Revolutionary Road is niet alleen een belangrijke Oscarkandidaat en een nieuwe triomf voor Sam Mendes, de film zorgt ook voor de rehabilitatie van Richard Yates, de Amerikaanse auteur van het gelijknamige boek. Nadat Yates in 1992 gestorven was, verdween zijn hele oeuvre – negen werken in totaal – tussen de nevelen van de geschiedenis. De man die ooit door beroemde schrijvers als William Styron (Sophie’s Choice) en Kurt Vonnegut (Slaughterhouse Five) als de stem van een hele generatie werd geroemd, raakte helemaal vergeten. Behalve dan in literaire kringen: onder meer David Hare, Raymond Carver, Nick Hornby (in diens The Long Way Down wil een hoofdpersonage zelfmoord plegen met een exemplaar van Revolutionary Road op zak) en Richard Ford waren of zijn grote fans, in die zin dat ze Yates’ boeken zo veel mogelijk aan andere mensen doorgeven als – zoals Ford zegt – ‘een soort literaire handdruk’.
Ook bij leven had Yates, die geboren werd in 1926, vooral succes bij zijn collega’s en de critici. Met zijn debuut-roman Revolutionary Road uit 1961 werd hij meteen voor de National Book Award genomineerd – samen met onder meer Joseph Hellers Catch-22 en Bernard Malamuds A New Life. Die erkenning zorgde er echter niet voor dat het boek vlotter over de toonbank ging: noch van Revolutionary Road, noch van de werken die hij nadien publiceerde – en bijna allemaal lovende kritieken kregen – werden er meer dan een paar duizend exemplaren verkocht. Yates moest overleven door reclameteksten te schrijven of door lessen ‘creative writing’ te geven, en raakte door zijn gebrek aan erkenning bij het grote publiek steeds meer verbitterd. Nadat zijn tweede huwelijk op de klippen liep, begon hij steviger te drinken en tegen het einde van zijn leven leek Yates goed op een karikatuur van de zelfdestructieve auteur, die niets anders doet dan schrijven, drinken en – zelfs al lag hij door de gevolgen van tuberculose aan een zuurstoftank – roken.
Dat Yates nooit doorgebroken is, had vooral met slechte timing te maken. Op een moment dat de literaire wereld in de ban was van het postmodernisme en experimentele auteurs greep hij terug naar het überrealisme van onder meer zijn idool F. Scott Fitzgerald en schreef hij in een franjeloze en conventionele stijl. De pessimistische ondertoon van zijn boeken en de manier waarop ze laten zien hoe hol de ‘American Dream’ eigenlijk is, strookte evenmin met de sfeer van de ‘golden sixties’, ook al omdat Yates elke vorm van troost vermijdt. Revolutionary Road, over de langzame erosie van het huwelijk van ‘droomkoppel’ Frank en April, is een bedwelmende leeservaring, maar wie op een happy end hoopt, zal heel bedrogen uitkomen. Bij Easter Parade, Yates’ boek uit 1975 dat als zijn tweede meesterwerk beschouwd wordt, laat de schrijver er zelfs van in het begin geen twijfel over bestaan welke kant het opgaat. ‘Geen van beide zusjes Grimes zou in het leven gelukkig worden’, luidt de openingszin.
Al toen Revolutionary Road in 1961 een nominatie kreeg voor de National Book Award was er vanuit Hollywood interesse voor een verfilming. Sam Goldwyn Jr., zoon van filmmogol Samuel Goldwyn, wilde het werk per se op het grote scherm krijgen, maar zijn plannen werden afgeblokt omdat ‘het publiek nog niet klaar is voor een verhaal met zoveel onverbloemde tragedies’. Ruim veertig jaar later zouden de bioscoopgangers wel tegen een stootje moeten kunnen, zo hopen althans Sam Mendes en ook Ellen Barkin, die bezig is met de verfilming van Easter Parade. En toch: in de Verenigde Staten waren er heel wat filmcritici die Revolutionary Road té deprimerend vonden. Volgens de kenners zou hij daardoor ook bij de Oscaruitreiking over het hoofd kunnen worden gezien, waar zoals bekend films met een optimistische boodschap beter in de smaak vallen. Misschien zijn Barack Obama en zijn discours over hoop voor Richard Yates net iets te vroeg gekomen.
Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier