P.B. GRONDA, schrijver van onder meer Onder vrienden en Straus Park, duikt elke week in de populaire cultuur.
Ryan Adams heeft een nieuwe plaat. Dat is intussen zijn tweehonderdste, ongeveer. Wordt veertig volgende maand, Ryan Adams. Had tegen zijn dertig wel al genoeg nummers geschreven om te kunnen stoppen voor de rest van zijn leven. Dat bedoel ik niet in de gemakkelijke betekenis van genoeg geld hebben om van intresten te kunnen leven. Wel in de zin van genoeg schoonheid geschapen te hebben om er voor altijd bij te blijven horen, wat er daarna ook gebeurt. Maakte ook mindere platen, dat zeker. Maar schreef toch vooral nummers zoals Call Me on Your Way Back Home toen hij halverwege de twintig was. Luister daar maar eens naar, op een gewone donderdag of zo. Dan weet je het wel.
Toch schreef Ian Crouch van The New Yorker een stuk met de titel ‘Too Much Ryan Adams?’, over de vraag: hoeveel liefdesliedjes kun je schrijven voor ze allemaal hetzelfde gaan klinken?
Dat is vast een terechte vraag. De zeer menselijke fout die Ian al dan niet bewust maakt, is natuurlijk dat die bedenking veel meer over hem zegt dan over de besproken muziek. We vinden tenslotte de muziek die we nodig hebben.
En dan zie ik die dj’s over hun laptops hangen en doen alsof ze het ter plekke uitvinden. Dan kan ik niet anders dan mezelf mijmerend de vraag te stellen: is het dan allemaal finaal naar de kloten?
Misschien wel.
Ik weet het niet. Maar we moeten natuurlijk geloven dat het beste nog moet komen, anders is heel de zin van de mensheid, namelijk vooruitgang door aanpassing tot het licht plots uitgaat, wel dik verloren.
Dus laten we ervan uitgaan dat het beste inderdaad nog moet komen. Dat we niet stilaan aan het evolueren zijn naar een internetwereld waarin de fysieke mens kaal is, proteïnepap eet en gekleed gaat in kleurloze uniformen.
Abercrombie & Fitch besloot deze zomer de logo’s van zijn kleding te halen. Namelijk omdat jongeren volgens hun marktonderzoek vandaag andere – online… natuurlijk online – manieren hebben om zichzelf uit te drukken.
Vroeger was het simpel. Ofwel droeg je oude combatschoenen en zwarte T-shirts van grungebands en was je dus oké, ofwel was je een johnny met een jas van Zino & Judy.
Het is een opluchting om vast te stellen dat je niet meer mee bent. Dat je kunt toegeven: wat die zotten doen, met hun dj’s en hun quinoadieetjes en hun 34 met elkaar verbonden sociale netwerken… ten eerste snap ik het niet, en ten tweede wil ik het niet snappen.
Want alles mag wel snel gaan, en we kunnen ouder worden en alles proberen te analyseren en tegen elkaar doen alsof we het allemaal met de afstand bekijken die de wereld 2.0 lijkt te eisen, maar op een bepaald moment wil je geen vragen meer stellen, laat staan beantwoorden. Te veel Ryan Adams? Misschien wel. ‘Honey, I ain’t nothing new’, zingt hij. En dat is waar. Hij vindt Dylan niet opnieuw uit en de smerige trucs van de liefde hebben ook niet de neiging heel hard te veranderen door de eeuwen heen. Je bent al lang blij als iemand zoals Ryan dat ook begrepen heeft.
Hopelijk maken al die top-dj’s schone liefdesplaten binnen dit en vijftien jaar.
P.B. GRONDA
TE VEEL RYAN ADAMS? MISSCHIEN WEL.’HONEY, I AIN’T NOTHING NEW’, ZINGT HIJ. EN DAT IS WAAR.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier