mij toch aan. Het idee dat een zanger zijn eigen materiaal hoort te schrijven, maakte pas opgang sinds Dylan. Daardoor denken we vandaag ten onrechte dat wie dat níét doet, ongeloofwaardig is. Mijn vrouw (Beth Orton, nvdr.) bedenkt haar materiaal óók zelf en is er zeer bedreven in, maar mijn prioriteiten liggen elders. Ik zie mezelf veeleer als een instrumentalist dan als een zanger. Voor mij biedt een song slechts een context waarin ik als muzikant dingen kan laten gebeuren. Ik hecht dus vooral belang aan spontaneïteit en improvisatie.

Mag ik stellen dat je met folksongs omgaat zoals een jazzmuzikant die een popstandaard naar zijn hand zet?

AMIDON: Daar kun je het mee vergelijken. Miles Davis die My Funny Valentine als vehikel gebruikte voor zijn eigen ideeën, John Coltrane die My Favorite Things van nieuwe harmonieën voorzag… Zij schreven die nummers niet, maar toch herken je ze meteen als hún muziek. Ik ben ook weg van Ierse fiddlers, muzikanten die de kunst verstaan hun instrument te doen zíngen.

Je hebt samengewerkt met de gereputeerde jazztrompettist Kenny Wheeler. Hoe kwam je bij hem terecht?

AMIDON: Ik wilde op mijn cd een instrumentale geest oproepen, liefst iemand uit een oudere generatie die plots zou opduiken en even snel weer verdwijnen. Gnu High van Kenny Wheeler & The Keith Jarrett Trio uit 1976 is een van mijn favoriete platen. Toen iemand opmerkte dat Kenny net als ik in Londen woonde, besloot ik mijn stoute schoenen aan te trekken en hem op te bellen. Ik was behoorlijk nerveus, want ik dacht dat hij wel wat beters te doen zou hebben dan op de plaat van een jonge snotaap mee te spelen. Maar hij vroeg alleen: ‘Waar moet ik zijn? En hoe laat?’ Toen Wheeler de studio binnenkwam, bleek hij al 83 te zijn. Hij bewoog uiterst moeizaam en dus vreesden we het ergste: een trompet is nu eenmaal een instrument dat een goede fysiek vereist. Maar zodra de opnametoets werd ingedrukt, was het alsof de sluizen open gingen en de melodieën vanzelf kwamen binnengerold. Het klonk als freejazz, zij het niet als agressieve avant-garde: Wheeler kwam met opvallend toegankelijke improvisaties op de proppen. Precies wat ik in mijn hoofd had.

Met Jerry Boys wist je deze keer ook een legendarische producer te strikken.

AMIDON: Hij was er al bij toen The Beatles Lady Madonna inblikten, en zat tijdens de seventies achter de knoppen bij monumenten van de Britse folk, zoals Martin Carthy en Sandy Denny. Maar hij was ook betrokken bij de cd van Buena Vista Social Club en registreerde in Mali figuren als Ali Farka Touré. Ik hou van zijn rauwe, onopgesmukte aanpak. Jerry voelt niet de behoefte om alle plooien glad te strijken. Hij is old school, bemoeit zich niet met de muziek, maar documenteert nauwgezet wat er in de studio gebeurt. Op zelfgenoegzaamheid kon je hem nooit betrappen. Hij was vooral nieuwsgierig. We hebben tijdens het opnameproces van Bright Sunny South een hoop bizarre dingen uitgeprobeerd en hij was altijd voor alles te vinden.

Wie je live bezig ziet, kijkt doorgaans op van je onvoorspelbare podiumgedrag. Je waagt je al eens aan een handstand, probeert een onnozel dansje uit of begint ijzingwekkend te schreeuwen.

AMIDON: Gewoon een middel om de verveling tegen te gaan. De mijne én die van het publiek. Als je dertig keer na elkaar dezelfde liedjes moet spelen, sta je nu eenmaal niet iedere avond even scherp. Al bij al is optreden een absurde activiteit: anderhalf uur word ik door een stel wildvreemden aangegaapt en staar ik zelf gewoon terug.

Goed, folk is van oorsprong een gemeenschapsgebeuren. Het is letterlijk volksmuziek. Toch kun je er niet omheen dat de meeste veldopnamen door musicologen werden gemaakt, toen het genre al op zijn retour was. Zij die het nog beoefenden, hadden dat gewoon niet in de gaten, omdat ze in de bossen leefden, ver van alles en iedereen. Wie speelde er nog banjo rond 1970? Alleen geïsoleerde zonderlingen. Mijn podiumact verwijst dus vooral naar de excentriciteit die met mijn bronnenmateriaal verweven is.

Vorig jaar ging je op tournee met je vrouw, Beth Orton. Maken jullie veel muziek samen?

AMIDON: Beth is te horen op mijn I See The Sign en zelf werkte ik mee aan haar cd Sugaring Season. Thuis eisen de kinderen zoveel aandacht op dat we amper aan spelen toekomen, maar we discussiëren wel veel over muziek. Soms tokkel ik wat op Beths gitaar en blijkt die in een rare tuning te staan die ik nog niet ken. Zo leren we nog voortdurend dingen van elkaar.

BRIGHT SUNNY SOUTH

Uit bij Nonesuch.

Sam Amidon concerteert op 26/8 in Brussel (Feeërieën) en 27/8 in Gent (DOKarena).

DOOR DIRK STEENHAUT

‘VOOR MIJ BIEDT EEN SONG SLECHTS EEN CONTEXT WAARIN IK ALS MUZIKANT DINGEN KAN LATEN GEBEUREN. IK HECHT DUS VOORAL BELANG AAN SPONTANEÏTEIT EN IMPROVISATIE.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content