Geolocation en profiling, daarover gaan de boeken die Koen Vermeiren zelf leest. Met zijn reeks over het FAST-team van de federale politie wil hij onder de huid van de realiteit kruipen. ‘Soms begin ik zelfs te denken als een echte politieman.’
DOOR TINE HENS
DOOR TINE HENS
Hoe dat dan is? Een beetje meer macho, waarschijnlijk’, zegt Vermeiren. ‘Als het FAST ergens aankomt, is dat zelden zonder loeiende sirenes. Het hoort erbij. Het is deel van de actie.’
Voor zijn reeks boeken over het FAST, voluit het ‘Fugitive Active Search Team’, probeert Vermeiren het verhaal zo nauw mogelijk op de werkelijkheid te laten aansluiten, een beetje zoals een behanger met zijn stroken behang de schuine kanten van muren en plafonds wil volgen. Ook de zaken die hij behandelt, zijn altijd een doordruk van een werkelijke gebeurtenis. Onderzoek neemt meer dan de helft van het schrijven in beslag. In de gevangenis van Sint-Gillis – waar Dode hoek, zijn recentste thriller, zich afspeelt – raakte Koen Vermeiren niet binnen. Een hele dag hing hij in de buurt van de gevangenis rond, voelde hij aan de muren, wierp hij een blik binnen als er iemand naar buiten kwam en nam hij foto’s om het gebouw in zijn hoofd te prenten. In Merksplas, waar zijn volgende boek zich voor een deel afspeelt, kon hij dan weer wel een dag ronddolen. ‘Plots komt zo’n gebouw tot leven, springen er details uit waar je niet eens aan gedacht zou hebben. Een paar jaar geleden is er iemand uit Merksplas ontsnapt zoals dat enkel in stripverhalen gebeurt. Een dakwerker had een ladder laten liggen, hij heeft die tegen de muur gezet en is erover gekropen. Als ik dat verzin, gelooft geen mens het. Maar echt, zo stompzinnig kan de realiteit zijn.’
Waarom is die research zo belangrijk voor jou?
KOEN VERMEIREN: Misschien omdat ik bitter weinig fantasie heb. Ik zou het niet in mijn hoofd halen over een bergbeklimmer te schrijven zonder het zelf geprobeerd te hebben. Bovendien ben ik het aan alle mensen die mij informatie geven – de mensen van het FAST, van de politie – verplicht om zo weinig mogelijk onzin te schrijven. Je moet hun vertrouwen verdienen. Eens je dat hebt, vertellen ze je heel veel zaken die je perfect in verhalen kunt verwerken. Mijn eerste contact met de politie stamt uit de tijd van Gilliams & De Bie (1998), een VTM-reeks die iedereen ondertussen vergeten is, maar waarvoor ik de scenario’s schreef. Ik wilde toen – zeer naïef – wel eens weten hoe het er echt toeging bij misdaden en moordzaken. Een politieman heeft me toen meegenomen tijdens onderzoeken, naar de eerste vaststellingen na een moord. Op een bepaald moment zei hij zelfs: ‘Ik ga je komen halen voor een lijkschouwing.’ ‘Bob,’ heb ik toen geantwoord, ‘als ik het ooit nodig heb, laat ik het je wel weten.’ Een andere keer stond hij hier ineens voor de deur. ‘Kom’, zei hij. Ik mee. Toen zijn we naar een schietclub gegaan. Ik had nog nooit een wapen in mijn handen gehad, maar die sfeer, die geur, dat kruid, die impact van zo’n wapen. Ineens duwde hij mij een uzi in de handen. ‘Schiet’, zei hij. De terugslag van zo’n geweer is onwaarschijnlijk. Ik kan me dus wel enigszins voorstellen wat het bij een mens doet.
Jouw verhalen draaien rond veroordeelde en ontsnapte criminelen, en rond de spanningen in het FAST-team waarvan in het echte leven Martin Van Steenbrugge de commissaris is. Waarom dat specifieke onderwerp? Kwestie van een originele invalshoek te vinden?
VERMEIREN: Eerlijk? Ja. Het moet in 1999 geweest zijn, bij de presentatie van het eerste jaarrapport van het FAST. Ik zag Martin op televisie en ik dacht: dit moet ik onthouden, misschien zit hier wel iets in. Een paar jaar later zochten ze bij de VRT een opvolger voor Flikken. Mij leek het dat er wel iets zat in een reeks rond dat FAST. In thrillers of misdaadboeken heb je altijd dat vaste patroon: er is een misdrijf – meestal een moord – en het team van speurders – meestal een duo – lost die moord al dan niet op. In het geval van het FAST valt er niets meer op te lossen: de misdaden zijn bekend, de misdadiger ook, het probleem is dat hij ontsnapt is en dat hij op zijn weg naar de vrijheid meestal wel een paar andere misdrijven pleegt. De VRT was onmiddellijk enthousiast, ik heb toen twee jaar onbetaald aan dertien scenario’s gewerkt. Uiteindelijk is beslist de reeks niet te maken. Maar ik zat daar wel met al dat werk en al dat materiaal. ‘Waarom er geen boek van maken?’ heb ik uiteindelijk gedacht. Pikant detail is dat na de publicatie van Dode hoek, het tweede boek, de VRT zelf met het FAST is gaan praten om een reeks te maken. Daar heb ik wel even een stokje voor gestoken. Als ze er iets mee willen doen, zal het met mijn scenario’s zijn.
In jouw boeken schuw je de kritiek op het gerecht niet. Is dat jouw manier om wantoestanden aan te klagen?
VERMEIREN: Ik had nooit gedacht dat ik nog aan maatschappijkritiek zou doen in een boek. Ik ben het product van een generatie die aan de universiteit is grootgebracht met het idee dat de roman dood is, dat personages dood zijn en dat verhalen nergens meer toe dienen. Ik heb dat een hele tijd geloofd, je werd er dan ook bijna door geïndoctrineerd. Ik herinner me dat Walschap in de jaren zeventig zei: ‘Maar mannen, de roman is een verhaal. Punt uit. En stop met zeveren.’ Dat was toen reactionair. Ondertussen is het allemaal terug: verhaal, intrige, plot. In misdaadverhalen komt dat mooi samen. Verhaaltechnisch is iemand als Henning Mankell duizend keer sterker dan veel van de zogenaamd literaire schrijvers. En toen ik met die misdaadverhalen begon, werd ik geconfronteerd met zulk schrijnend falen van het gerecht dat ik niet anders kon dan het in mijn verhalen verwerken. Ik heb na al die jaren van intens contact met politiemensen een enorm respect voor hen en hun werk gekregen. Ik begrijp ook steeds beter hun frustraties. Als je jaren werk stopt in een onderzoek om iemand te pakken te krijgen en die dader dan doodleuk vrijgesproken ziet worden op basis van procedurefouten, dan moet je een heel groot geloof in het nut van je job hebben. Bij het FAST zeggen ze dat ook: de dag dat we er niet meer van wakker liggen dat de nabestaande van een slachtoffer achterblijft terwijl de dader in de Dominicaanse Republiek op een strand ligt, dan moeten we ermee stoppen.
Weinig mensen weten dat, maar België staat aan de top van ontsnappingen binnen Europa. Op dit moment lopen er 1300 dossiers bij het FAST en dat gaat over zware criminelen, over verkrachters, moordenaars, drugsdealers. Dat is toch hallucinant? Een jongen als Parwais Sangari wordt situ presto het land uitgezet, maar wat met al die veroordeelden in onze gevangenissen? Want objectief gezien: als je alle buitenlandse misdadigers die in de gevangenis zitten hun straf kon laten uitzitten in hun landen van herkomst, dan was een groot deel van het plaatsgebrek opgelost. Dus ja, als literatuur kan dienen om iets aan de kaak te stellen, dan heb ik er geen probleem mee om dat te doen.
Ooit haalde je een doctoraat in de letteren en werkte je aan de universiteit. De misdaadroman is het genre waar van nature vanuit academische hoek op wordt neergekeken. Heb je dat van je af moeten schudden?
VERMEIREN: Ik heb daar vooral lak aan gekregen. Ik beschouw dat doctoraat als een van de vergissingen in mijn leven. Ik betreur het niet dat ik me heb verdiept in het werk van W.F. Hermans en Wittgenstein – want daarover ging het – wel dat ik zoveel jaren heb meegedraaid in een universitair systeem waarin nogal neerbuigend werd gedaan over lectuur. Alsof een boek niet ontspannend mag zijn. Ik ben lang onder de indruk geweest van die neerbuigende houding, was ervan overtuigd dat literatuur geen vermaak kon zijn, maar wat ben ik blij dat die academische carrière niets is geworden. Om eerlijk te zijn: de eeuwige, maar zielloze discussie over wat literatuur is en wat niet interesseert me geen bal meer. Ik wil gelezen worden. Ik verdien al vijfentwintig jaar de kost met schrijven. En ja, ik heb scenario’s geschreven voor FC De Kampioenen, voor De burgemeesters, voor Witse. Ik heb daar de stiel geleerd, ik heb daar ontdekt hoe je een verhaal opbouwt, hoe je scènes opbouwt. ‘Ben je niet een beetje een hoer?’ zeggen sommige mensen dan. Maar ze vergeten wel dat zij al jaren schrijven dankzij de subsidies die ze krijgen. Ik heb één keer subsidies gekregen, daarna heb ik er nooit meer naar gevraagd. Ik wil mijn eigen geld verdienen. Dat is mijn trots.
MOORDZOMER
Knack Focus selecteerde 40 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Moordzomervanknack.be
VOLGENDE KEER
David Baldacci – Onschuldig
KOEN VERMEIREN’MIJN DOCTORAAT IN DE LETTEREN BESCHOUW IK ALS EEN VERGISSING. DE STIEL HEB IK GELEERD BIJ FC DE KAMPIOENEN, BIJ WITSE.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier