PÈRE JACQUES (DE AVONTUREN VAN EEN VADER EN ZIJN ZOON)

Op zijn 66e verrast stripgrootmeester Jacques Tardi met een nieuwe instantklassieker: Ik René Tardi, het relaas van zijn vader in een Duits krijgsgevangenenkamp. Voor Tardi een gelegenheid om nog eens te bekvechten met zijn overleden oudeheer. ‘We hebben te weinig gepraat toen het nog kon.’

Aan stripklassiekers en onderscheidingen geen gebrek op het palmares van Jacques Tardi, maar op zijn lauweren rusten is niks voor hem. De Fransman levert nog steeds constante kwaliteit en heeft met zijn favoriete thema’s een heel specifieke niche uitgebouwd. Wie aan een nieuwe strip van Tardi denkt, vermoedt onmiddellijk dat zijn fetisjstad Parijs er een rol in zal spelen. Of anders de loopgraven van WO I, waarin zijn grootvader nog ploeterde. Zelfs in de misdaadromans die hij graag in strip omzet of in zijn serie Isabelle Avondrood zijn die thema’s nooit ver weg.

Ik René Tardi, krijgsgevangene in Stalag IIB toont een nieuwe kant van zijn oeuvre. Meer dan zijn ander werk is dit eerste deel van een tweeluik een familieboek. Tardi’s hele gezin werkte eraan mee. Vrouwlief schreef de inleiding, zijn kinderen kleurden in of zochten documentatie. Ook het boek zelf komt dichter bij Tardi’s persoonlijke geschiedenis dan al zijn vorige strips. Het hoofdpersonage is Tardi’s eigen vader, die de hele Tweede Wereldoorlog doorbracht in een Duits krijgsgevangenenkamp, een stalag. Op vraag van zijn zoon pende hij voor zijn dood, in 1986, die ervaring neer. De hele onderneming doet wat denken aan Maus van Tardi’s generatiegenoot Art Spiegelman, ook een strip van een zoon over de kampbelevenissen van zijn vader. Tardi vindt de vergelijking vergezocht. ‘Ecoute, er moeten duizenden mensen zijn die een film of een boek hebben gemaakt over het oorlogsverleden van hun vader. Ik heb Spiegelman wel gekend in de periode toen hij zijn vader in de suburbs ging opzoeken om hem te interviewen over zijn tijd in Auschwitz. Maar dat heeft me niet beïnvloed. Mijn vader vertelde gewoon erg vaak over zijn periode in gevangenschap. Ik heb hem in de jaren tachtig eens gevraagd om alles chronologisch op te schrijven, want hij herhaalde altijd dezelfde anekdotes. Ik wilde vooral antwoord op één vraag: waarom had hij al in 1937 vrijwillig dienst genomen in het leger? Hij heeft er drie schriftjes over vol geschreven. Ik nam me voor dat ik er ooit een strip over zou maken en de schriftjes belandden in een rek. Misschien heb ik te lang gewacht om ermee aan de slag te gaan.’

Met de schriftjes als rode draad heeft Tardi nu, een kwarteeuw later, toch de oorlogstijd van zijn vader gereconstrueerd: hoe René samen met een andere soldaat moederziel alleen in een tank rondzwierf en een vijandelijke tank afschoot, hoe hij nadien gevangengenomen werd en samen met veel andere Fransen werd afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp nabij Czarne, in het huidige Polen. In het boek lijkt Tardi niet altijd tevreden met de uitleg die zijn vader levert. Zeker niet over zijn keuze om in het leger te gaan. ‘We hebben te weinig gepraat toen het nog kon: op sommige van mijn vragen kwam in de schriften geen antwoord. Hij zei altijd dat hij dienst had genomen omdat er in 1937 al geruchten waren over een naderende oorlog met de Duitsers. Het was zijn eigen voorbereiding op een potentieel conflict. Hij wilde liever een goed uitgeruste soldaat zijn dan een oorlog te moeten ondergaan als burger. Misschien nam hij dienst om te ontsnappen aan zijn eigen tirannieke vader. Bovendien was hij enorm geboeid door mechaniek. De uitlaatgassen en het lawaai van de tanks moeten voor hem bijzonder interessant zijn geweest. (monkellachje) De school waar mijn vader studeerde, had ook een aantal Joodse kinderen opgevangen die uit Duitsland gevlucht waren. Vader had dus al concrete ervaring met de gevolgen van het nazisme.’

In Ik René Tardi voert zoon Jacques zichzelf als personage op, alsof hij nog een rekening te vereffenen had met zijn overleden verwekker. Hij beeldt zichzelf af als een adolescent in korte broek. Vanaf de eerste pagina’s knettert het tussen vader en zoon. Tardi en autobiografie, dat leek voordien nochtans helemaal niet te rijmen. ‘Vertellen over het leven van alledag heeft me nooit geïnteresseerd. Ik word er niet warm van als een stripauteur me vertelt over zijn scheiding of over zijn eerste kind. Maar het verhaal van mijn vader is toch buitengewoon. Het omvat de hele oorlog, maar ook de ervaringen van de krijgsgevangenen. Waarschijnlijk hebben ze allemaal iets vergelijkbaars meegemaakt. Uiteraard had mijn vader een heel persoonlijke kijk op de zaak. Om alles goed te kunnen plaatsen, moest ik mijn vader een tegenspeler geven die hem van repliek kon dienen. Daarvoor koos ik mezelf als adolescent. Dat is een soort spook, want ik was nog niet geboren in de periode waarin het verhaal zich afspeelt. In het vervolg ben ik wel verplicht mezelf echt te tekenen. Ik ben geboren in 1946, dus je zult me in het tweede deel zien in een wieg of koets. Ik wil met de strip doorgaan tot in 1952-1953, toen mijn vader opnieuw naar Duitsland moest, als deel van de bezettingsmacht.

‘Dat tweede verblijf in Duitsland is de ultieme ironie van het lot. De bitterheid van mijn vader werd er nog aangewakkerd. Hij was woedend over de incompetentie van de Franse officieren. Toch bleef hij in het leger. In mijn adolescentie was dat een voortdurende bron van conflict tussen ons. Ik kon niet begrijpen dat hij soldaat gebleven was. Maar we hebben er nooit een diepgaand gesprek over gehad. Hij was geen gemakkelijke man om mee te praten.

Nog een verklaring voor de bitterheid van zijn vader: ‘Bij hun terugkeer werden de gevangenen in Frankrijk zeker niet met open armen ontvangen. De soldaten die terugkwamen, waren overwonnenen en de echte helden zaten in het verzet. Bovendien waren ondertussen de verhalen over de uitroeiingskampen bekend geraakt. De krijgsgevangenen vonden dus dat ze niet het recht hadden publiekelijk te klagen over wat ze hadden doorgemaakt. Hoewel de krijgsgevangenen met velen waren, keerden ze haast anoniem terug. Door het contrast met de uitroeiingskampen leken de stalags voor anderen haast vakantiekampen. Al hun frustraties moesten ze dan maar zelf te boven komen, of – zoals mijn vader deed – afreageren op hun omgeving. Ik ben enige zoon en heb dus tot mijn 16 of 17 jaar – toen ik het huis verliet – de tirades van mijn vader moeten aanhoren. Het begon met woede tegen de legerleiding, maar hij breidde zijn doelgroep al snel uit tot ambtenaren, leerkrachten, maar ook de boeren die aardappels verkocht hadden aan de Wehrmacht.’

Voor zijn omgeving werd vader René dus een pest, al lijkt zijn zoon hem na al die jaren te begrijpen. ‘Mijn moeder heeft meer afgezien met mijn vader dan ik. Toen hij terugkwam uit het kamp, heeft hij een hele tijd op het bedmatje geslapen, omdat hij de matras te zacht vond. Hij was ook grof en gewelddadig geworden. Na de oorlog werden veel huwelijken gevierd. Mijn vader had zo lang geen alcohol meer gekregen dat hij heel snel dronken werd. Dan begon hij te vechten. Ik begrijp hoe mijn vader zo was geworden. De krijgsgevangenen hadden zwaar afgezien. Ze hadden jarenlang honger geleden. Mijn vader was al zijn tanden kwijt en hij had een bevroren oor. Ook fysiek was zijn tijd als krijgsgevangene dus niet zonder consequenties gebleven.’

Tardi lijkt zich haast te verontschuldigen dat hij een strip maakt over zijn vader. Hij is zo op dreef dat hij nog doorgaat nadat ons gesprek al officieel beëindigd is. ‘Ik ben niet van plan om hier nog 180 jaar mee door te gaan, hoor. Alleen tot die tweede periode in Duitsland. Of misschien tot hij het leger verlaat. Dat zou de cirkel mooi rond maken. Wat vind jij?’

IK RENÉ TARDI, KRIJGSGEVANGENE

IN STALAG IIB

Uit bij Casterman

DOOR GERT MEESTERS

JACQUES TARDI – ‘TOEN MIJN VADER TERUGKWAM UIT DE STALAGS HEEFT HIJ EEN HELE TIJD OP HET BEDMATJE GESLAPEN, OMDAT HIJ DE MATRAS TE ZACHT VOND. HIJ WAS OOK GROF EN GEWELDDADIG GEWORDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content