RIK VAN CAUWELAERT VOCALION 1245
Het was een wonder waar al dat volk vandaan kwam. Pol – Paul Lenders, volgens het bevolkingsregister – uitbundig besnord als een Oostenrijkse keizer, was opgetogen. Hij wist niet dat er zoveel Italianen in België woonden. En dat die ook nog allemaal zot waren van jazz!
Pol had de Brusselse tooghangers in zijn jazzclub in de Stassartstraat, vlakbij de Naamse Poort ‘ un formidable concert de jazz‘ beloofd. Et voilà, em ‘k a ni gezei, pei…?
Een van zijn vaste klanten, een pr-jongen, had een evenement gezocht om de opening te begeleiden van een Frans warenhuis in de buurt van het toen al, begin van de jaren 1970, erg grijze La Louvière.
Het wou toch lukken dat Tony Scott, Amerikaanse klarinetblazer hors pair, in die dagen in Brussel werd verwacht. En hij kwam overigens niet alleen, want vergezeld van zijn pianobegeleider Romano Mussolini.
Romano, begin dit jaar overleden, was na Vittorio en Bruno de derde zoon van de Italiaanse fascistenleider Benito Mussolini. Maar daar werd in jazzkringen niet over gepraat. Alleen trompettist Chet Baker zou bij hun eerste ontmoeting tegen Romano hebben gezegd: ‘ Toch wel klote voor je ouwe om zo aan het dak van die garage te eindigen…‘ Wat niet belette dat die twee later als broers door Italië toerden.
Clou van de frisse zondagavond in La Louvière was – eveneens door Pol aangevoerd – Memphis Slim.
Boogiepianist. Memphis Slim, ondertussen al 18 jaar dood, was een zwierige, zwarte Amerikaan die eigenlijk Peter Chapman heette. Hij kwam uit Memphis, vandaar zijn artiestennaam. In de Verenigde Staten was de boogierage al lang ondergesneeuwd. Daarom was Memphis Slim, ook zeer gesteld op Françaises, tijdens een Europese tournee in Parijs blijven haperen. Nu en dan stak hij de Franse grens over naar Brussel, soms tot de Honky Tonk in Dendermonde. Die avond dus, op verzoek van Pol, naar het exotische La Louvière.
Maar het weze gezegd: hoezeer Memphis Slim ook in de pianotoetsen graaide en de bastonen tegen de glansnieuwe gevel van het warenhuis deed daveren, daar in La Louvière waren ze voor Romano Mussolini gekomen en voor niemand anders. En dat lieten ze ook merken. Elke glissando van Mussolini werd op dolenthousiast applaus getrakteerd, terwijl de breaks van Tony Scott, erg op dreef die avond, door de Italianen als storend werden ervaren.
Na zijn optreden verdrongen honderden Italianen zich rond Romano, enkelen brachten zelfs de fascistische groet, en allemaal betuigden ze een onmetelijke liefde voor zijn papa, de Duce. Dat Romano ook nog getrouwd was met Maria Scicolone, zus van Sophia Loren, gaf hem in de ogen van de Italianen in La Louvière een bijkomende aura.
Waar leidt dit verhaal eigenlijk naartoe? Die avond, in een poging om de aandacht af te leiden van de gênante politieke manifestatie achter het podium, gaf Memphis Slim een wereldversie weg van Pine Top’s Boogie Woogie. En sindsdien is daar die obsessie om ooit de hand te leggen op de originele opname die de 25-jarige Clarence ‘Pine Top’ Smith op 29 december 1928 in Chicago maakte van de moeder van alle boogies.
Een beetje liefhebber weet dat Vocalion 1245 staat voor het platenmerk en het matrijsnummer van die opname die Pine Top zelf wellicht nooit heeft beluisterd. Want op 15 maart 1929, nog voor de plaat op de markt kwam, was hij morsdood. Neergeschoten in een danstent in Chicago, na een dispuut over de faveurs van een dame.
Nog een geluk dat Pine Top, vlak voor hij – in zijn geval letterlijk – het loodje legde, zijn pianistieke geheimen doorgaf aan Albert Ammons. Enkele weken voor zijn dood immers had Pine Top zijn maat Ammons bij zich geroepen en hem gezegd: ‘Ik wil dat je mijn boogie woogie leert spelen.’
Dat Ammons bij de les is gebleven, weet iedereen die de versie van 1944 van Jammin’ the boogie in de kast heeft, waarop Albert en zijn Rhythm Kings, trompettist Hot Lips Page, tenorsax Don Byas en drummer ‘Big Sid’ Catlett, helemaal in het rood gaan.
Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier